NTFR 2009/818 - Btw in crisistijd: niet experimenteren, wel verhogen

NTFR 2009/818 - Btw in crisistijd: niet experimenteren, wel verhogen

mdWN
mr. drs. W.A.P NieuwenhuizenMr.drs. W.A.P. Nieuwenhuizen is werkzaam als zelfstandig belastingadviseur bij btw-adviseur.nl, raadsheer plv. Hof Arnhem en universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, tevens redactielid NTFR.
Bijgewerkt tot 16 april 2009

De crisistijd vergt maatregelen. Ook de btw zal daarbij niet ongemoeid worden gelaten. Maar beste wetgever, hou het simpel. Verhoog of verlaag alleen de standaard tarieven. Alle andere wijzigingen die u namelijk oppakt leiden immers tot ellende.

Liever geen btw-technische wijzigingen meer (zoals in 11-1-g)

Een goed voorbeeld is de laatste wetswijziging: het met ingang van 1 juli 2009 in werking tredende nieuwe art. 11, lid 1, onderdeel g, ten eerste, Wet OB 1968 eist voor de medische vrijstelling een Wet BIG-opleiding. Met stijgende verbazing heb ik de totstandkoming hiervan mogen aanschouwen. Met het Belastingplan 2008 was al een wijziging in dit artikelonderdeel voorzien. Het op 21 november 2007 door de Kamerleden Vendrik, Van der Vlies, Cramer, Kortenhorst en Tang ingediende amendement nr. 26 voorkwam dat de wetswijziging werd doorgevoerd met ingang van 1 januari 2008. Het wetsvoorstel dat in september 2008 (Belastingplan 2009) het licht zag stelde exact hetzelfde voor. Dit terwijl – zo blijkt nu – er voor de rest geen actie was ondernomen. Het is niet vreemd dat niet alleen de oppositiepartijen, maar ook de Christen Unie ‘met verwondering’ en ‘met grote verbazing’ kennisnamen van het wetsvoorstel en het ‘een bedenkelijke zaak’ vonden. De minister van VWS wordt ingeschakeld. Op 18 november 2008 schrijft hij aan de Kamer: ‘Het voorgaande betekent dat fiscaal-juridisch alleen dan een vrijstelling die zich beperkt tot complementair werkende artsen mogelijk is als sprake is van een objectief kwaliteitsverschil met andere aanbieders van complementaire zorg. Om een gefundeerd oordeel over dit punt te kunnen vormen is het inwinnen van advies noodzakelijk. Ik zal daartoe in overleg met de betrokken beroepsorganisaties treden. Over de uitkomsten van dit onderzoek zal ik u zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen.’ Hierop wordt de wetswijziging aangenomen, en treedt de nieuwe tekst met ingang van 1 juli 2009 in werking.

Toen ik eind december 2008 voor een instelling met HBO+ geschoolde (maar niet Wet BIG-opgeleide) deskundigen die incest slachtoffers psychisch begeleidt, een brief schreef naar de minister van VWS dat ook deze instelling toch echt onder de vrijstelling zou moeten vallen, ontving ik geen ontvangstbevestiging. Wel hing Omroep Flevoland aan de telefoon, zodat ik wist dat het wel in Den Haag ontvangen was. Recent ontving ik de reactie van de minister: ‘De overwegingen die u in uw brief schetst voor het tot stand komen van een systeem van btw-ontheffing voor zorgverleners zijn inderdaad ook de revue gepasseerd. Het nu reeds in aanmerking willen komen voor het systeem van btw-vrijstelling is prematuur, omdat de regeling nog niet bestaat. De nieuwe regeling zal in juli worden voorgelegd aan de Tweede Kamer.’

Snapt u het nog? De wetswijziging is een feit. Maar wie er onder valt kunnen we nog niet zeggen. Het daarvoor aanmelden is te prematuur? Geweldige wetgeving!

De antikwakzalverijlobby heeft klaarblijkelijk ons wetgevend apparaat in haar tentakels gevangen. Overijverige ambtenaren hebben ons nu in het ongewisse gestort. Leve de zo goed functionerende wetgevende macht!

