NTFR 2011/2609 - Goede procesorde

NTFR 2011/2609 - Goede procesorde

mJL
mr. J. LamensRaadsheer-plaatsvervanger Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Bijgewerkt tot 24 november 2011

De belastingrechter beroept zich regelmatig op regels van ‘goede procesorde’. Ook procespartijen kennen en gebruiken inmiddels deze toverspreuk al langere tijd.1 De belangstelling voor dit onderwerp in de rechtspraak gaat gelijk op met de aandacht die in wetenschappelijke kring aan dit onderwerp is en wordt besteed. Niet alleen in het strafrecht2, het algemeen bestuursrecht3 en het civiele recht4, maar ook in het belastingrecht5. Daarbij kwam de Raad voor de Rechtspraak begin dit jaar nog met een ‘research memorandum’ onder de titel ‘De goede procesorde in beeld’.6 De rechter beschikt met de regels van goede procesorde over een instrument dat hem in staat stelt om in bijzondere gevallen van processuele aard een beslissing te geven die niet wettelijk geregeld is of soms zelfs daarvan afwijkt. Hierna zal in kort bestek worden bezien in welke gevallen doorgaans een beroep op de regels van goede procesorde wordt gedaan en zal aandacht worden gevraagd voor problemen van kenbaarheid en legitimiteit.

Open norm

De regels van goede procesorde zijn niet vastgelegd. De Bont noemt het een ‘ongedefinieerd en ongrijpbaar begrip’. Dat heeft het voordeel dat de rechter zichzelf een grote vrijheid kan toemeten bij het oplossen van zich in de praktijk voordoende problemen. Voor de partijen brengt het echter rechtsonzekerheid met zich mee. Daar waar lagere rechters zich bedienen van het begrip is er dan altijd nog de hogere rechter die kan ingrijpen. Maar de regels van goede procesorde zoals die in de loop van de tijd door de Hoge Raad zijn gegeven vormen inmiddels de harde kern van het begrip. Het zijn hoewel geen wetsregels, wel rechtsregels geworden. Rechtsregels die niet de gang langs de Kamers hebben gemaakt. Het ligt daarom voor de hand te veronderstellen dat rechters voorzichtig zullen zijn als ze dit terrein van de regelgeving betreden en dat ze een richting zullen kiezen die past in de ontwikkeling van het procesrechtelijk denken.

Casuïstiek

In de binnen justitie gebruikte databank zijn in totaal voor alle disciplines rond 10.200 (2.625) verwijzingen naar het begrip ‘goede procesorde’ te vinden, in de publieke versie (www.rechtspraak.nl) worden er rond 2.300 (281) vermeld.7 Van enige pretentie van volledigheid kan dus ook geen sprake zijn. Er is een tamelijk willekeurige, maar een mijns inziens voldoende inzicht gevende, selectie gemaakt.

Hoewel de regels van goede procesorde steeds regels voor de rechter inhouden en zij aangeven hoe hij in een bepaald geval dient te handelen is het wellicht aardiger de verschillende gevonden regels onder te verdelen in regels voor de rechter en regels die zich over het hoofd van de rechter eigenlijk richten tot de belanghebbende en het bestuur, in goedkeurende dan wel afkeurende zin.

Belanghebbende en/of het bestuur

1. Belanghebbende kan redelijkerwijs niet vragen om verdaging van de zitting

De brief bevat onvoldoende concrete aanwijzingen op grond waarvan moet worden aangenomen dat de gemachtigde vanwege zwaarwichtige redenen niet in staat is de mondelinge behandeling bij te wonen. Gelet daarop en op het tijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, de ouderdom van de onderhavige zaak en de gerechtvaardigde belangen van de inspecteur bij een voortvarende afdoening daarvan, is het hof van oordeel dat het langer aanhouden van de behandeling van de zaak in strijd zou zijn met de goede procesorde (Hof Arnhem 24 november 2004, nr. 01/02093, AR7658, NTFR 2004/1903; Rechtbank Arnhem 10 januari 2008, nr. 05/2788, BJ6197, Fida20092128*).

