NTFR 2011/2222 - Verdeelde eenheid

NTFR 2011/2222 - Verdeelde eenheid

pdHK
prof. dr. H.A. KogelsProf.dr. H.A. Kogels is bijzonder hoogleraar Europees belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De titel bij dit deze Opinie is ontleend aan zijn afscheidscollege ter gelegenheid van zijn emeritaat op 14 oktober 2011.
Bijgewerkt tot 13 oktober 2011

Oudejaarsavond 1992 was een mijlpaal voor de toen 35 jaar oude Europese Economische Gemeenschap. Met de opheffing van de fiscale grenscontroles aan de grenzen tussen de toenmalige twaalf lidstaten werd een belangrijke stap gezet naar de voltooiing van de Europese interne markt. In het daaropvolgende decennium werden verdergaande stappen gezet. Binnen het Schengengebied werden de persoonscontroles afgeschaft en op 1 januari 1999 kwam de Europese Monetaire Unie tot stand, die uiteindelijk leidde tot invoering van één gemeenschappelijke munt, de euro, in 17 van de intussen tot 27 lidstaten uitgedijde Europese Unie. Kon in die tijd het ideaal van een interne Europese markt met vrijheid van verkeer voor personen, goederen, diensten en kapitaal, nog op warme gevoelens rekenen, het laatste decennium zijn die gevoelens verdrongen door wantrouwen tegenover andere lidstaten en ongenoegen over de rol van Europa. Wantrouwen dat is gevoed door frustraties over de euro, de hoge afdrachten aan de EU, een grote toename van migranten van binnen en van buiten de Europese Unie die hun geluk in de rijkere lidstaten zoeken, en nu daar bovenop de schuldencrisis en de daarmee samenhangende moeizame discussies over steun aan lidstaten die zich niet hebben gehouden aan de begrotingsregels voor de Eurolanden.

Snel opeenvolgende crises van uiteenlopende aard bepalen sinds 2007 het wereldbeeld.

In 2007 stortte de huizenmarkt in de Verenigde Staten in, als gevolg van een schimmig en wijdverbreid pokerspel met risicovolle leningen. De hypotheekcrisis mondde uit in een kredietcrisis en door de sterke internationale vervlechting in de financiële sector breidde die zich razendsnel uit over de hele wereld. Ook in Europa kwamen grote banken in problemen en beleggers (waaronder pensioenfondsen) leden aanzienlijke verliezen op de beurs. Banken vielen om en overheden gingen over tot steun om andere banken te redden. Sinds 2009 hebben de EU-lidstaten de financiële sector € 4.600 miljard aan steun en garanties verleend. In een aantal lidstaten van de EU steeg de staatsschuld in ongekend hoog tempo. De totale overheidsschuld in de 27 EU-lidstaten, uitgedrukt in procenten van het Bruto Binnenlands Product (BBP), is intussen gestegen van rondom 63% in de periode 1999-2007 tot 80% in 2011. In de 17 Eurolanden is de totale overheidsschuld gestegen van rond de 68% tot 85%. Tussen begin 2009 en het eerste kwartaal van 2011 is het bedrag van de totale overheidsschuld in de 27 EU-landen gestegen van € 8.000 miljard tot € 10.000 miljard, en in de Eurolanden van € 6.700 miljard tot € 8.000 miljard. Ter vergelijking: in de Verenigde Staten steeg de overheidsschuld in die tijd van US$ 11.000 miljard tot bijna US$ 14.300 miljard. Bij deze cijfers past overigens enige nuancering. De mate waarin de met een hoge overheidsschuld samenhangende rentelasten kunnen worden gedragen en de overheidsschuld zelf kan worden verminderd, hangt af van de economische kracht van een land. Maar ook het politieke draagvlak voor overheidsbezuinigingen en belastingverhogingen is van belang.

Paniek brak uit toen vorig jaar bleek dat de Griekse staatsschuld veel hoger was dan men had doen voorkomen. De kapitaalmarkt kon dit niet langer aan en in mei 2010 begon de door de Eurolanden opgerichte European Financial Stability Facility EFSF noodlening aan Griekenland te verstrekken, onder voorwaarde dat deze lidstaat zijn overheidsfinanciën op orde zal brengen. Het vertrouwen daarin is nog steeds niet groot.