Fiscale maatregelen leiden nooit tot het gewenste effect

Ik geloof al jaren niet meer in een goed werkend wetgevend apparaat. De door ons gekozen volksvertegenwoordigers zijn niet in staat de ingewikkeldheid van onze fiscale wetgeving te doorgronden. De oppermachtige ambtenaren, die ingewikkelde gedachtespinsels creëren, sturen ‘hun’ bewindslieden op pad om er even iets door te loodsen. Heel af en toe leidt dit op detailpunten tot wat gesputter van een handjevol politici, maar op de grote lijnen is de race gelopen. De strijd is al gestreden op de werktafel van de ambtenaren. Het risico van blunders is dan groot.

Kent u die mop van die roetfilter voor vrachtauto’s die het milieu zou ontlasten? Hij werkte niet. En zoiets subsidiëren wij!

Daarbij komt dat velen ten onrechte denken dat het gedrag van mensen kan worden beïnvloed door belastingheffing. Een onjuist denkbeeld. De maatschappij is niet maakbaar. Het gedrag van mensen is onvoorspelbaar. Het gewenste gedrag wordt soms bereikt als de fiscale prikkel echt – maar dan ook echt ! – fors is Een fiscale prikkel die niet fors genoeg is leidt soms tot gedrag dat juist niet gewenst is en dan ook nog eens gedrag van anderen.

Twee recente voorbeelden zijn de verpakkingenbelasting en de vliegtax. Twee belastingen die goed zouden zijn voor het milieu. De eerste belasting heeft totaal geen effect gehad op het koopgedrag van de burger; hij heeft producten nodig en kan deze niet zonder verpakking meenemen. De Nederlander koopt evengoed wel. Wie had de last: vooral de ondernemer die de verpakkingenbelasting moest voldoen. Niet alleen de belasting zelf was vervelend, maar vooral de administratieve overlast die de belasting met zich meebracht.

De vliegtax is ook al zo’n ‘goed’ doordachte maatregel. Ging de Nederlander minder vliegen? Nee, natuurlijk niet, de Nederlander blijft op vakantie gaan, tenzij zijn geldbuidel leeg is. En als hij de Nederlandse vliegtickets te duur vond, ging hij de grens over. Nederland is immers klein, te klein voor zo’n maatregel. Wie had de last: de vliegtuigmaatschappijen en Schiphol die een verlies aan inkomsten zagen. En is het milieu gebaat geweest bij deze maatregel? Natuurlijk niet. Er is net zo veel CO2 de lucht in gegaan als voorheen.

Experimenteren met de btw is nutteloos – het gewenste effect wordt niet bereikt

Onlangs hoorde ik op BNR een mevrouw van Greenpeace onzin uitkramen. In het kader van de crisis en het nemen van de juiste milieumaatregelen pleitte zij voor een btw-verhoging op milieuvervuilende producten. Nog los van de vraag (die natuurlijk de echte problematiek moet verhullen) wat milieuvervuilende producten zijn, denkt die mevrouw nu werkelijk dat u en ik daardoor die producten niet meer zullen kopen als gevolg van een btw-verhoging?

Ik hield dan ook mijn hart vast bij het wekenlange overleg dat de regeringspartijen voerden over de crisismaatregelen. De geruchten gingen namelijk dat wel eens met een verlaging van het btw-tarief voor de bouwsector gestunt zou kunnen worden. Dit ‘experimenteren’ met het btw-tarief hebben we niet al te lang geleden al een keer gedaan met de arbeidsintensieve diensten. Het was een experiment dat nu niet bepaald als een succes mag worden beschouwd. Het idee daarachter – het lijkt wel alsof ik Greenpeace hoor bazelen – was dat een laag btw-tarief op arbeidsintensieve diensten de prijs van die diensten omlaag zou brengen, waardoor er meer vraag zou ontstaan. Het prijseffect was echter nagenoeg nihil. En al zou het prijseffect wel teweeg gebracht zijn, zou dan de vraag zijn toegenomen? Op colleges roep ik altijd maar: mijn haar is door het lagere btw-tarief niet harder gaan groeien.

Experimenteren met de btw is gevaarlijk – waar ligt de grens?