2. Partijen mogen binnen de goede procesorde na een prejudiciële beslissing van het HvJ EU nieuwe stellingen of grieven aanvoeren

Zie daarover HR 18 december 2009, nr. 08/01499, BK6885, Fida20081916*.

3. Partijen kunnen geen stukken met nieuwe beroepsgronden, argumenten of bewijsmiddelen meer indienen wanneer een goede procesorde zich daartegen verzet

Art. 8:58, lid 1, Awb bepaalt dat partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken kunnen indienen. Deze bepaling beoogt, blijkens de daarop gegeven toelichting, een behoorlijk verloop van de procedure te waarborgen. Uit deze strekking volgt dat de rechter de mogelijkheid heeft stukken die binnen tien dagen voor de zitting of eerst ter zitting zijn overgelegd al dan niet in de procedure toe te laten (HR 1 oktober 2004, nr. 38.967, AR3099, NTFR 2004/1471). Bij de beslissing of een partij, hoewel de wederpartij daartegen bezwaar maakt, de gelegenheid moet krijgen bewijsstukken ter zitting alsnog over te leggen, zal – binnen het kader van een goede procesorde– een afweging moeten plaatsvinden van enerzijds het belang dat die partij heeft bij het overleggen van die stukken en de redenen waarom hij dit niet in een eerdere fase van de procedure voor de feitenrechter heeft gedaan, en anderzijds het algemeen belang van een doelmatige procesgang. Uit de uitspraak moet blijken dat een zodanige afweging heeft plaatsgevonden (HR 3 februari 2006, nr. 41.329, AV0821, NTFR 2006/213 en HR 16 maart 2007, nr. 42.905, BA0721, NTFR 2007/462; HR 10 april 2009, nr. 42.681, BI0562, NTFR 2009/844 en HR 15 april 2011, nr. 09/05192, BN6350, NTFR 2011/946). Cruciaal is dat het de ene partij niet is toegestaan de wederpartij zodanig te overrompelen dat deze zich niet meer behoorlijk kan verweren (MvT, Kamerstukken II, 2003-2004, 29 251, nr. 3, p. 9 en 10; NTFR 2003/1856; NAV, Kamerstukken II, 2003-2004, 29 251, nr. 6, p. 9, NTFR 2004/938). Indien de stukken worden toegelaten staat de Hoge Raad de rechter overigens wel toe dat eerst bezien wordt of een korte schorsing ter zitting soulaas kan bieden. Is dat niet mogelijk dan moet de zaak worden aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de stukken en zich daarover uit te laten (HR 1 oktober 2004, nr. 38.967, AR3099, NTFR 2004/1471; HR 6 oktober 2006, nr. 42.253, AY9497, NTFR 2006/1437). De Hoge Raad brengt het verdedigingsbeginsel aldus op een evenwichtige manier in balans met het doelmatigheidsbeginsel. Gevallen waarin het doelmatigheidsbeginsel al dan niet met vrucht in stelling wordt gebracht zijn er meer dan voldoende. Toen een heffingsambtenaar zich erover beklaagde dat het hof hem niet in staat had gesteld een andere waarderingsmethode uit te werken en dit, naar lezing van de Hoge Raad door de ambtenaar in strijd met de eisen van een goede procesorde werd geacht kreeg de ambtenaar de kous op de kop, aangezien het volgens de Hoge Raad op de weg van de heffingsambtenaar ligt om tijdig alle gegevens aan te voeren die voor een beoordeling van het geschil nodig zijn (HR 29 augustus 2000, nr. 35.257, AA6931, NTFR 2000/1335, BNB 2000/345*).

