Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:871, BRE 23/3082 tot en met BRE 23/3087
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:871, BRE 23/3082 tot en met BRE 23/3087
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 februari 2025
- Datum publicatie
- 28 februari 2025
- Annotator
- Zaaknummer
- BRE 23/3082 tot en met BRE 23/3087
- Relevante informatie
- Art. 8:29 Awb
Inhoudsindicatie
8:29 Awb, geheimhoudingskamer
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3082 tot en met BRE 23/3087
[belanghebbende] B.V. c.s, gevestigd te [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. M. Hendriks),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Het verzoek
1. De inspecteur heeft bij brief van 8 augustus 2024 (de brief) een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan. De inspecteur heeft daarbij een gesloten enveloppe overgelegd met stukken die hij (deels) geheim wil houden. In de envelop is kortgezegd aanwezig (een geschoonde en ongeschoonde versie van):
- -
-
i) een vijftal emailberichten,
- -
-
ii) een intern memo,
- -
-
iii) een aantal klikbrieven en correspondentie met en over klikkers,
- -
-
iv) een document getiteld “verloop controle [naam 1] / onderzoek [naam 2] ”,
- -
-
v) een nadere toelichting van de inspecteur op het verzoek om geheimhouding.
De inspecteur heeft in de brief het verzoek toegelicht en heeft ten aanzien van de stukken onder (i) en (ii) als gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb aangevoerd dat hij recht heeft op vrijheid en vertrouwelijkheid van intern beraad, dat sommige geheimgehouden passages informatie van derden bevatten en verder geheimgehouden passages geen feitelijke informatie bevatten. Ten aanzien van de klikbrieven en correspondentie met en over klikkers (iii) heeft de inspecteur toegelicht dat hij vreest voor aantasting van lijf en leden indien op enigerlei wijze de naam van de schrijvers van de klikbrieven bekend worden bij (de aandeelhouder van) belanghebbende.
De geheimhoudingskamer heeft een afschrift van de brief aan belanghebbende verstrekt en haar in de gelegenheid gesteld om op het verzoek van geheimhouding van de inspecteur te reageren. Bij brief van 1 november 2024 heeft belanghebbende gereageerd op dat verzoek en aangegeven niet akkoord te gaan met geheimhouding.
Vervolgens heeft de geheimhoudingskamer de inspecteur verzocht om aan te geven waarom het document getiteld “verloop controle [naam 1] / onderzoek [naam 2] ” (iv) ook geheim dient te blijven. Bij brief van 2 december 2024 heeft de inspecteur aangegeven dat dat stuk reeds in de hoofdzaak is verstrekt en belanghebbende derhalve over dat stuk beschikt. De geheimhoudingskamer begrijpt uit die reactie dat de inspecteur ten aanzien van het document getiteld “verloop controle [naam 1] / onderzoek [naam 2] ” geen beroep op geheimhouding (meer) doet en heeft daarom de brief van de inspecteur van 2 december 2024 met bijlage aan belanghebbende ter beschikking gesteld.
Verder begrijpt de geheimhoudingskamer dat de inspecteur ten aanzien van (v) de nadere toelichting van de inspecteur op het verzoek om geheimhouding, wenst dat belanghebbende van die nadere toelichting geen kennis neemt, gelet op de gedetailleerde gegevens die in die toelichting worden genoemd. De geheimhoudingskamer heeft die nadere toelichting niet doorgezonden naar belanghebbende. Dat heeft tot gevolg dat belanghebbende van die toelichting geen kennis heeft kunnen nemen, en daar dus ook niet op heeft kunnen reageren. Om die reden zal de geheimhoudingskamer die nadere toelichting in haar beoordeling geheel buiten beschouwing laten, en het verzoek om geheimhouding uitsluitend beoordelen op basis van de motivering van de inspecteur die belanghebbende heeft bereikt (de brief). De geheimhoudingskamer merkt hier nog het volgende bij op. De inspecteur heeft ervoor gekozen om de nadere toelichting vorm te geven als een verzoek om geheimhouding, net als de brief. Deze nadere toelichting is gelijktijdig met de brief aan de rechtbank verzonden en ook heeft de inspecteur een instructie toegevoegd welk stuk aan belanghebbende kon worden gezonden. De geheimhoudingskamer beschikt dus nu over twee verschillende versies van het verzoek. De geheimhoudingskamer vindt deze handelwijze uiterst ongelukkig en verzoekt de inspecteur voortaan in het verzoek de toelichting op te nemen zoals ook bekend kan worden gemaakt aan belanghebbende. Een nadere toelichting die de inspecteur geheim wenst te houden voor belanghebbende dient de inspecteur apart toe te zenden zodat duidelijk is dat de geheimhoudingskamer hierover separaat een beslissing dient te nemen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, beoordeelt de geheimhoudingskamer hierna uitsluitend het verzoek om geheimhouding dat ziet op (delen van):
- -
-
i) een vijftal emailberichten,
- -
-
ii) een intern memo,
- -
-
iii) een aantal klikbrieven en correspondentie met en over klikkers.