NTFR 2010/935 - Deskundigenbericht

NTFR 2010/935 - Deskundigenbericht

mRdO
mr. R. den OudenSenior-raadsheer in het Gerechtshof Arnhem.
Bijgewerkt tot 22 april 2010

De taak van de rechter is – primair – het beslechten van geschillen. Soms ontbreekt (voldoen)de kennis bij de rechter om – op verantwoorde wijze – een beslissing in de zaak te nemen. De wetgever heeft dat probleem onderkend. In verschillende wetten heeft hij aan de rechter de (discretionaire) bevoegdheid toegekend om deskundigen te benoemen. De taak van een door de rechter benoemde deskundige is door middel van een schriftelijk verslag – het deskundigenbericht – voorlichting over een bepaald onderwerp aan de rechter te geven1, zodat deze zijn beslissing kan nemen. Voor de civilisten is een en ander geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, voor de strafrechters in het Wetboek van Strafvordering en voor de bestuursrechters – waaronder de belastingrechters – in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 8:47). Ook onder het oude fiscale procesrecht, zowel onder de vigeur van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken als daarvóór in het tijdperk van de Raden van Beroep, bestond reeds de mogelijkheid om in fiscale procedures deskundigen in te schakelen. Anders dan in civiele procedures en in het strafrecht, wordt tot dusverre in belastingzaken echter zelden door de rechter een deskundige ingeschakeld.2

Impuls

De vraag rijst, althans bij mij, of de Belastingkamer van de Hoge Raad deze koers – van het nauwelijks inschakelen van deskundigen – wil wijzigen. Heeft de cassatierechter met het zogenoemde arrest Oostflakkee3 en daarna met het Turkije-arrest4 een impuls willen geven aan het door de rechter inschakelen van deskundigen in belastingprocedures? Het arrest Oostflakkee heeft betrekking op de bewijsspelregels in WOZ-procedures met betrekking tot de waardering van een object. Het betreft – in de bewoordingen van Van Leijenhorst5– een drietrapsraket. Kort gezegd komt het erop neer dat eerst de heffingsambtenaar aannemelijk dient te maken dat de door hem vastgestelde waarde niet te hoog is. Indien hij daarin niet slaagt – hetgeen uiteraard dient te worden beoordeeld in het licht van de door de belastingplichtige aangevoerde stellingen –, dient vervolgens de belanghebbende aannemelijk te maken dat de door hem verdedigde waarde niet te laag is. Als de partijen niet slagen te voldoen aan de op hen rustende bewijslast, kan – in de bewoordingen van de Hoge Raad –

‘de rechter – desgeraden na inwinning van een deskundigenbericht – zelf tot een vaststelling in goede justitie van de in artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ bedoelde waarde komen’.

De Hoge Raad wijst dus nadrukkelijk op de mogelijkheid van het inwinnen van een deskundigenbericht door de belastingrechter. Dit valt op omdat, zoals gezegd, het inschakelen door de belastingrechter van deskundigen geen usance is. De vraag waarom de fiscale cassatierechter dit heeft gedaan kan uiteraard door mij niet met zekerheid worden beantwoord. Een belangrijke aanwijzing voor het antwoord kan – naar mijn mening – evenwel worden gevonden in de samenstelling van de zetel die het arrest Oostflakkee heeft gewezen. Van de vijf raadsheren zijn er namelijk drie civilist. Omdat de civilisten wel vertrouwd zijn met het inschakelen van deskundigen in hun civiele procedure, kan een en ander worden verklaard. In de ná het arrest Oostflakkee gewezen jurisprudentie op het terrein van de WOZ is vastgehouden aan de koers van het wijzen op de mogelijkheid om (desgeraden) deskundigenbericht in te winnen.

Ook buiten het terrein van de WOZ heeft de Hoge Raad de mogelijkheid van het inwinnen van een deskundigenbericht in de schijnwerpers geplaatst. In het genoemde Turkije-arrest oordeelde de Hoge Raad, kort gezegd, dat het de taak van de feitenrechter in belastingzaken is het buitenlandse recht (in casu het Turkse recht) zelfstandig uit te leggen en daarover een eigen oordeel te geven en niet te volstaan met bewijsoordelen.6 Omdat het desbetreffende hof deze rechtsregel had geschonden, casseerde de Hoge Raad de hofuitspraak en verwees het college de zaak naar een ander hof. Aan het verwijzingshof gaf de Hoge Raad nog mee dat het

‘ter voldoening aan zijn verplichting zich zelfstandig te vergewissen van de inhoud van Turks recht, daaromtrent desgeraden deskundigenbericht zal kunnen inwinnen’.

Wederom wijst de Hoge Raad – dit keer in een driemansformatie waarvan er één civilist is – de fiscale feitenrechter erop dat deskundigenbericht kan worden ingewonnen.

Knelpunten

Het inschakelen van deskundigen door de rechter zou de kwaliteit van de fiscale rechtspleging kunnen verhogen. De Raad voor de rechtspraak heeft er een speerpunt van gemaakt. Eén van de thema’s in het kader van de Agenda van de Rechtspraak 2008 – 2011 is ‘deskundige rechtspraak’. Deze doelstelling ziet zowel op het verhogen van de beschikbare deskundigheid binnen de Rechtspraak als op het verbeteren van de inzet van deskundigen van buiten in procedures. De koers van de Hoge Raad in de hiervóór genoemde arresten past goed bij deze in de Agenda van de Rechtspraak opgenomen beleidsmatige visie. Er is echter ook een keerzijde met betrekking tot de inzet van deskundigen in rechterlijke procedures. Bij de inzet van deskundigen in civiele- en bestuursrechtelijke zaken blijken in de praktijk namelijk serieuze knelpunten te bestaan.7 Een aantal van die knelpunten zal ik benoemen. In de eerste plaats is er een probleem met betrekking tot de beschikbaarheid van geschikte deskundigen (in dit verband moet worden opgemerkt dat deskundigen niet verplicht zijn de benoeming te aanvaarden). Dit alles heeft in bestuursrechtelijke zaken te maken met het vergoedingensysteem. Anders dan in het civiele recht, waar partijen opdraaien voor de kosten van de door de rechter ingeschakelde deskundige8, krijgt de door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige een vergoeding van de Staat die is gebaseerd op de in de Wet tarieven in strafzaken en daarop gebaseerde regelgeving genoemde normbedragen.9 Kort gezegd komt het erop neer dat de vergoeding – gebaseerd op een genormeerd uurtarief en een gemaximeerd aantal uren – niet marktconform is. Dit brengt mee dat de spoeling van deskundigen dun wordt.10 In de tweede plaats zal de rechterlijke procedure door het inschakelen van deskundigen wezenlijk worden vertraagd (of in managementjargon: de doorlooptijd wordt langer). De procedure van het inschakelen van een deskundige door de rechter is uiteraard met het oog op de belangen van de procespartijen met de nodige waarborgen omkleed (hoor en wederhoor) en dat kost nu eenmaal tijd. De deskundige heeft uiteraard tijd nodig voor zijn onderzoek en rapportage. Bovendien zullen partijen vervolgens hun visie geven met betrekking tot het deskundigenbericht en wellicht zelf ook weer nieuw materiaal aandragen. Dit kan voor de rechter dan weer aanleiding zijn om de deskundige nader te bevragen. Door deze gang van zaken wordt niet alleen de procedure vertraagd, ook de complexiteit van de zaak – een derde knelpunt – neemt toe. Het komt voor dat de oplossing van het geschil nà het inwinnen van het deskundigenbericht verder uit beeld is dan voor inschakeling van de deskundige. In de vierde plaats dreigt het gevaar dat de rechter volledig zal blindvaren op de visie van de deskundige. In dit verband kan worden gewezen op de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Dit college volgt het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is gerechtvaardigd.11 Dit gaat ver. Naar mijn mening zal de rechter ook ten aanzien van een deskundigenbericht kritisch moeten blijven. Het is en blijft immers de rechter die met betrekking tot het geschil van partijen moet beslissen.

Slot

Het lijkt erop dat de Belastingkamer van de Hoge Raad – onder invloed van de civilisten – de mogelijkheid van het inwinnen van een deskundigenbericht voor het voetlicht heeft willen brengen. De vraag rijst echter of bij de procespartijen en de feitenrechter behoefte bestaat aan het inschakelen van deskundigen in de fiscale rechtspleging. Hoewel op sommige terreinen van het fiscale speelveld – bijvoorbeeld bij de uitleg van buitenlands recht – de inzet van deskundigen zeer nuttig kan zijn, moet deze vraag naar mijn opvatting niettemin ontkennend worden beantwoord. De nadelen van het inschakelen van deskundigen lijken zwaarder te wegen dan de voordelen ervan. Daarom moet de belastingrechter wat mij betreft zo veel mogelijk zelf de knopen blijven doorhakken. Daartoe is hij, zo laat de praktijk zien, ook zonder de hulp van deskundigen in staat.