Raad van State, 21-12-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3389, 201507994/1/A2
Raad van State, 21-12-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3389, 201507994/1/A2
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 21 december 2016
- Datum publicatie
- 21 december 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2016:3389
- Zaaknummer
- 201507994/1/A2
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 10 mei 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag aan [appellant] over 2011 naar € 28.324,00 herzien.
Uitspraak
201507994/1/A2.
Datum uitspraak: 21 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 september 2015 in zaak nr. 14/3612 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag aan [appellant] over 2011 naar € 28.324,00 herzien.
Bij besluit van 28 januari 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag aan [appellant] over 2011 naar € 27.921,00 herzien.
Bij besluit van 2 mei 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het tegen de besluiten van 10 mei 2013 en 28 januari 2014 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 15 mei 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag aan [appellant] over 2011 herzien en op nihil gesteld.
Bij besluit van 16 mei 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag aan [appellant] over 2011 definitief vastgesteld op nihil.
Bij uitspraak van 11 september 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2016, waar [appellant], vergezeld van [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, werkzaam aldaar, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in eerste instantie voor het berekeningsjaar 2011 voorschotten kinderopvangtoeslag aan [appellant] toegekend, maar deze nadien verlaagd. Daartegen is [appellant] in rechte opgekomen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft vervolgens het voorschot op nihil gesteld en heeft uiteindelijk het recht op kinderopvangtoeslag definitief op nihil vastgesteld. Het geschil betreft aldus de vraag of [appellant] recht heeft op kinderopvangtoeslag voor het jaar 2011. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat [appellant] geen recht heeft op kinderopvangtoeslag over 2011, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij de eigen bijdrage heeft betaald.
[appellant] heeft op 11 juni 2015 medegedeeld dat hij de eigen bijdrage alsnog heeft betaald en heeft op 1 juli 2015 betaalbewijzen overgelegd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich naar aanleiding daarvan nader op het standpunt gesteld dat [appellant] de eigen bijdrage niet tijdig heeft betaald.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op dit standpunt heeft gesteld, nu de betalingen van de eigen bijdrage vier jaar na het toeslagjaar zijn verricht.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij geen aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag over 2011. Daartoe voert hij aan dat de jaaropgaven van het gastouderbureau niet juist waren en dat daarom de hoogte van de eigen bijdrage niet bekend was. Inmiddels is de eigen bijdrage bekend en heeft hij betaald. Hij kan er niets aan doen dat de eigen bijdrage eerder niet bekend was. Bovendien is hij niet te laat met het betalen van de eigen bijdrage, want er zijn nog geen vijf jaren verstreken.
2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraken van 20 november 2013 en 30 maart 2016; ECLI:NL:RVS:2013:2006 en ECLI:NL:RVS:2016:827), brengen de achtergrond van de regeling voor het toekennen van kinderopvangtoeslag en het verstrekken van voorschotten daarvoor mee dat alle verschuldigde kosten voor kinderopvang daadwerkelijk ten tijde van die opvang of uiterlijk kort daarna dienen te worden voldaan. Daargelaten binnen welke termijn de betaling van de verschuldigde kosten exact dient te geschieden, is de betaling in 2015 van de deel van de kosten voor het toeslagjaar 2011 in ieder geval te laat om aan dit jaar te kunnen worden toegerekend. Anders dan [appellant] heeft betoogd, valt niet in te zien waarom hij niet in 2011 alle kosten heeft voldaan. Op de door [appellant] overgelegde factuur voor de maand januari 2011 staat vermeld dat hij een eigen bijdrage van € 330,00 is verschuldigd. Dat dat deel van de kosten nadien zou zijn gewijzigd als gevolg van een fout van het gastouderbureau, wat daar ook van zij, betekent niet dat die kosten geheel onbekend waren en hij niet alle kosten was verschuldigd.
Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2011 terecht op nihil heeft gesteld.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Rijsdijk
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2016
705.