NTFR 2011/557 - Belastingwetenschap en politieke wetenschap

NTFR 2011/557 - Belastingwetenschap en politieke wetenschap

pmdJG
prof. mr. dr. J.L.M. GribnauHoogleraar Methodologie van het belastingrecht aan het Fiscaal Instituut Tilburg/Center for Company Law, Universiteit van Tilburg, en bijzonder hoogleraar Kwaliteit van fiscale regelgeving aan de Universiteit Leiden.
Bijgewerkt tot 15 maart 2011

De belastingwetenschap doet pogingen verder volwassen te worden. Zowel het Weekblad voor fiscaal recht als het Maandblad Belasting Beschouwingen hebben inmiddels de mogelijkheid voor auteurs geopend om hun conceptartikelen aan een ‘peer review’-procedure te onderwerpen. Hoe zouden deze auteurs het wetenschappelijke karakter van hun bijdragen kunnen vergroten? Lubbers deed begin vorig jaar in dit blad een aantal aanbevelingen aan de fiscale wetenschap.1

Ik wil een aanbeveling toevoegen. Het fiscale onderzoek zal naar mijn mening meer moeten aansluiten bij andere disciplines. Dat kan door intern-rechtsvergelijkend onderzoek, maar ook door inschakeling van niet-juridische disciplines. De vergelijking en confrontatie met andere vakgebieden leiden tot verdere verwetenschappelijking van het belastingrecht. In deze bijdrage bied ik een aantal voorbeelden uit de politieke wetenschap die naar mening aanknopingspunten vormen voor multidisciplinair fiscaal onderzoek.

1. Multi- en interdisciplinair onderzoek

In de zomer van 2010 publiceerde de landelijke onderzoeksvisitatiecommissie haar rapport getiteld ‘Kwaliteit & diversiteit: Rechtswetenschappelijk onderzoek in Nederland’.2 Het is een omvangrijk rapport, maar liefst 430 pagina’s dik, dat liefst 60 onderzoeksprogramma’s bespreekt van negen faculteiten.3 Het fiscaal onderzoek scoort hier over het algemeen goed. Beter dan de vorige visitatieronde die resulteerde in enige reuring onder belastingwetenschappers.4 Daarbij teken ik wel – relativerend – aan dat het rechtswetenschappelijke onderzoek over de hele linie verbazend goed scoort.

Wat daar van zij, de commissie constateert in haar rapport een aantal ontwikkelingen in het Nederlandse rechtswetenschappelijk onderzoek. Een daarvan is het toenemende belang van multi- en interdisciplinair onderzoek, waarbij de commissie overigens wijst op nogal wat ‘terminologische onduidelijkheden’ (p. 33).

Smits geeft hier enig houvast. Interdisciplinair onderzoek overschrijdt zijns inziens de grenzen tussen rechtswetenschap en andere disciplines. Hij wist daarbij op rechtsgeschiedenis, rechtsantropologie en – recenter opgekomen – rechtseconomie en rechtspsychologie. Multidisciplinair onderzoek is minder ambitieus: het ontwikkelt geen eigen kader, maar houdt in dat vanuit verschillende invalshoeken wordt bijgedragen aan een vraagstuk.5

2. Waar te beginnen?

Multi- en interdisciplinair onderzoek verdient dus extra aandacht. Maar hoe dan aansluiting te zoeken bij andere disciplines? Daarvoor moet men inzicht hebben in andere wetenschappen. Als fiscalist kan men immers niet zo maar publicaties uit andere disciplines beoordelen op hun kwaliteit. Natuurlijk kan men een betoog vaak zonder heel veel materiedeskundigheid nog wel op zijn interne consistentie beoordelen, maar dat is in het algemeen niet genoeg. Een geschikt middel lijkt hier de sneeuwbalstrategie zoals mijn vroegere, helaas veel te vroeg gestorven, collega Henk te Niet deze methode noemde. Van algemeen handboek naar specifieke (zeer) gedetailleerde publicaties.

