Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:446, C/02/430711 / HA RK 25-3 (E)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:446, C/02/430711 / HA RK 25-3 (E)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 28 januari 2025
- Datum publicatie
- 30 januari 2025
- Annotator
- Zaaknummer
- C/02/430711 / HA RK 25-3 (E)
- Relevante informatie
- Art. 8:15 Awb
Inhoudsindicatie
Wraking - beslissing om verzoekers beroep op zitting te behandelen betreft een procesbeslissing - onwelgevallige eerdere uitspraak - verzoek kennelijk ongegrond.
Uitspraak
uitspraak
Wrakingskamer
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/430711 / HA RK 25-3
Beslissing van 28 januari 2025 op het wrakingsverzoek van:
[verzoeker] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
verder te noemen verzoeker,
procederend in persoon.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- -
-
het wrakingsverzoek van 9 januari 2025 gericht tegen mr. Boersma , in zijn hoedanigheid van rechter van deze rechtbank;
- -
-
het e-mailbericht van 15 januari 2025 van mr. Boersma , waarin hij meedeelt niet in de wraking te berusten;
- -
-
de e-mailberichten van verzoeker van 15 januari en 18 januari 2025 aan de wrakingskamer;
- -
-
de processtukken zoals opgenomen in het dossier in de hoofdzaak met zaaknummer BRE 24-7980.
2 Het verzoek
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, mr. Boersma (hierna: de rechter), belast met de behandeling van het beroep van verzoeker in de procedure met zaaknummer BRE 24-7980 (hierna: de hoofdzaak).
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.
3 De feiten en de gronden van het wrakingsverzoek
Verzoeker heeft op 26 november 2024 een beroepschrift ingediend. Op 24 december 2024 heeft verzoeker een brief van de rechtbank ontvangen, waarin staat dat het beroep op de zitting van 26 maart 2025 door de rechter wordt behandeld. Verzoeker wordt opgeroepen om in persoon te verschijnen of zich te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
Verzoeker kan zich niet vinden in de beslissing om zijn beroep op zitting te behandelen. Op 24 december 2024 verzocht hij om dupliek van de inspecteur van de belastingdienst of om sluiting van het onderzoek, gevolgd door een uitspraak van de rechtbank op zijn beroep. Op 1 januari 2025 heeft verzoeker aan de rechter verzocht om een verschoningsverzoek in te dienen.
Op 9 januari 2025 heeft de rechtbank aan verzoeker meegedeeld dat de rechter geen reden ziet voor indiening van een verschoningsverzoek. Vervolgens heeft verzoeker op dezelfde datum een wrakingsverzoek tegen de rechter ingediend.
Verzoeker legt aan zijn wrakingsverzoek, kort samengevat, ten grondslag dat de rechter in een eerder beroep van verzoeker al uitspraak heeft gedaan.1 Verzoeker is het niet eens met de inhoud van die eerdere uitspraak. Daarnaast stelt verzoeker dat het plannen van een (dwang)zitting om zijn beroep te behandelen alleen ten voordele komt van de inspecteur van de belastingdienst.