Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:691, BRE 23/11673 en 23/11674
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:691, BRE 23/11673 en 23/11674
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 10 februari 2025
- Datum publicatie
- 13 februari 2025
- Annotator
- Zaaknummer
- BRE 23/11673 en 23/11674
- Relevante informatie
- Art. 3.20 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV en Zvw 2019. IB onderneming en bijtelling ter beschikking gestelde auto. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privedoeleinden is gebruikt. Ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/11673 en BRE 23/11674
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 8 november 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2019 is het belastbaar inkomen uit werk en woning bepaald op € 41.917. Bij het opleggen van de aanslag Zvw 2019 is het bijdrage-inkomen eveneens vastgesteld op € 41.917.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslag IB/PVV 2019 verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.627. De aanslag Zvw 2019 is overeenkomstig verminderd naar een bijdrage-inkomen van € 40.627.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen zijn op 10 september 2024 middels een digitaal bericht uitgenodigd voor de zitting op 21 november 2024 om 10.30 uur. Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat belanghebbende op 10 september 2024 om 9.47 digitaal een notificatie heeft ontvangen van deze uitnodiging.
Belanghebbende heeft op 11 november 2024 een nader stuk ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Belanghebbende is niet verschenen.
Zoals volgt uit 1.4 is de uitnodiging voor de zitting op 10 september 2024 digitaal aan belanghebbende uitgereikt onder vermelding van dag, tijdstip en plaats. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Omdat de uitnodiging voor de zitting tijdig en op de juiste wijze aan belanghebbende is verzonden en door hem is ontvangen, heeft de rechtbank aanleiding gezien het onderzoek ter zitting doorgang te laten vinden.