NTFR 2003/1830 - Weg met de kilometeradministratie
NTFR 2003/1830 - Weg met de kilometeradministratie
Een pleidooi voor afschaffing van de tegenbewijsregeling in het autokostenforfait.
Zaak 1:
Belanghebbende: Ik begrijp niet waarom mijn kilometeradministratie wordt verworpen.
Inspecteur: Belanghebbende noteert voor een vaste rit telkens als afstand 53,7 kilometer. Dat kan nooit zo afgelezen zijn van de kilometerteller. In de praktijk is er altijd enige variatie. Ik concludeer dat belanghebbende achteraf het gewenste aantal kilometers heeft genoteerd.
Belanghebbende: Dat is niet waar, kan ik het helpen dat de afstand hetzelfde is gebleven?
Inspecteur: Volgens de routeplanner is de werkelijke afstand 55 kilometer.
Belanghebbende: En volgens mijn kilometerteller is het constant 53,7 kilometer. Die routeplanner deugt niet.
Zaak 2:
(andere partijen)
Inspecteur: De kilometeradministratie deugt niet. Voor de ritten tussen woning en werk worden steeds andere afstanden genoteerd. De ene dag is het 35,6 kilometer en de andere dag is het 34,9. Dat kan niet kloppen. Ik heb de indruk dat belanghebbende invult wat hij nodig heeft om zijn privé–ritten te maskeren.
Belanghebbende: Dat is niet waar! Ik moet soms tanken, een andere keer is er een kleine omleiding en ik ben ook wel eens gestopt op een parkeerterrein om te controleren of ik niet iets vergeten was.
Inspecteur: Daar wordt in de kilometeradministratie niets over gemeld, bovendien: volgens de routeplanner is de afstand 38,1 kilometer. Belanghebbende doet maar wat.
Belanghebbende: Daar geloof ik niets van. Volgens mijn routeplanner is de kortste afstand 34,5 kilometer.
Rechter: De mondelinge behandeling wordt geschorst; ik ga even een asperientje halen.
Minister Donner van Justitie streeft ernaar de werkdruk voor de rechterlijke macht te verlichten door rechtsregels zo te formuleren dat zij minder conflicten oproepen. Dat is een goede, maar bepaald niet nieuwe gedachte. In het belastingrecht zijn met wisselend succes al diverse pogingen gedaan om met bezwaar– en beroepsprocedures samenhangende kosten terug te dringen door 'vereenvoudiging' van regelgeving. Ik zet hier het woord vereenvoudiging tussen aanhalingstekens, want de regels zelf plegen door deze operaties niet eenvoudiger te worden in hun formulering. Wel kan in een aantal gevallen worden geconstateerd dat de uitvoering vereenvoudigd wordt, doordat er minder feitelijke conflictstof overblijft.
Belangrijke middelen bij deze vereenvoudiging zijn de ficties en forfaits, waarvan het belastingrecht inmiddels tot in zijn haarvezels doortrokken is. In dit opstel wil ik het autokostenforfait tegen het licht houden. Dit forfait is in de Wet IB 2001 aanzienlijk gecompliceerder geworden, maar volgens het Belastingplan 2004 wordt de klok weer teruggezet richting het oude systeem dat onder de Wet van 1964 gold. Wat blijft is dat de automobilist die door middel van een kilometeradministratie, of: rittenregistratie, zoals het in art. 3:145 Wet IB 2001 wordt genoemd, doet blijken dat hij minder dan 1.000 of 500 kilometer met de auto voor privé–doeleinden heeft gereden, de forfaitaire bijtelling ontloopt.
In de praktijk leidt deze tegenbewijsregeling tot nogal wat procedures. De sfeer die tijdens de behandeling van deze zaken in de rechtszaal heerst, is naar mijn indruk gemiddeld genomen bepaald grimmiger dan in belastingzaken gebruikelijk is. Die grimmigheid kan misschien worden verklaard door de ontstaansgeschiedenis van het geschil. Veel belanghebbenden benadrukken dat het bepaald geen pretje was om dag in dag uit de kilometeradministratie bij te houden. Wie na een lange werkdag eindelijk zijn auto bij zijn huis parkeert, wil naar binnen, zijn schoenen uitschoppen en de buitenwereld achter zich laten, zo ongeveer is het beeld dat geschilderd wordt en dat ik herken. Het invullen van de kilometeradministratie is dan een vervelend corvee. Als later blijkt dat al dit gedoe voor niets is geweest, wil de reactie van de betrokkene nogal eens een emotioneel zijn. De opgekropte onvrede over dat vervelende papierwerk richt zich nu tegen degene die vertelt dat het nog niet goed genoeg was. Dit doet de vraag rijzen of deze emoties, dit leed, wel noodzakelijk is.
Belangrijker nog is dat naar mijn stellige overtuiging een kilometeradministratie intrinsiek onbetrouwbaar is en daardoor helemaal niet kan bijdragen aan de conclusie dat gebleken is dat er minder dan 500 of 1.000 kilometer voor privé–doeleinden met de auto is gereden. Deze overtuiging is gestoeld op twee peilers. In de eerste plaats kan de kilometeradministratie niet goed getoetst worden aan primaire vastleggingen en in de tweede plaats zijn kilometertellers in auto's notoir onbetrouwbaar en gemakkelijk te manipuleren. Ik zal deze twee punten na elkaar behandelen.
Mijn overgrootvader was jarenlang kampioen domino spelen – 'domineren', zei hij – van het bejaardenhuis in ons dorp. Kwaadsprekers zeiden dat dit kwam doordat hij altijd de stand bijhield. Opa vond het beneden zijn waardigheid om hierop in te gaan, maar hij hield ons altijd voor: 'Wie schrijft, die blijft'.
Een kilometeradministratie pleegt te worden gecontroleerd aan de hand van de agenda van de betrokkene en garagebonnen, waarop de kilometerstand staat genoteerd. Dat is tenminste iets, maar veel levert het niet op. Immers, in de agenda van de betrokkene pleegt niet te staan hoe hij naar zijn werkplek of een cliënt is gegaan. Stel, ik heb van mijn werkgever een grote personenauto, een zogeheten leasebak, beschikbaar gesteld gekregen en mijn vrouw en ik hebben van onszelf ook nog een klein autootje, een boodschappenwagentje. Hoe kan nu gecontroleerd worden of ik het boodschappenwagentje dan wel de leasebak heb gebruikt voor woon–werkverkeer? Zelfs een eventuele pasregistratie van de parkeergarage op het werk laat niet zien met welke auto ik gekomen ben. Als ik met het boodschappenwagentje naar het werk ben gereden, kan mijn vrouw de leasebak gebruiken om – ik zeg maar wat – met paard en paardentrailer naar het strand te gaan. Als de rit naar het werk 14 kilometer retour is en de rit naar het strand 30 kilometer, dan ga ik twee keer met het boodschappenwagentje naar mijn werk en het verschil van 2 kilometer noteer ik desnoods als een privé–rit. Ook als ik niet kan beschikken over een eigen boodschappenwagentje kunnen er privé–ritten worden 'witgewassen' door met het openbaar vervoer of de fiets naar het werk te gaan. Ik zou werkelijk niet weten hoe deze eenvoudige fraude ontmaskerd zou kunnen worden.
In zeer veel procedures over de kilometeradministratie vinden stevige discussies plaats over de werkelijke afstand die tijdens een rit is afgelegd. De belanghebbende stelt met nadruk dat de genoteerde afstand overeenkomt met hetgeen de kilometerteller van zijn auto aangaf en de inspecteur stelt met evenveel nadruk dat de werkelijke afstand anders is. Beiden kunnen zeer wel de waarheid spreken. Kilometertellers van auto's worden namelijk, net zo min als snelheidsmeters, geijkt. Het ligt voor de hand dat fabrikanten zich willen indekken tegen claims van automobilisten die zijn veroordeeld wegens snelheidsovertredingen en daarom een zekere veiligheidsmarge inbouwen door de meters zo af te stellen dat zij een hogere snelheid aangeven dan in werkelijkheid wordt gereden. Doordat de snelheidsmeter en de kilometerteller plegen te zijn gekoppeld aan dezelfde voeler, werkt deze veiligheidsmarge in de snelheidsmeter door naar de kilometerteller. Dat de veronderstelling omtrent het gedrag van autofabrikanten overeenkomt met de werkelijkheid, wordt bevestigd door berichten in de media. Zo herinner ik mij een onderzoek dat omstreeks 1998 in het blad de Kampioen heeft gestaan over de afwijkingen van snelheidsmeters. Volgens dit onderzoek zouden er aanzienlijke afwijkingen zijn die bovendien procentueel verschilden naarmate de snelheid waarmee gereden werd toe– of afnam. Dit zou betekenen dat als ik een afstand van 100 kilometer afleg met 120 kilometer per uur, de kilometerteller een andere uitkomst geeft dan wanneer ik die afstand afleg met een snelheid van 50 kilometer per uur. Helaas bewaar ik dit nuttige en aangename blad niet en in de bibliotheek heb ik het ook niet kunnen terugvinden. Wel heb ik op internet een artikel uit het blad AutoWeek (1999, nummer 48) gevonden, dat tot dezelfde conclusie komt. Ik citeer: 'In bijna alle gevallen vertoont de kilometerteller een geringe (tot 2%) afwijking. Dat komt omdat het telwerk mechanisch is gekoppeld met de versnellingsbak via de kilometertellerkabel. De snelheidsmeter is een afgeleide van dit telwerk. Een soort slipkoppeling neemt de wijzer mee tegen de veerdruk in. Dit is een erg rudimentair systeem, maar voldoet goed in de praktijk. Afwijkingen tot 10 procent zijn best mogelijk, maar meestel niet lineair: op de hoogste snelheid is de afwijking veelal groter dan in het meest gebruikte deel.'
De afwijking die de kilometerteller vertoont, is niet alleen afhankelijk van de snelheid, maar ook van de banden. Wie zijn banden hard oppompt vergroot de diameter van het wiel en zorgt ervoor dat er per ronde die het wiel maakt een grotere afstand afgelegd wordt. Dat weet de kilometerteller niet en dus wordt er een te kleine afstand geregistreerd. Het omgekeerde is het geval bij zachte en versleten banden. Dit alles wordt nog veel erger als er op de auto een ander type band wordt gemonteerd. Op internet zijn zelfs sites te vinden die omrekentabellen voor verschillende soorten banden geven. Zie bijvoorbeeld www.offroad4x4.nl/techinfo/tellerafwijking.html.
Uit een administratie die is gebaseerd op een zo onbetrouwbare basis, kan naar mijn mening helemaal niets blijken, laat staan dat daaruit zou kunnen blijken of er meer of minder dan 500 of 1.000 kilometer voor privé–doeleinden is gereden. Bedacht moet worden dat die 500 of 1.000 kilometer in de meeste gevallen maar een zeer gering percentage is van het totaal aantal kilometers dat met een auto in een jaar wordt gereden. Als met een leasebak 50.000 kilometer wordt gereden in een jaar, gaat het om 1 à 2%. Dat is ruim binnen de foutmarge van de kilometerteller.
De kilometerteller is niet alleen onbetrouwbaar, hij is ook fraudegevoelig. Malafide handelaren in tweedehands auto's maken hiervan al jarenlang misbruik en pas de laatste jaren probeert de bonafide handel hiertegen op te treden, met name door middel van de nationale autopas. Bij fabrikanten lijkt de bestrijding van deze vorm van fraude niet hoog op de agenda te staan. Dat blijkt uit een verslag van een televisieprogramma dat ik ook op internet vond. Het programma Verboden in te rijden van SBS 6 deed een steekproef om te onderzoeken of er kon worden geknoeid met de kilometertellers van nieuwe auto's. Volgens de programmamakers konden de kilometertellers van de drie onderzochte auto's (een Ford Ka uit 2002, een Volkswagen Polo uit november 1999 en een Opel Corsa uit eind 2001) op 'kinderlijk eenvoudige' wijze worden stilgezet door een kabeltje los te halen (zie: http://bigdiet.sbsnet.nl/sbsnet/0,1001,2067_940–47145,00.html). Ik geef toe, het zijn geen klassieke leasebakken, maar toch… Als je door een kabeltje los te trekken de kilometerteller stil kan zetten, moet het ook te doen zijn om er een schakelaartje tussen te zetten. Voor zakelijke ritten zet ik dan de kilometerteller aan en voor privé–ritten zet ik hem weer uit. Natuurlijk, het is een schandalige vorm van fraude, maar ook een kinderlijk eenvoudige, en dus moet er rekening mee gehouden worden dat het gebeurt.
Ik concludeer dat de kilometeradministratie een absoluut ondeugdelijk middel is om vast te stellen of met een auto al dan niet meer dan 500 of 1.000 kilometer voor privé–doeleinden is gebruikt. Ik moet tevens constateren dat er geen andere middelen voorhanden zijn om dit privé–gebruik te meten. Rest nog de vraag of met afschaffing van de tegenbewijsregeling een groot onrecht in het leven zou worden geroepen. Ik meen van niet. In de eerste plaats moet uit het bovenstaande naar mijn mening al worden geconcludeerd dat de huidige regeling niet tot een eerlijke vaststelling van het privé–gebruik kan leiden, en dat die huidige regeling daardoor willekeurig en onrechtvaardig werkt. Verder meen ik dat de tegenbewijsregeling uitgaat van een aanvechtbaar uitgangspunt, namelijk dat het voordeel dat wordt genoten door de terbeschikkingstelling van de auto, afhankelijk is van het daadwerkelijk privé–gebruik. Als ik bij een slijter werk en ik krijg gratis een fles whiskey, dan wordt het voordeel niet op nihil gesteld als ik die fles per ongeluk laat vallen of expres door de gootsteen spoel. Naar mijn mening behoeft de omstandigheid dat ik ervoor kies om de auto waarmee ik zoveel mag rijden als ik wil helemaal niet privé te gebruiken, niet van invloed te zijn op het voordeel dat ik geniet doordat die auto aan mij ter beschikking wordt gesteld. Het ontbreekt mij aan tijd en ruimte om op deze plaats een uitvoerig betoog over de waardering van inkomsten in natura te houden, maar waar het om draait is dat de inkomstenbelasting aanknoopt bij wat verkregen wordt en niet bij wat geconsumeerd wordt.
In het voorgaande hoop ik twee dingen te hebben bereikt. In de eerste plaats dat in het kader van het terugdraaien van de ingewikkelde regeling van art. 3:145 Wet IB 2001 serieus zal worden overwogen of niet de hele tegenbewijsregeling moet worden geschrapt. In de tweede plaats hoop ik door mijn verwijzingen naar de Kampioen, AutoWeek en een SBS–programma te hebben laten zien dat de rechterlijke macht doodgewoon is gebleven.