Intussen heeft de schuldencrisis zich uitgebreid tot andere Eurolanden: Ierland, Portugal, Italië en Spanje. De vrees voor het domino-effect als gevolg van het vullen van gaten in andere lidstaten met gaten in de eigen begroting is toegenomen. De Europese Unie is hierdoor tot op het bot verdeeld geraakt. De zwaarste crisis sinds die van de jaren dertig van de vorige eeuw is uitgemond in een politieke vertrouwenscrisis. Klapt de Eurozone of slaagt Europa erin deze te revitaliseren? Wie schuldpapier bezit van de probleemstaten kan worden meegezogen in het eventuele faillissement van deze schuldenaren. Overheidsgaranties maken geen deel uit van de overheidsschuld, althans tot het moment waarop die garanties moeten worden aangesproken. Zij zijn dus in het gunstigste geval een zwaard van Damocles. Commissaris Barroso koos in zijn speech voor het Europese Parlement (28 september jl.) voor uitbouw van de EFSF en het Europese stabiliteitsmechanisme om de staatsschuldencrisis te beheersen. Een versterking van de invloed van ‘Brussel’ op de nationale huishoudboekjes van luidstaten die te lang boven hun stand hebben geleefd. Barrosso doet hiermee een beroep op de Eurozone om te kiezen voor een scenario waarin solidariteit en herijking van de begrotingsautonomie van de lidstaten. Een lange en moeilijke weg, maar ook een weg die mijns inziens is te verkiezen boven het aan hun lot overlaten van de probleemlanden, met het grote risico voor de ‘rijke’ lidstaten om mede ten onder te gaan. De vraag rijst welke gevolgen dit scenario zal hebben voor de inkomstenkant van de nationale huishoudboekje: de belastingen.

De Europese harmonisatie van de belastingen, waarvoor unanimiteit van de lidstaten is vereist, heeft zich tot nog toe hoofdzakelijk afgespeeld op het terrein van de indirecte belastingen; de invoerrechten, de btw en de accijnzen. Wat de tariefharmonisatie betreft zijn de invoerrechten in de EU daadwerkelijk geharmoniseerd, maar voor de btw en de accijnzen is slechts sprake van door de EU vastgestelde ondergrenzen voor de tarieven. De robuustheid van deze twee consumptiebelastingen (de btw alleen al is goed voor ongeveer 27% van de belastinginkomsten in de EU) biedt de lidstaten de mogelijkheid door tariefverhoging de inkomstenkant van hun huishoudboekjes te versterken. Duitsland en Spanje hebben dit intussen al gedaan. Verdere harmonisatie is hooguit te verwachten met betrekking tot Europese regelgeving die bijdraagt aan bestrijding van btw-fraude, teneinde de robuustheid van deze belasting te vergroten. Substantiële harmonisatie in de vorm van een moderner btw-stelsel zijn in dit tijdsgewricht niet te verwachten. Voor de vennootschapsbelasting, waar de afgelopen decennia slechts op een paar deelterreinen harmonisatiestappen zijn gezet, ligt een richtlijnvoorstel op tafel voor invoering van een optionele Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB). Invoering van dit systeem, waarvoor concerns binnen Europa kunnen kiezen als dit gunstiger voor hen is dan het normale vennootschapsbelastingsysteem, zou leiden tot minder belastinginkomsten voor de lidstaten. Een onaantrekkelijk vooruitzicht voor lidstaten die alle zeilen moeten bijzetten om de inkomstenkant van hun huishoudboekje op peil te houden. De huidige situatie levert dus geen gunstig gesternte voor invoering van een CCCTB.

Het toch al traditioneel trage fiscale harmonisatieproces zal, naar mijn verwachting, eerder nog trager dan sneller verlopen. De rol van het Hof van Justitie van de EU blijft echter van belang, tot schrik (en soms tot woede) van lidstaten die zich, bij inbreukprocedures of door de beantwoording van door nationale rechters gestelde prejudiciële vragen, door het Europese Hof gekortwiekt voelen in de uitoefening van hun eigen fiscale autonomie.

Leuker wordt het niet, makkelijker evenmin.