NTFR 2002/1429 - Onder de mest bedolven

NTFR 2002/1429 - Onder de mest bedolven

mJR
mr. J.B.H. RöbenVice-president Hof Arnhem.
Bijgewerkt tot 10 oktober 2002

na lang een lang gevecht met de inspecteur over de fors uitgevallen aanslag vennootschapsbelasting van uw cliënt ontvangt u, als gemachtigde, de uitspraak op het bezwaarschrift. De aanslag wordt gehandhaafd. Wat nu? Accepteren, of toch nog maar eens proberen bij de belastingrechter?

U overlegt met uw cliënt. Deze voelt eigenlijk weinig voor procederen. Dat schept nieuwe onzekerheid en is kostbaar. Bovendien duurt procederen lang. U weet uw cliënt toch te overtuigen en stelt beroep in bij de belastingkamer van het gerechtshof. Per kerende post ontvangt u een ontvangstbevestiging en een nota voor het griffierecht. Dat is nog eens een snelle reactie! Echter … in de ontvangstbevestiging heeft de griffier van het hof ook vermeld, dat vanwege de grote toestroom van zaken de behandeling van de zaak van uw cliënt nog geruime tijd op zich kan laten wachten. Wat die toestroom van zaken behelst, wordt er niet bij vermeld.

Plotseling herinnert u zich weer de krantenkoppen in het voorjaar. Op 4 april 2002 kopte De Telegraaf: 'Huisbezitters leggen gerechtshoven lam'. Volgens de persraadsheer van het gerechtshof Leeuwarden in het krantenartikel 'puilen de dossiers letterlijk uit de kasten. Alle belastingkamers van de gerechtshoven in Nederland kampen met dit probleem. De politiek is blind voor de problemen.' Dat andere hoven inderdaad met dezelfde problemen kampen, lezen we een dag later in het Algemeen Dagblad. Een rondje van deze krant langs de belastingkamers van de gerechtshoven leverde het volgende op. Gerechtshof Arnhem: 'Er is een WOZ–golf. Maar we hebben onlangs zeven raadsheren aangetrokken om ze allemaal af te handelen.' Een zegsvrouw bij het gerechtshof 's–Hertogenbosch: 'Extra personeel trekt het hof niet aan. We behandelen alle zaken in volgorde van binnenkomst.' De voorzitter van de belastingsector van het gerechtshof 's–Gravenhage deelt mee: 'We willen in vier jaar ermee klaar zijn.' U durft uw cliënt, die graag snel zekerheid over zijn aanslag vennootschapsbelasting wil hebben, dit alles nauwelijks te vertellen.

Op 29 mei 2002 antwoordt de minister van Financiën op vragen van Tweede–Kamerleden over de stroom van WOZ–beroepschriften. 'De gerechtshoven hebben vanaf 2000 er structureel € 1 miljoen bij gekregen en een tijdige afhandeling van alle (andere) belastingzaken is gewaarborgd', luidt de geruststellende mededeling van de minister. U hebt zo uw twijfels, want u hebt al een tijd niets meer van de griffier van het gerechtshof vernomen.

Het aantal beroepschriften bij de belastingkamers van de gerechtshoven beweegt zich al jaren rond de 20.000 per jaar. Of dat veel is, weet ik niet. Afgezet tegen de jaarlijks terugkerende vele miljoenen fiscale heffingsmomenten waarbij bezwaar of beroep mogelijk is, lijkt dat aantal niet veel. Het is in ieder geval een prijs van de democratie. Echter … een aantal ontwikkelingen zorgt ervoor dat de belastingrechtspraak dichtslibt. Ik noem er enkele.

De Belastingdienst werpt zich in toenemende mate op als specialist voor de uitvoering van allerlei regelingen van andere departementen. Dat zijn dikwijls regelingen die weinig of niets met belastingheffing te maken hebben. Kennelijk is dat, omdat die andere departementen daarvoor moeten betalen, voor de Belastingdienst een lucratieve bezigheid. Voor het gemak maakt men bij het uitvoeren van die andere regelingen gebruik van het instrumentarium van de AWR. Dat is een goed systeem. Gevolg is wel dat alle beroepen over kwesties die weinig of niets met echte belastingheffing te maken hebben nu ook bij de belastingrechter terecht komen. Deze rechter houdt zich naast de reeds genoemde massale waardevaststelling van woningen nu ook intensief bezig met vaststelling van rekenvermogens voor huursubsidie, zelfstandigen wel of niet in het ziekenfonds, uitkering van energiepremies voor de aanschaf van een koelkast of een wasmachine, regulerende mestheffingen, enzovoort. De fikse aanslag vennootschapsbelasting van uw cliënt ligt dus onderop in een grote en zeer gevarieerde stapel 'allerhande'.

