Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:97, BRE 24/1901
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:97, BRE 24/1901
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 10 januari 2025
- Datum publicatie
- 29 januari 2025
- Annotator
- Zaaknummer
- BRE 24/1901
- Relevante informatie
- Art. 15 Wet OB 1968, Art. 67c AWR
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag omzetbelasting. Belanghebbende is een besloten vennootschap en verricht haar activiteiten vanuit een kantoorruimte die is gelegen naast de privéwoning van haar DGA. Aan belanghebbende zijn door een hovenier facturen gestuurd in verband met de aanleg van een deel van de tuin en de bestrating. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de hovenier niet met belanghebbende, maar met de DGA in privé een rechtsbetrekking is aangegaan op grond waarvan de hovenier de prestatie heeft verricht. Omdat belanghebbende geen afnemer van de prestatie van de hovenier is geweest betekent dit dat belanghebbende de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet in aftrek kon brengen. Er is geen sprake van een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld zodat de boete in stand blijft.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1901
[belanghebbende] BV, uit [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 januari 2024.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021 een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 2.968 opgelegd (de naheffingsaanslag) en daarbij € 176 aan belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking). De inspecteur heeft ook een verzuimboete van € 296 aan belanghebbende opgelegd (de boete).
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben gemachtigde en de inspecteur deelgenomen. Namens de inspecteur zijn mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] verschenen.