NTFR 2005/1348 - Successierecht met kunst voldoen: mag het wat minder geheimzinnig?

NTFR 2005/1348 - Successierecht met kunst voldoen: mag het wat minder geheimzinnig?

pdSH
prof. dr. S.J.C. HemelsProf.dr. S.J.C. Hemels is hoogleraar belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, tevens werkzaam bij Allen & Overy LLP in Amsterdam.
Bijgewerkt tot 20 oktober 2005

‘Bescheidenheid siert de mens‘. Deze zienswijze domineert de particuliere geefcultuur in Nederland. Dit in tegenstelling tot de Verenigde Staten waar het niet als een zonde wordt gezien om zich voor te staan op zijn donaties. Veel Amerikaanse musea danken hun meesterwerken aan giften van particulieren. Van beter gesitueerden wordt verwacht dat ze een bijdrage aan de samenleving leveren in de vorm van donaties. 1 In Europa hebben we deze taak min of meer aan de staat overgedragen, met als gevolg dat de particulier zich minder geroepen voelt om veel of grote donaties te doen ‘want ik betaal toch al zoveel belasting‘. Als een particulier een kunstwerk bezit met een grote kunst– of cultuurhistorische waarde voor een land, zal in Europa een beroep op de morele plicht het kunstwerk, eventueel na overlijden, aan een museum te doneren, waarschijnlijk minder succes hebben. Weliswaar zijn de door de overheid gesubsidieerde budgetten voor kunstaankopen hoger dan in de Verenigde Staten, maar het is niet altijd eenvoudig om uit deze budgetten tijdig grote sommen geld vrij te maken als zich plotseling een kans voordoet om een belangrijk kunstwerk uit particulier bezit te verwerven. Tegen de tijd dat alle bureaucratische kanalen zijn doorlopen, kan het kunstwerk al geveild zijn en is het mogelijk weer voor geruime tijd verloren voor het nationale, openbare kunstbezit. Veel Europese landen hebben op dit probleem een creatieve oplossing gevonden. Zij hebben het mogelijk gemaakt om successierecht met kunstwerken te voldoen, waardoor op snelle en efficiënte wijze belangrijke kunstwerken voor een land behouden kunnen blijven. Ook in Nederland bestaat sinds 1997 een dergelijke regeling. In tegenstelling tot wat in andere landen het geval is, brengt de Nederlandse overheid de successen die met deze faciliteit worden behaald niet naar buiten. Hierdoor wordt mogelijk minder van de regeling gebruikt gemaakt dan het geval zou zijn bij een actiever publiciteitsbeleid. In deze opinie ga ik na in hoeverre de Nederlandse overheid actiever de publiciteit kan zoeken zonder in aanvaring te komen met de geheimhoudingsplicht van art. 67 AWR. De ervaringen in een aantal andere Europese landen kunnen hierbij als voorbeeld dienen.

De ervaringen in een aantal andere Europese landen

Veel Europese landen kennen de mogelijkheid om met kunst successierecht te betalen. Onderstaand bespreek ik de ervaringen in Engeland en Frankrijk waar de regeling reeds langer bestaat en een succes is en België, waar de regeling in eerste instantie minder succesvol was.

Engeland

In Engeland was het vanaf 1910 mogelijk om met onroerende zaken successierecht te voldoen. De regeling werd in de loop der tijd uitgebreid, in 1953 tot goederen en kunstwerken verbonden met bepaalde huizen en vanaf 1956 was de zogeheten ‘Acceptance in lieu of tax‘ ook mogelijk voor kunstwerken die vanwege hun esthetische of kunsthistorische waarde van groot belang zijn. Sinds 1980 kan successierecht ook met cultureel erfgoed worden voldaan. 2 De faciliteit heeft het mogelijk gemaakt dat een groot aantal kunstwerken behouden zijn gebleven voor Engelse musea (o.a. werken van Picasso, Constable en Turner). De laatste vijf jaar zijn kunstwerken met een waarde van in totaal 165 140 miljoen verworven via de regeling. 3 De raad die over de te verwerven objecten adviseert, bestaat uit tien personen en maakt gebruik van een groot aantal experts. Met enige regelmaat worden de successen naar buiten gebracht in persberichten, die soms ook de Nederlandse pers halen. 4 Bovendien wordt voor ieder belastingjaar een ‘Acceptance in lieu report‘ vervaardigd, dat de werken die in dat jaar zijn verworven beschrijft (gemiddeld een volledige pagina achtergrondbeschrijving plus een volledige pagina met een kleurenillustratie per object of verzameling). In het rapport wordt per verwerving tevens het volledige proces beschreven dat is doorlopen en het bedrag van de aanslag die met het object is voldaan. Ook wordt vermeld waar de objecten te bezichtigen zijn. In een aantal gevallen wordt de naam van de erflater genoemd. Het meest recente rapport betreft het fiscale jaar dat op 31 mei 2005 eindigde. Er werden 28 objecten met een totale waarde van 16513 miljoen geaccepteerd, waaronder een schilderij van Seurat. De rapporten zijn te vinden op de website van de Engelse adviescommissie, waarop ook de werking van de regeling wordt uitgelegd. 5