Maar hier doemt het volgende probleem op: algemene handboeken zijn er in soorten en maten – elke uitgever wil wel zijn eigen handboek en er zijn altijd wel wetenschappers en praktijkbeoefenaars bereid daaraan mee te werken. Maar zeker niet alle handboeken zijn even gezaghebbend. Vaak kan men wel afgaan op de reputatie van de uitgever van zo’n handboek maar dat zeker niet altijd. Bovendien kunnen gekende auteurs ook bij onbekendere uitgeverijen publiceren. In deze bijdrage wil ik een aantal handboeken voor het voetlicht brengen die zonder meer ‘outstanding’ zijn. Het gaan om delen uit de ‘The Oxford Handbook of Political Science’ serie, waarbij ik mij een enkele keer een zijstapje veroorloof.

Maar waarom nu gekeken naar de politieke wetenschap? Belastingrecht heeft weliswaar raakpunten met politiek, maar dat betreft toch alleen wetgeving, dus dan heeft zo’n serie maar een beperkte waarde voor een fiscaal onderzoeker, zou men kunnen denken. Politieke wetenschap wordt echter in deze serie veel breder opgevat dan men op het eerste gezicht als fiscalist zou denken, zo komen onderwerpen als regulering, compliance, ethiek, legitimiteit en consultatie uitvoerig en meerdere malen aanbod. Niet verwonderlijk is dat regelmatig wordt verwezen naar belastingen in de diverse delen; maar nog afgezien daarvan wordt buitengewoon veel leerzame informatie geboden.

Hierna volgt een speurtocht door de state of the art politieke wetenschap naar aanknopingspunten voor fiscaal onderzoek. Leidraad bij de zoektocht is de vraag: wat kunnen fiscale wetenschappers hiervan leren op het punt van methodologie van onderzoek, multi- en interdisciplinariteit, feitelijke onderzoeksresultaten, e.d.?

3. State of the art politieke theorie

Ik ga nu over tot een rondgang in de vorm van een soort review essay door deze reeks. Daarbij zal ik noodgedwongen slechts enkele krenten uit de pap kunnen pikken. De selectie van artikelen en onderwerpen vindt plaats met het oog op hun mogelijke betekenis voor fiscaalwetenschappelijk onderzoek. Maar binnen het bestek van dit artikel zullen onvermijdelijk veel interessante onderwerpen blijven liggen. Het is eenvoudig ondoenlijk ook maar enigszins recht te doen aan de omvang en de kwaliteit van elk van de handboeken. Ik begin bij het laatst verschenen deel, ‘The Oxford Handbook of Political Science’.6 Het boek bevat grotendeels een selectie van de volgens Robert Goodin – de eindredacteur van de hele serie – beste artikelen uit het hele project. Het presenteert in feite een overzicht van de verschillende andere delen en is daarmee zeer geschikt voor een eerste kennismaking. Dat is alleen al nuttig vanwege de omvang van het hele tiendelige project; sommige delen zijn zo dik dat ze gerust een ‘two-hand book’ – en ook nog gedrukt in een vrij kleine letter – kunnen worden genoemd, zoals een van de (deel)redacteuren opmerkt.

In zijn voorwoord blikt initiator Goodin terug op de totstandkoming van dit kolossale project. Daarbij merkt hij fijntjes op dat ‘zijn’ concept ‘handbook’ inmiddels booming business is voor Oxford University Press. Een indicatie daarvan krijgen we als we ons realiseren dat op allerlei terreinen er wel al een ‘handbook’ is verschenen.’ Elk zichzelf respecterende tak van wetenschap heeft een eigen ‘handbook.’ Waar blijft de belastingwetenschap?, is dan de vraag.

In zijn introductie ‘The State of the Discipline, the Discipline of the State’ biedt Goodin een overzicht van de krachtlijnen van de tien handboeken en een overzicht van zijns inziens noodzakelijk toekomstig onderzoek. Hij geeft in diverse appendixen nog een aantal lijstjes met klassieke teksten, boeken die alle politieke wetenschappers beter zouden moeten kennen en de leiders van de discipline en de diverse subdisciplines. Zo komt al direct de ‘meten is weten’ kant van de politieke theorie aan bod.