Het voorgaande geldt ook ingeval een partij, zonder aankondiging vooraf, ter zitting buiten aanwezigheid van de andere partij stukken wenst over te leggen. In zo'n geval brengt een goede procesorde bovendien mee dat de rechter de inhoud van die stukken slechts dan aan zijn oordeel ten grondslag legt als hij de andere partij in de gelegenheid heeft gesteld daarvan kennis te nemen en daarop te reageren. Dat is slechts anders indien die andere partij doordat hem die gelegenheid niet is geboden niet in zijn verdediging kan zijn geschaad. Het oordeel dat dit laatste geval zich voordoet dient te worden gemotiveerd (HR 10 april 2009, nr. 42.681, BI0562, NTFR 2009/844). Een bijzonder geval doet zich in cassatie voor als partijen na het uitbrengen van een conclusie door de advocaat-generaal daarop reageren en vervolgens de partijen weer op elkaar willen reageren. Dan geldt dat op dergelijke stukken geen acht wordt geslagen. ‘De eisen van een goede procesorde brengen namelijk mee dat er, nadat de Advocaat-Generaal conclusie heeft genomen, geen plaats is voor voortzetting van het debat van partijen, ook niet in die vorm dat een partij reageert op een eerdere reactie van de wederpartij op de conclusie’ (ZC3673, NJ 2001, 513*; HR 12 maart 2010, nr. 09/00335, BJ8531, NTFR 2010/651).

4. Partijen kunnen zich niet steeds in hoger beroep met alle gronden verweren

Het staat een partij, en dus ook de inspecteur, vrij om zich in hoger beroep te verweren met alle gronden die hij dienstig acht. Ook gronden die hij bij de rechtbank nog niet had aangevoerd. Dit is slechts anders voor zover het desbetreffende standpunt onderscheidenlijk verweer ondubbelzinnig zou zijn prijsgegeven, dan wel wordt aangevoerd onder zodanige omstandigheden, dat behandeling ervan zou leiden tot een inbreuk op een goede procesorde (HR 24 mei 2002, nr. 37.220, AE3172, NTFR 2002/753; HR 4 december 2009, nr. 08/02258, BG7213, NTFR 2009/2683; HR 16 april 2010, nr. 09/01091, BM1239, NTFR 2010/952). Dit geldt ook voor een beroep op interne compensatie (HR 13 augustus 2010, nr. 08/03782, BN3831, NTFR 2010/1974). En voor het alsnog bestrijden van de heffingsrente (HR 27 november 2009, nr. 07/13621, BJ7907, NTFR 2009/2622). Deze opvatting sluit aan bij de parlementaire geschiedenis op de Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties, waarin is opgemerkt dat in het belastingrecht in hoger beroep de herkansingsfunctie voorop staat, en dat daarom als regel nieuwe beroepsgronden, argumenten en bewijsmiddelen in hoger beroep kunnen worden aangevoerd, tenzij een goede procesorde zich daartegen verzet (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 251, nr. 3, p. 9; NTFR 2003/1856; HR 10 december 2010, nr. 09/05017, BO6786, NTFR 2010/2877). De beperkingen voor het aanvoeren van nieuwe stellingen op grond van een goede procesorde houden verband met wat wel het verdedigingsbeginsel wordt genoemd. Het komt er kort gezegd op neer, dat men ook hier zijn wederpartij niet mag overrompelen op zodanige wijze dat deze zich niet meer behoorlijk kan verweren. De wederpartij van degene die nieuwe grieven naar voren brengt moet voldoende tijd en gelegenheid krijgen om te reageren.8

5. Partijen zijn na een tussenuitspraak niet steeds vrij om nieuwe stukken in te dienen

Na een tussenuitspraak van het hof zijn stukken ingediend; binnen het kader van een goede procesorde moet een afweging plaatsvinden tussen enerzijds het belang dat de partij heeft bij het overleggen van de stukken en de redenen waarom dat niet in een eerdere fase is gebeurd en anderzijds het algemene belang van een doelmatige procesgang (HR 3 februari 2006, nr. 41.329, AV0821, NTFR 2006/213). In de uitspraak heeft het hof de uitgangspunten verwoord ter nadere berekening van de vast te stellen vermogens en vermeld dat belanghebbende geen grieven heeft aangevoerd tegen de berekeningswijze van de inspecteur. Onder deze omstandigheden is het in strijd met de goede procesorde om alsnog rekening te houden met nieuw aangevoerde grieven die een nader feitenonderzoek zouden vergen met betrekking tot de omvang van het vermogen en het al dan niet toerekenen van de tegoeden aan belanghebbende en deze feiten en omstandigheden voor de uitspraak al bekend waren (Hof Amsterdam 1 juli 2010, nr. 10/00292, BN0324, NTFR 2010/1975).