Waarom was ik indertijd tegenstander van een verlaging van het btw-tarief? Een nieuwe uitzondering (6%, vrijstelling, 0%, niet belast) op de hoofdregel (alles belast tegen 19%) zorgt ervoor dat er een afbakeningsproblematiek ontstaat. Velen in de desbetreffende sector zullen zich afvragen wat wel en wat niet onder die uitzondering valt. Velen zullen de grenzen opzoeken. Velen zullen hun gedrag wijzigen. Gedrag wijzigen? Daar was het toch juist om te doen? Nee, de leveranciers of de dienstverrichters zijn degenen die een dergelijke maatregel daadwerkelijk voelen; zij kijken dan of door andere gedragingen hier gebruik van gemaakt kan worden. De consument die slechts één keer in de zo veel tijd dit product wil afnemen zal het effect nauwelijks tot niet merken.

Een uitzondering – zoals een laag btw-tarief – leidt zo nu en dan ook tot fiscaal onrecht. Onlangs heb ik een procedure gevoerd en verloren bij Rechtbank Arnhem (11 maart 2009, AWB 08/2674); binnenkort ga ik in hoger beroep bij Hof Den Bosch. Het gaat om een kleine ondernemer (natuurlijk persoon) die marathonloopgroepen over de openbare weg organiseert. Hij kreeg het lage btw tarief niet! Sportminnend Nederland werd in 2002 weliswaar verblijd met het lage btw-tarief op het gelegenheid geven tot sportbeoefening, maar sportminnend Nederland wordt nu (anno 2009) teleurgesteld met aanzienlijke beperkingen: de ene sport wel, de andere sport niet. Omdat de Hoge Raad de niet (!) in de wet opgenomen eis van een sportaccommodatie verlangde. Het gelegenheid geven tot sport is alleen onderworpen aan het lage btw-tarief als dit in combinatie gaat met een terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie. De Hoge Raad zoekt op een gekunstelde wijze naar het richtlijn conform maken van de wet. Ik vraag mij sterk af of dit een ‘richtlijnconforme interpretatie’ is; dit is eerder een ordinaire rechtstreekse werking die aan de overheid wordt toegekend. Waar is dan nog de rechtszekerheid? Een slechte wetgever die zich niet goed bekommert om de tekst wordt geholpen door de Hoge Raad, die daarmee een heerlijke rechtsongelijkheid creëert.

Aan Rechtbank Arnhem ging overigens Rechtbank Leeuwarden (Rechtbank Leeuwarden 16 januari 2009, AWB 08/141, NTFR 2009/317) vooraf die zeillessen in bootjes op openbaar vaarwater ook niet als het gelegenheid geven tot sportbeoefening aanmerkte. De marathonloper zaak staat dus niet alleen, er zijn er dus veel meer. Biljarten en darten wel het 6% tarief. Terwijl zeilen, hardlopen, fietsen en de avondvierdaagse niet onder het 6% tarief vallen? Waarom niet? Dit is toch onrecht? Ik hoop daarom op steun vanuit de politiek voor deze problematiek!

‘Experimenteren’ zonder een weg terug

Indertijd was ik tegenstander van een verlaging van het btw-tarief op arbeidsintensieve diensten. Toen het experiment afliep was ik tegenstander van een beëindiging van het ‘experiment’. Dit lijkt tegenstrijdig, maar is het niet. Het probleem van een verlaging van het btw-tarief is dat de ondernemer die het aangaat al snel gewend is aan het lage btw-tarief en dus niet meer terug wil. Heeft u wel eens een kind een ijsje gegeven en na drie likken (drie jaar) het ijsje weer afgepakt. Het ijsje in de btw is overigens niet slechts een verschil van 13% (19% -/- 6%), maar méér. De btw-voorbelasting blijft gelijk (19%), zodat het nettobelastingeffect veel groter is. In plaats van maandelijks een fikse btw-aangifte en btw-betaling te moeten doen, werd de kapster en de schilder geconfronteerd met een forse vermindering van de verschuldigde belasting. Het terugschroeven daarvan stuitte dan ook niet voor niets op zo veel verzet. Als een branche eenmaal gewend is aan het 6%-tarief is er bijna geen weg meer terug. Het prijseffect is te groot. De economische neutraliteit van de btw, de gedachte dat de ondernemer de btw volledig afwentelt op zijn cliënten, is slechts theorie. De praktijk is anders. Een terugkeer naar het 19%-tarief leidt tot faillissementen en ontslagen.

Gelukkig heb ik dan ook niets meer vernomen van een btw-verlaging voor de bouwsector. Indien men iets wil doen aan de ellendige toestand in de bouw, geef dan groot- en kleinschalige bouwopdrachten vanuit de overheid. Dan hebben we er later ook nog wat aan. Maar verlaag alsjeblieft het btw tarief niet. We moeten er namelijk ook weer eens van af.