4. Rawls als ijkpunt

‘The Oxford Handbook of Political Theory’ begint – na een inleiding van Dryzek, Honig, en Phillips met een bijdrage van over het politiek denken over rechtvaardheid na Rawls.7 Dat is meer dan terecht want Rawls heeft met zijn ‘A Theory of Justice’ in 1973 een nieuw tijdperk in het denken over politieke rechtvaardigheid ingeluid. De ook hier bekende filosoof Dworkin heeft hier zijn steentje aan bijgedragen. In de fiscaliteit is Dworkin wellicht vooral bekend om zijn vroege werk, met name het onderscheid tussen regels en beginselen.8 Dit is te vinden in Dworkins ‘Takings Rights Seriously’, maar na de eerste meer rechtstheoretische hoofdstukken, zien we daar ook duidelijk politiek-filosofische vraagstukken behandeld. Sindsdien heeft Dworkin zich ontwikkeld tot een van de belangrijkste politiek-filosofen.9 Het gedachtegoed van Rawls en Dworkin heeft direct gevolgen voor belastingheffing: verdelende rechtvaardigheid wordt immers in belangrijke mate gefinancierd met belastingen waarbij belastingen zelf ook een instrument voor inkomensherverdeling kunnen zijn. Maar niet alleen voor belastingen. ‘From Rawls and Dworkin onwards, work on principles of justice and equality has carried definite policy implications regarding taxation, public expenditure on health, the treatment of those with disabilities and so on.’10 Arneson biedt een crash course. Rawls neemt de idee van het sociale contract tot uitgangspunt om te komen tot een rechtvaardige basisstructuur van een samenleving; de twee door de contractanten gekozen rechtvaardigheidsbeginselen garanderen een eerlijke verdeling van primaire goederen. De twee beginselen zijn: 1. elke persoon dient een gelijk recht te hebben op het meest uitgebreide systeem van gelijke fundamentele vrijheden, dat verenigbaar is met een vergelijkbaar systeem van vrijheden voor allen (equal liberty principle); 2. sociale en economische ongelijkheden dienen zo te worden geordend dat ze zowel a. redelijkerwijs in ieders voordeel mogen worden geacht (fair equality of opportunity), en b. verbonden zijn met posities en ambten die voor allen toegankelijk zijn (difference principle).11

Hier toont zich de onvermijdelijke beperkingen van elk handboek. Het kan immers zijn dat (vlak) na het verschijnen een zeer belangrijk boek verschijnt dat een heel nieuw perspectief biedt. Dat is hier het geval. Nobelprijswinnaar Sen kwam in 2009 met zijn magnum opus.12 Hij bekritiseerde al eerder Rawls, bij leven een goede vriend van hem, omdat deze er bij zijn verdeling van primaire sociale goederen geen rekening mee hield dat mensen door ongelijke fysieke en psychische mogelijkheden (capabilities) die goederen niet even efficiënt kunnen aanwenden om hun doelen te bereiken.13 Nu gaat Sen nog een stap verder en bekritiseert de politieke filosofen die zich à la Rawls bezighouden met het ontwerpen van perfect rechtvaardige sociale instituties. Beter is het zijns inziens te vergelijken en evalueren hoe rechtvaardigheid op verschillende manieren wordt gerealiseerd. Het accent komt dan meer op het verminderen van onrechtvaardigheid te liggen in plaats van op zeer abstracte ontwerpen voor een ideale samenleving. Blijft staan dat Arneson een uitstekende inleiding tot Rawls biedt en daarmee een goede basis voor tal van andere bijdragen die teruggrijpen op Rawls.14

5. Macht

6. Vrijheid

7. Kleine excursie met Humboldt

8. Institutionele analyse

9. Regulering

10. Gedrag en waarden

11. Het belang van de context

12. Uitleiding