6. Het bestuur mag nadien een andere afwijzingsgrond hanteren

Het hof stelt voorop dat het de inspecteur in beginsel vrij staat om in de procedure voor de rechtbank en/of het hof ter ondersteuning van de door hem opgelegde aanslag zoals die na de uitspraak op bezwaar luidde, een ander standpunt in te nemen dan hij in de bezwaarfase heeft ingenomen en dat het hem evenzeer vrijstaat om in (hoger) beroep nog door hem dienstig geachte nieuwe stellingen of grieven aan te voeren. Dit is slechts anders voor zover het desbetreffende standpunt onderscheidenlijk de desbetreffende stelling ondubbelzinnig zou zijn prijsgegeven, dan wel wordt aangevoerd onder zodanige omstandigheden dat behandeling ervan zou leiden tot een inbreuk op een goede procesorde (vgl. laatstelijk HR 10 december 2010, nr. 09/05017, BO6786, NTFR 2010/2877; Hof Amsterdam 31 maart 2011, nrs. 08/01224, 08/01226 en 08/01227, BQ1687, NTFR 2011/943).

7. Het bestuur moet steeds een afschrift van de uitspraak naar de gemachtigde zenden

Weliswaar schrijft de Beroepswet niet uitdrukkelijk voor dat afschrift van de uitspraak van de rechter aan de gemachtigde moet worden gezonden, doch het behoort tot het wezen van een goede procesorde dat zulks geschiedt (CRvB, ZB0119, AB 1972/186*). Dit is inmiddels geregeld in art. 6:17 Awb.

8. Het bestuur moet zorgen voor bijstand van een tolk

Eveneens als strijdig met de goede procesorde aangemerkt het laten verrichten van een medisch onderzoek zonder bijstand van tolk, waar zonder die bijstand dat onderzoek niet goed kan plaatsvinden (met name bij onderzoek naar de psychische gezondheidstoestand van iemand die het Nederlands onvoldoende machtig is); (CRvB, AL0244, RSV 1995/1*).

9. Het bestuur heeft tijdens een lopende beroepszaak ten aanzien van belanghebbende niet meer de beschikking over de haar toegekende onderzoeksmogelijkheden

…kan niet worden aanvaard dat gedurende de loop van het rechtsgeding aan een der procespartijen zou zijn toegestaan om, door middel van hantering jegens de andere procespartij en buiten de rechter om van een dwangmiddel als het onderhavige, die andere partij te dwingen aan bewijsvoering te haren laste mee te werken. Hieruit volgt dat wanneer eenmaal de aanslag- en bezwaarfase is gevolgd door de ten overstaan van de rechter aangegane rechtsstrijd, voor de bevoegdheden die in de voorgaande fase aan de inspecteur jegens de belastingplichtige toekwamen, de bevoegdheden van de rechter in de plaats treden (HR 10 februari 1988, nr. 23.925, ZC3761, BNB 1988/160*).

De rechter

10. De rechter mag zonder wederhoor uit brieven of verklaringen geen voor belanghebbende vérstrekkende conclusies trekken m.b.t. een volgende processtap

Na de mondelinge behandeling zendt de inspecteur volgens afspraak aan het hof een brief met een uiteenzetting van zijn nader ingenomen standpunt en een reactie daarop van de gemachtigde. Een goede procesorde brengt mee het hof partijen dan vraagt of zij haar standpunten opnieuw mondeling willen toelichten. Het hof doet dit. Het kantoor van de gemachtigde van belanghebbende laat de griffier weten dat de medewerker die het beroepschrift indiende niet meer aan dat kantoor is verbonden en dat het dossier aan belanghebbenden is teruggezonden omdat men geen heil meer zag in voortzetting van de procedure. De gevolgtrekking die het hof maakt uit dit antwoord, te weten dat belanghebbenden geen prijs stelt op een tweede zitting, is volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk en cassabel (HR 10 november 1999, nr. 34.705, AA2620, BNB 2000/3*). Zie ook de zaak HR 14 maart 2008, nr. 42.708, BC6528, NTFR 2008/546.