In crisistijd niet experimenteren – het rapport Gerritse

Zodra de crisis begint te keren, zullen we onze overheidsfinanciën weer op orde moeten brengen. De schatkist is leeggeraakt en iemand zal het gelag moeten gaan betalen. En omdat er maar één betaler is – de belastingplichtige – zijn we snel klaar. Het rapport van de Werkgroep Gerritse (‘Mogelijkheden voor ombuigingen, stabilisatie en intensiveringen’; februari 2009, vrijgegeven op 25 maart 2009 tezamen met toezending van het aanvullende beleidsakkoord ('Werken aan toekomst')) laat ons zien hoe de wetgever, pardon … de ambtenaren erover denken en wat ons dus te wachten staat. Als de economie in de jaren na 2009 weer herstelt is een btw-verhoging – die toch al in de pijplijn zat – te verwachten. Als we pagina 31 mogen geloven wordt voorgesteld om het btw-tarief van 19% te verhogen naar 20%, hetgeen jaarlijks 2,2 miljard oplevert. Het btw-tarief van 6% wordt verhoogd naar 7%, hetgeen jaarlijks 0,76 miljard oplevert. Tariefsverhogingen die de opgelopen schuld moeten gaan aflossen en onvermijdelijk zijn.

De schrik sloeg bij mij echter toe toen ik de tabel op pagina 31 verder doornam:

  • Afschaffen verlaagd btw-tarief sierteelt (opbrengst € 204 miljoen per jaar);

  • Afschaffen verlaagd btw-tarief kermissen e.d. (opbrengst € 125 miljoen per jaar);

  • Afschaffen verlaagd btw-tarief circussen, bioscopen e.d. (opbrengst € 135 miljoen per jaar);

  • Afschaffen verlaagd btw-tarief logiesverstrekking (opbrengst € 254 miljoen per jaar);

  • Afschaffen verlaagd btw-tarief boeken, tijdschriften e.d. (opbrengst € 597 miljoen per jaar);

  • Afschaffen verlaagd btw-tarief bibliotheken (opbrengst € 111 miljoen per jaar);

  • Afschaffen verlaagd btw-tarief arbeidsintensieve diensten (opbrengst € 412 miljoen per jaar);

  • Afschaffen verlaagd btw-tarief vervoer van personen (opbrengst € 737 miljoen per jaar);

  • Afschaffen verlaagd btw-tarief voedingsmiddelen horeca (opbrengst € 1300 miljoen per jaar).

Hoewel ik als wetenschapper een voorstander ben van een eenvoudiger btw met het liefst slechts 1 tarief, waardoor de hiervoor behandelde grensproblematiek over wat wel en wat niet onder het lage btw tarief valt wordt voorkomen, hebben dit soort maatregelen desastreuze gevolgen voor de desbetreffende sectoren. Dit zou pas echt een crisis veroorzaken. Een dergelijke tariefsverhoging overleven velen in deze branche niet.

Op naar 21% en 8% btw!

Daarom zou ik voorstander zijn om het algemene tarief niet te verhogen naar 20% maar meteen met 2% naar 21%, en het verlaagde tarief naar 8%. Zo draagt iedereen zijn steentje bij aan het herstel. Indien de opbrengsten niet voldoende zijn, zou een gefaseerde afschaffing van het verlaagde tarief voor de bovengenoemde sectoren kunnen worden overwogen. Een tussentarief van 12% dat voor drie jaar zou gelden en vervolgens een tussentarief van 16% voor nog eens drie jaar, om uiteindelijk na zes jaar terecht te komen op 21%. Een dergelijke overgangsregeling biedt ondernemers een blik op de toekomst waarop zij kunnen inspelen.

Uitvoeringstechnische problemen levert dit nauwelijks op, zolang iedereen maar ver van tevoren weet waar men aan toe is. Europa zal hier ongetwijfeld toestemming voor verlenen.

Wetgever hou het eenvoudig en verhul het niet. Oscar Wilde zei het zo treffend: ‘Democracy means simply the bludgeoning of the people by the people for the people’ (Democratie betekent eenvoudig het ranselen van het volk door het volk voor het volk). Belastingmaatregelen dienen alleen om de schatkist te spekken. Niet meer, niet minder.