NTFR 2005/1348 - Successierecht met kunst voldoen: mag het wat minder geheimzinnig?
Aflevering 42, gepubliceerd op 20-10-2005 geschreven door prof. dr. S.J.C. Hemels‘Bescheidenheid siert de mens‘. Deze zienswijze domineert de particuliere geefcultuur in Nederland. Dit in tegenstelling tot de Verenigde Staten waar het niet als een zonde wordt gezien om zich voor te staan op zijn donaties. Veel Amerikaanse musea danken hun meesterwerken aan giften van particulieren. Van beter gesitueerden wordt verwacht dat ze een bijdrage aan de samenleving leveren in de vorm van donaties. De Amerikaanse industrieel Alfred Bader, de eigenaar van een kunstwerk dat onlangs door het Rembrandt Research Project als een echte Rembrandt werd aangemerkt, zei bijvoorbeeld in een interview het doek niet te willen verkopen, maar dit na te laten aan de Queen‘s University in het Canadese Kingston (de Volkskrant 30 september 2005). In Europa hebben we deze taak min of meer aan de staat overgedragen, met als gevolg dat de particulier zich minder geroepen voelt om veel of grote donaties te doen ‘want ik betaal toch al zoveel belasting‘. Als een particulier een kunstwerk bezit met een grote kunst– of cultuurhistorische waarde voor een land, zal in Europa een beroep op de morele plicht het kunstwerk, eventueel na overlijden, aan een museum te doneren, waarschijnlijk minder succes hebben. Weliswaar zijn de door de overheid gesubsidieerde budgetten voor kunstaankopen hoger dan in de Verenigde Staten, maar het is niet altijd eenvoudig om uit deze budgetten tijdig grote sommen geld vrij te maken als zich plotseling een kans voordoet om een belangrijk kunstwerk uit particulier bezit te verwerven. Tegen de tijd dat alle bureaucratische kanalen zijn doorlopen, kan het kunstwerk al geveild zijn en is het mogelijk weer voor geruime tijd verloren voor het nationale, openbare kunstbezit. Veel Europese landen hebben op dit probleem een creatieve oplossing gevonden. Zij hebben het mogelijk gemaakt om successierecht met kunstwerken te voldoen, waardoor op snelle en efficiënte wijze belangrijke kunstwerken voor een land behouden kunnen blijven. Ook in Nederland bestaat sinds 1997 een dergelijke regeling. In tegenstelling tot wat in andere landen het geval is, brengt de Nederlandse overheid de successen die met deze faciliteit worden behaald niet naar buiten. Hierdoor wordt mogelijk minder van de regeling gebruikt gemaakt dan het geval zou zijn bij een actiever publiciteitsbeleid. In deze opinie ga ik na in hoeverre de Nederlandse overheid actiever de publiciteit kan zoeken zonder in aanvaring te komen met de geheimhoudingsplicht van art. 67 AWR. De ervaringen in een aantal andere Europese landen kunnen hierbij als voorbeeld dienen.