11. De rechter mag niet iemand die in dezelfde zaak gemachtigde is als getuige horen

Vereniging van de hoedanigheid van getuige en gemachtigde in een persoon is niet in overeenstemming met de beginselen van een goede procesorde (zie ook AW 78/B 113, 4-1-1980, AB 1981/15*, CRvB, ZB4100, TAR 1990/244*).

12. De rechter is niet verplicht getuigen voor belanghebbende op te roepen

Uit art 6 EVRM kan niet de verplichting worden afgeleid dat de rechter ambtshalve getuigen moet oproepen indien daarom wordt verzocht door een individuele burger, die het noodzakelijk acht en de kosten daarvan niet kan dragen. Het eindoordeel over het al dan niet door de beroepsrechter ambtshalve doen oproepen van getuigen of deskundigen zou anders in feite komen te liggen bij een partij in de procedure (indien die partij zelf de daaraan verbonden kosten niet kan dragen). De bepalingen van de Beroepswet laten de Raad, binnen het kader van die wet, vrij om zelf te bepalen of en in hoeverre hij aanvullende informatie nodig acht. De beginselen van een goede procesorde brengen mee dat bij de beoordeling van een dergelijk verzoek naast andere relevante omstandigheden de vraag wordt betrokken of een partij onredelijk in procesvoering wordt belemmerd (CRvB, ZB1137, RSV 1992/196*; HR 13 maart 2009, NTFR 2009/730, BNB 2010/4).

13. De rechter mag soms het appelverbod doorbreken

Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij art. 120 Vw 2000, kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Hetgeen door appellante is aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat daarvan sprake is RvS, BB2543, JV 2007/451*; RvS, BA7796, JV 2007/346*.

14. De rechter mag na de zitting niet een rapport aan de gedingstukken toevoegen

Het is in strijd met de goede procesorde wanneer de rechter na de zitting nog het verslag van een telefoongesprek tussen de griffier en de gemachtigde aan de stukken toevoegt en bij het beraad betrekt (CRvB, ZB1097, RSV 1992/26*).

Uit de uitspraak van het hof blijkt dat het de tot de gedingstukken behorende brief van belanghebbende van 8 augustus 1995 in zijn beoordeling heeft betrokken, doch de

inhoud van die brief ‘om redenen van proceseconomie’ niet ter kennis van de wederpartij heeft gebracht. Het hof heeft aldus in strijd met een goede procesorde recht gedaan mede op een stuk dat een der partijen niet kende (HR 27 november 1996, nr. 31.829, AA1754, BNB 1997/28*).

15. De rechter moet belanghebbende in staat stellen zich door een gemachtigde ter zitting te laten vertegenwoordigen

In art. 8:24, lid 1, Awb is bepaald dat partijen zich door een gemachtigde kunnen laten bijstaan of vertegenwoordigen. Appellante heeft voor bijstand door een advocaat, werkzaam bij een klein advocatenkantoor (drie advocaten), gekozen. In het bijzonder bij een klein advocatenkantoor kan zich in geval van plotselinge ziekte van een van de advocaten de situatie voordoen dat geen van de collega's als vervanger kan optreden. Die situatie doet zich hier voor. Weliswaar is appellante zelf ter zitting verschenen, maar zij achtte zich niet in staat haar eigen belangen adequaat te behartigen en heeft daarom nogmaals verzocht om uitstel van de zitting. De Raad is van oordeel dat het in een dergelijke situatie op de weg van de rechtbank ligt de behandeling van de zaak ter zitting met toepassing van art. 8:64, lid 1, Awb te schorsen en een nieuwe zittingsdag vast te stellen. Door dit niet te doen heeft de rechtbank gehandeld in strijd met een goede procesorde (CRvB 21 juni 2006, nrs. 04/2951 en 05/909, AX9605, JB 2006/261*).

