Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:98, BRE 20/6806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:98, BRE 20/6806

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
10 januari 2025
Datum publicatie
20 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:98
Zaaknummer
BRE 20/6806
Relevante informatie
Art. 37e Wet OB 1968, Art. 52 AWR, Art. 47 AWR, Art. 52a AWR

Inhoudsindicatie

Artikel 37e Wet OB; artikel 27e, eerste lid, AWR.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 20/6806

[belanghebbende] h.o.d.n. [handelsnaam] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 24 april 2020.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd naar een belastingbedrag van € 66.259 (de naheffingsaanslag), waarbij een bedrag van € 13.365 aan belastingrente in rekening is gebracht (de belastingrentebeschikking).

1.2.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. Het belastingbedrag in de naheffingsaanslag is verminderd tot € 54.750 en de in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot € 11.044.

1.3.

De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.4.

Belanghebbende werd ten tijde van het indienen van het beroepschrift vertegenwoordigd door een professionele gemachtigde. De gemachtigde heeft zich bij brief van 9 februari 2021 teruggetrokken.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2024 op zitting behandeld. Namens belanghebbende is niemand verschenen. Namens de inspecteur heeft deelgenomen mr. [inspecteur] .

1.6.

De rechtbank heeft de uitnodiging voor de zitting verzonden aan het laatst bij de rechtbank bekende adres van belanghebbende, zijnde [adres 1] te [plaats 1] (Rusland). Omdat de rechtbank in het procesdossier aanwijzingen heeft gevonden dat dit niet (langer) het juiste adres is van belanghebbende, heeft de rechtbank geprobeerd om met belanghebbende in contact te komen via een e-mailbericht aan een e-mailadres dat voorkomt in het procesdossier. Ten slotte is op 6 september 2024 een oproep voor de zitting geplaatst in de Staatscourant.1

1.7.

Op 10 oktober 2024 heeft belanghebbende een e-mailbericht aan de rechtbank gestuurd. Hierin verzoekt hij om verdaging van de zitting.

1.8.

De rechtbank heeft het verzoek om verdaging van de zitting op 16 oktober 2024 afgewezen door middel van een beveiligd e-mailbericht in reactie op het e-mailbericht van belanghebbende van 10 oktober 2024.

1.9.

Belanghebbende heeft op 16 oktober 2024 een tweetal e-mailberichten aan de rechtbank verzonden, waarin hij aangeeft dat hij het e-mailbericht van de rechtbank van 16 oktober 2024 als niet-ontvangen en ongelezen beschouwd omdat hij niet akkoord gaat met de privacyverklaring van het programma Zivver, waarmee de rechtbank het e-mailbericht heeft verzonden.

1.10.

Op 17 oktober 2024 heeft de rechtbank de afwijzing van het verdagingsverzoek nogmaals door middel van een regulier e-mailbericht aan het e-mailadres van belanghebbende verzonden.

1.11.

De rechtbank is van oordeel dat zij de in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om belanghebbende uit te nodigen voor de zitting (zie ook hierna in overweging 5.1.). De rechtbank acht de uitnodiging om op zitting te verschijnen daarom ook tijdig en op de juiste manier aan belanghebbende aangeboden. De zitting heeft daarom plaatsgevonden zonder de aanwezigheid van belanghebbende. Van hetgeen besproken is tijdens de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Totaal € 280.716, 82

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep