NTFR 2004/97 - Braveheart behind the dikes of Alice in wonderland?

NTFR 2004/97 - Braveheart behind the dikes of Alice in wonderland?

pdJvdG
prof. dr. J.A.G. van der Geld
Bijgewerkt tot 29 januari 2004

Het was midden jaren zeventig toen ik voor het eerst kennismaakte met wat later zou blijken een hardnekkig probleem te zijn. In de colleges Openbare financiën, waaraan ik toen als student deelnam, werd aandacht geschonken aan het fenomeen van de geïntegreerde marginale tarieven.1Daarmee werd gedoeld op de optelsom van allerlei individuele inkomensafhankelijke regelingen die leidden tot cumulatieve marginale tarieven van soms zelfs meer dan 100%. In simpel Nederlands: als iemand een gulden meer verdiende, ging hij er door het gezamenlijke effect van de diverse inkomensafhankelijke regelingen soms meer dan een gulden op achteruit. Men hoeft niet cum laude in de economie of psychologie te zijn afgestudeerd om te bevroeden dat deze torenhoge geïntegreerde marginale tarieven niet echt een stimulans vormen om betaalde arbeid te verrichten c.q. extra te verrichten.

Men zou menen dat er op dit punt in de laatste 30 jaar veel is veranderd. Toch is dit niet wezenlijk het geval. Nog steeds zijn er allerlei inkomensafhankelijke regelingen en blijkt het zeer moeilijk om het overheidsbeleid te baseren op de cumulatieve effecten van de diverse inkomensafhankelijke regelingen. Dat is ook logisch omdat men in Den Haag gewend is om (in elk geval in eerste instantie) primair per departement te denken. Het is zelfs zo dat men in de hele maatschappij kan zien dat allerlei organisaties en belangengroepen zich hebben aangepast aan die verkokering van het leven. Als je invloed wilt uitoefenen dan moet je voorsorteren voor de koker waar primair over jouw deelbelang wordt beslist (althans de facto omdat het beleid er wordt voorbereid). Het is voor beleidsmakers op een deelterrein zeer onaanlokkelijk om expliciet ook rekening te houden met de samenloop van hun voorstellen en regelingen met die van andere ministeries. Dat zal het hen namelijk veelal veel moeilijker maken om voorstellen sociaal acceptabeler te maken door ze te verpakken in een modieus inkomensafhankelijk cadeaupapier.

Mijn conclusie is dat het serieus aanpakken van dit probleem van de te hoge geïntegreerde marginale tarieven vooral zal moeten leiden tot veel grotere terughoudendheid in het creëren of instandhouden van inkomensafhankelijke regelingen.

Politiek is er al enige tijd wat meer aandacht voor het probleem maar dan verengd tot wat in het jargon de armoedeval is gaan heten. Dat betreft burgers die zich financieel rondom het sociaal minimum bevinden. Hun geïntegreerde marginale tarieven zijn soms zo hoog dat ze hen afhouden van het zoeken en aanvaarden van betaald werk omdat dit een netto–inkomensachteruitgang zou impliceren. De problematiek staat dan helemaal in het licht van de wens dat elke volwassen, niet–gepensioneerde Nederlander via betaalde arbeid zelf in zijn of haar levensonderhoud zou moeten voorzien, althans niet afhankelijk zou moeten zijn van een uitkering van de overheid. Die focus op of rond het sociaal minimum is begrijpelijk, maar de problematiek van de geïntegreerde marginale tarieven speelt met name ook een grote rol bij burgers met een inkomen dat boven het sociaal minimum ligt (en onder anderhalf keer modaal).

The times they are changing 133?

Toen het CDA tijdens de twee Paarse kabinetten in de oppositie zat heeft het die tijd o.a. gebruikt om na te denken over het probleem van de geïntegreerde marginale tarieven. Dat heeft o.a. geleid tot een pleidooi voor een onderzoek naar een vlaktaks in plaats van onze huidige inkomstenbelasting. Ook is gepleit voor een maximum van het totaal aan kosten dat een gezin of andere leefeenheid kwijt is aan belasting, wonen en zorg. Ik moet eerlijk bekennen dat ik had verwacht dat we van deze plannen niet veel meer zouden vernemen nadat het CDA weer in de regering zou zitten. Als regeringspartij heeft men immers een andere verantwoordelijkheid en politiek weegt het gemis aan mogelijkheden tot een meer sociale verpakking van individuele bezuinigingsmaatregelen het zwaarst voor partijen aan de macht. Positief was daarom mijn verbazing toen staatssecretaris Wijn onlangs (overigens met het regeerakkoord in de handen) zijn ideeën lanceerde tot incorporatie van de huursubsidie in onze inkomstenbelasting. We kunnen dat zien als een eerste serieuze poging om iets aan het probleem van de te hoge geïntegreerde marginale tarieven te doen, als een manhaftige poging om over de verkokerde overheidsbelangen heen de situatie primair vanuit de betrokken burgers te beschouwen.

Uiteraard zijn er nog de nodige vervolgstappen te zetten (uiteindelijk zal men het totaaleffect van alle inkomensafhankelijke regelingen in de beschouwing moeten betrekken) en praktische en principiële vragen te beantwoorden (zoals de vraag of we eventueel een negatieve aanslag IB ook willen), maar uit de daden en woorden tot nu toe van de staatssecretaris spreken politieke moed en een positieve grondhouding om tot een oplossing te komen van een al oud en zeer taai probleem.

Ik wens de staatssecretaris van harte het doorzettingsvermogen toe om deze queste ook af te maken, tegen de verdrukking en politieke weerstanden in. Dat is primair in het belang van de burgers die het betreft, maar uiteindelijk ook van de overheid, die, als het lukt om de geïntegreerde marginale tarieven tot een acceptabel niveau te beperken, duidelijk aan geloofwaardigheid zal winnen. Zij laat dan namelijk zien in staat te zijn tot geïntegreerd overheidsbeleid door uit te stijgen boven de deelbelangen van de diverse ministeries en de burgers centraal te stellen in haar beleid.