Frankrijk

In Frankrijk werd het vanaf 1968 mogelijk om met kunstwerken met een grote artistieke of kunsthistorische waarde successierechten te voldoen. Deze zogeheten ‘dation‘ bewees na het overlijden van Picasso in 1973 een grote dienst aan het nationaal kunstbezit. De Franse staat verwierf door de successiefaciliteit onder meer zo‘n 203 schilderijen, 158 sculpturen, 29 reliefs, 88 keramieken en 1.600 gravures uit de nalatenschap van Picasso. Het waren geen winkeldochters, want de staat koos de werken zelf uit. Hiermee werd het fundament gelegd voor het Musée Picasso in Parijs. Dit museum zag zijn collectie nog verder uitgebreid worden toen de (laatste) echtgenote van Picasso, Jacqueline, in 1990 overleed en ook haar erfgenamen gebruik maakten van de mogelijkheid het successierecht met kunstwerken te voldoen. Ook in Frankrijk wordt ruim publiciteit gegeven aan de successen die met de regeling worden behaald. Het Ministerie van Cultuur heeft een speciale website6 waarop uitleg wordt gegeven over de dation en waarop ook een aantal belangrijke kunstwerken zijn afgebeeld die via de dation zijn verkregen (bijvoorbeeld de Astronoom van Vermeer). Bovendien maken musea op hun website of in persberichten ook bekend welke werken zij via de dation hebben verkregen, vaak ook met de vermelding van de naam van de erfgenaam. Voorbeelden zijn het Musée Picasso7 en het Centre Pompidou. 8 Het Centre Pompidou publiceert behalve persberichten over specifieke dations, zoals die van de weduwe van André Breton en van de weduwe van Henri Matisse ook een overzicht van de kunst die via een dation is verkregen, zoals werken van Braque, Chagall, Duchamp, Dali, Man Ray en Miro. Van de werken verkregen via de Dation Brancussi heeft het Centre Pompidou zelfs een catalogus onder die titel uitgebracht. Bovendien leggen deze musea in hun publiciteitsuitingen tevens uit wat de dation inhoudt en hoe er gebruik van kan worden gemaakt.

België

De Belgische regeling die in 1985 werd ingevoerd, was minder succesvol: in 1995 was nog slechts zevenmaal verzocht om toepassing van de regeling hetgeen in slechts drie gevallen daadwerkelijk gebeurde. 9 Het geringe succes van de regeling werd geweten aan het beperkte toepassingsbereik en de ingewikkelde en omslachtige procedure. In 2001 en 2003 werd de regeling daarom ingrijpend herzien. In augustus 2004 heeft de Federale Overheidsdienst Financiën een 38 pagina‘s tellende brochure over deze regeling uitgegeven. 10 Deze brochure is geïllustreerd met een aantal kunstwerken die zijn verkregen via de ‘inbetalinggeving van kunstwerken tot voldoening van successierechten‘. Het jaartal waarin van de regeling gebruikt is gemaakt, het museum waar het object te zien is en de naam van de belastingplichtige die van de regeling gebruik heeft gemaakt, worden in het onderschrift bij de afbeeldingen genoemd.

De Nederlandse faciliteit

Publiciteit over Nederlandse successen

Beperkingen op grond van de geheimhoudingsplicht

Conclusie