Dan de WOZ zelf. De parel onder het maar steeds toenemende grote aantal zaken van lagere overheden, waarover de belastingrechter zich mag buigen. Bij de invoering van de WOZ liet de regering ons in de parlementaire stukken weten dat die invoering de taak van de belastingrechtspraak niet zou verzwaren. Dat is dus een gigantische misser gebleken. Momenteel ligt eens per vier jaar elk gerechtshof ongeveer een jaar plat voor de behandeling van WOZ–zaken. De waarde van de eigen woning blijkt voor velen een te emotioneel aangrijpingspunt voor belastingheffing. In de rechtszaal vloeit menigmaal een traan. Het vaststellen van de waarde van een woning heeft niets te maken met de eigenlijke belastingheffing. De berechting van die geschillen kan net zo goed geschieden door een andere rechter, bijvoorbeeld de sector bestuursrecht van de rechtbank. De hoven worden dan ontlast en kunnen zich weer aan het op tijd berechten van echte fiscale geschillen wijden. Ten onrechte is krampachtig vastgehouden aan het behandelen van deze zaken door de belastingkamers van de gerechtshoven. Rechtbanken hebben door onteigeningsprocedures, planschadevergoedingen, huurcommissiezaken en dergelijke bovendien meer ervaring met onroerende zaken. Invoering van waardeklassen voor woningen, een goede taxatie éénmaal per tien jaar gevolgd door een betrouwbare jaarlijkse wettelijk geregelde index en overheveling van de uitvoering naar de Belastingdienst kan verder kou uit de lucht halen. Afschaffen van de OZB voor woningen en daarmee grotendeels van de WOZ, zoals de huidige regering belooft, is nog mooier. De afhandeling van de aanslag vennootschapsbelasting van uw cliënt zou er overigens bij gebaat zijn. Die afschaffing moet ik overigens eerst nog zien gebeuren. De gemeentelobby is in het parlement goed vertegenwoordigd.

Levert het creëren van twee feitelijke instanties voor belastingrechtspraak dan een oplossing? De wijziging in de Wet op de Rechterlijke organisatie is in 2001 al door het parlement aangenomen. De minister van Justitie hoeft alleen nog maar een invoeringsdatum te bepalen. De laatste berichten zijn dat de huidige regering het allemaal te duur vindt. Het is weliswaar zo dat in de rechtspraak een stroming op gang komt die zegt dat een fiscale boete in twee feitelijke instanties moet worden behandeld, maar nog niet alle geleerden zijn het daarover eens. Zorgelijk is wel dat de belastingrechter fiscale boetes verlaagt enkel en alleen omdat de zaak te lang blijft liggen, waardoor strijd ontstaat met de 'redelijke termijn' van art. 6 EVRM. Invoering van twee feitelijke instanties voor de belastingrechtspraak geeft ongetwijfeld voor een aantal zaken de mogelijkheid van kwaliteitsverbetering. Fouten en onvolkomenheden kunnen in hoger beroep worden hersteld. Of de gemiddeld procederende belastingbetaler op twee feitelijke instanties en dus nog langduriger procederen zit te wachten, blijft voor mij echter de vraag. Verschuiving van de problemen maakt niet dat het korter gaat duren. En als je als politicus moet kiezen tussen meer blauw op straat, beter onderwijs voor je kinderen of een kostbare tweede feitelijke instantie voor belastingzaken, lijkt de keus niet moeilijk. Efficiënter organiseren en een tussenoplossing vinden voor een tweede berechting van boetekwesties lijkt nuttiger.

O ja, ik zou het bijna vergeten. Het Bureau mestheffingen te Assen heeft zojuist laten weten dat er nog een fiks aantal naheffingsaanslagen mestheffing over oudere jaren opgelegd gaat worden. Men verwacht veel boerenprotest en dus ook veel beroepen. Helaas, de aanslag vennootschapsbelasting van uw cliënt moet dus nog even wachten. Het dossier is inmiddels onder de mest bedolven.