16. De rechter behoeft in de daartoe geëigende gevallen niet terug te wijzen

In beroep is bezwaar alsnog ontvankelijk geoordeeld. Op grond van goede procesorde wordt afgeweken van de regel dat de inspecteur opnieuw een besluit moet nemen (geen aangifte; geen bewijs aftrekpost). Afwegen belang belanghebbende bij correcte en zorgvuldige behandeling bezwaar en beroep tegenover belang ambtenaar bij een procesgang zonder onnodige vertragingen in het kader van de goede procesorde (Rechtbank Breda 7 november 2008, nr. 07/00908, NTFR 2009/105).

17. De rechter moet beide partijen in de gelegenheid stellen om hun standpunten ter zitting in elkaars aanwezigheid toe te lichten

Het in die regels tot uitdrukking gebrachte beginsel van behoorlijke rechtspraak dat partijen in elkaars aanwezigheid worden gehoord, acht de Raad van dermate essentiële betekenis dat afwijking van die bepalingen niet kan worden aanvaard (CRvB, ZB4347). Belanghebbende moet daarbij zelf echter ook oppassen. Soms komt een vergissing om te verschijnen voor zijn rekening (HR 29 mei 2009, nr. 42.316, AZ5453, NTFR 2009/1242).

18. De rechter mag onder omstandigheden een zaak van een ander voortzetten indien die ander niet langer voor die taak beschikbaar is

Het middel stelt terecht voorop dat de eisen van een goede procesorde meebrengen dat in beginsel slechts de leden van een kamer, die zelf de zaak ter zitting hebben behandeld, medewerken aan de beslissing en dat dit beginsel slechts uitzondering leidt, indien vervanging van een lid onvermijdelijk is dan wel door gewichtige redenen wordt gerechtvaardigd (HR 29 augustus 1997, nr. 32.622, AA2227, BNB 1997/333*).

19. De rechter moet kenbaar maken dat hij wellicht vermoedens als bewijs zal gebruiken

Uit de conclusie van dupliek in eerste aanleg en het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting in eerste aanleg blijkt, dat de inspecteur uitging van een (niet-ontzenuwd) vermoeden. Echter, uit de bestreden uitspraak van de rechtbank noch uit het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting noch uit de overige gedingstukken blijkt dat op enig moment de rechtbank aan de belanghebbende heeft medegedeeld, dat ook de rechtbank aanleiding zag om ten nadele van de belanghebbende een vermoeden aan te nemen. Hieruit volgt, dat de belanghebbende door de rechtbank niet in de gelegenheid is gesteld om zich te beraden op zijn mogelijkheden om bewijs tegen het bij de rechtbank gerezen vermoeden te leveren en de belanghebbende derhalve ook niet in de gelegenheid is gesteld tot het leveren van dit tegenbewijs. Het hof is van oordeel, dat de rechtbank bij het nemen van zijn in de bestreden uitspraak genomen beslissing de goede procesorde niet in acht heeft genomen (HR 20 maart 2007, nr. 06/00098, BA5117, NTFR 2007/939). Bij vormen van ambtshalve ingrijpen door de rechter is in het algemeen voorzichtigheid geboden. De rechter die een tweede aanslag voor hetzelfde feit ambtshalve vernietigde liep ook op tegen het verwijt dat hij de goede procesorde had geschonden door deze beslissing te nemen zonder partijen in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten (Hof Amsterdam 7 april 2011, nrs. 09/00771 t/m 09/00773, BR3126, NTFR 2011/918). Ook al lijkt art. 8:69 Awb in dit opzicht ruimte te bieden, regels van goede procesorde beperken die ook (HR 2 maart 2007, nr. 42.272, AZ9674, NTFR 2007/430).

20. De rechter moet belanghebbende op de hoogte stellen indien hij overweegt ambtshalve te beslissen dat zich een omstandigheid voordoet op grond waarvan de bewijslast moet worden omgekeerd

Indien de rechter overweegt te beslissen dat bijvoorbeeld de vereiste aangifte niet is gedaan, een omstandigheid die moet leiden tot omkering van de bewijslast, en de inspecteur zich niet op die omstandigheid heeft beroepen, brengt een goede procesorde mee dat de rechter die beslissing niet neemt dan nadat hij de belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld zich daaromtrent uit te laten (HR 13 januari 2006, nr. 41.679, AU9524, NTFR 2006/86; HR 10 november 2006, nr. 42.563, AZ1836, NTFR 2006/1631; HR 9 december 2005, nr. 40.817, AU7726, NTFR 2005/1716; HR 11 juli 2008, nr. 44.098, BD6837, NTFR 2008/1392). Dat heeft ook te gelden indien de inspecteur zich weliswaar heeft beroepen op de omkering van de bewijslast, maar op een andere grond dan de rechter voornemens is te bezigen (HR 2 maart 2007, nr. 42.311, AZ9676, NTFR 2007/385).

Terugblik

Wie de opsomming hiervoor bekijkt, ziet – zoals ook door anderen al eens is opgemerkt – dat het begrip ‘de goede procesorde’ klinkt als een beginsel, een aparte rechtsnorm, maar in werkelijkheid houdt het begrip niet veel meer in dan een hoeveelheid regels die uiteenlopende doelen dienen. Zo zijn er regels die de grenzen van de rechtsbescherming (10,13,15) bepalen en regels die moeten waarborgen dat de procesgang efficiënt (1, 16,18) kan plaatsvinden, waarbij begrippen als proceseconomie en misbruik van procesrecht een rol kunnen spelen. Voorts regels die bijdragen aan de definiëring van het brede begrip ‘eerlijk proces’ met kenmerken als het verdedigingsbeginsel (2,3,4,5,6,7,15) het motiveringsbeginsel, het onpartijdigheidsbeginsel (11, 12, 14), de processuele gelijkheid van partijen (8,9), fair play (11, 19, 20), hoor en wederhoor (10, 14, 17, 19,20).

Drie nabranders

Andere hoeders van de goede procesorde

De regels van goede procesorde krijgen naarmate ze wat meer omlijnd zijn een zodanige status dat daarop ook in het wetgevingsproces een beroep wordt gedaan. Door de minister9 die erop wijst dat wanneer de rechter zijn beslissing grondt op gegevens, waarvan de kennisneming aan hen en hun raadslieden is onthouden men dit dreigt te ervaren als strijdig met een goede procesorde. Door de Raad van State10 die – overigens vergeefs – bepleit om met het oog op een goede procesorde te regelen dat aan de beroepsinstantie tijdig kennis moet worden gegeven van de medebrenging van getuigen en deskundigen. En door de Nationale ombudsman die regelmatig in rapporten het begrip gebruikt.11

Behoorlijke procesorde

De Hoge Raad heeft in één arrest12 het begrip ‘goede procesorde’ gebruikt met betrekking tot de geheven belasting en het begrip‘behoorlijke procesorde’ voor de boete, opmerkende ‘Bij boeten vormen de eisen van een behoorlijke procesorde de beoordelingsmaatstaf. Daar speelt ook een rol de aard (belastend of ontlastend) van de overgelegde stukken’ In het strafrecht blijkt inderdaad regelmatig gesproken te worden over beginselen van behoorlijke procesorde.

Het lijkt erop dat hier alleen van een semantisch verschil sprake is. Materieel gezien is er geen onderscheid.13

Curieus is dat in een strafzaak de Hoge Raad over de opsporings- en vervolgingsrichtlijnen zegt dat die niet algemeen verbindende voorschriften zijn omdat ze niet krachtens enige wetgevende bevoegdheid zijn gegeven, maar dat ze de Belastingdienst en het OM wel binden op grond van beginselen van een behoorlijke procesorde. De Hoge Raad zegt dit als volgt:

‘Bij beleidsrichtlijnen als deze ten aanzien waarvan betrokkenen erop mogen vertrouwen dat het OM zijn vervolgingsbeleid daarop afstemt, brengen beginselen van een behoorlijke procesorde mee dat het OM naar aanleiding van een desbetreffend verweer ter terechtzitting gemotiveerd aangeeft dat en waarom het in een individueel geval tot vervolging kon overgaan zonder schending van het bepaalde in de richtlijnen’ (HR 22 februari 2000, nr. 112611, AA4894, NJ 2000/557).

Enige slotopmerkingen