Aflevering 11

Gepubliceerd op 17 maart 2011

NTFR 2011/557 - Belastingwetenschap en politieke wetenschap

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 geschreven door prof. mr. dr. J.L.M. Gribnau
De belastingwetenschap doet pogingen verder volwassen te worden. Zowel het Weekblad voor fiscaal recht als het Maandblad Belasting Beschouwingen hebben inmiddels de mogelijkheid voor auteurs geopend om hun conceptartikelen aan een ‘peer review’-procedure te onderwerpen. Hoe zouden deze auteurs het wetenschappelijke karakter van hun bijdragen kunnen vergroten? Lubbers deed begin vorig jaar in dit blad een aantal aanbevelingen aan de fiscale wetenschap.A.O. Lubbers, ‘Fiscaal-juridisch onderzoek: time to change!’, NTFR 2010/1.

NTFR 2011/558 - Het eigen vermogen van de bancaire vaste inrichting

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 geschreven door dr. W. Bruins Slot
De periode waarin de discussie woedt over de omvang van het eigen vermogen (EV) van een bancaire vaste inrichting bestrijkt ruim twee decennia.Een belangrijke aanzet tot de discussie werd gegeven door C. van Raad in zijn artikel 'De bepaling van het fiscale eigen vermogen van een vaste richting van een bank' in WFR 1985/1145. Wie dacht dat met HR 25 november 2005, nr. 40.858, NTFR 2005/1719, BNB 2007/117 aan die discussie een einde zou zijn gekomen, kwam bedrogen uit. Aan de orde is de vraag of degenen die menen dat de Hoge Raad met genoemd arrest toch echt het laatste woord heeft gesproken, het gelijk aan hun zijde hebben.

NTFR 2011/559 - Draagkrachttax

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 geschreven door Th.J.M. van Schendel
In zijn bijzonder leuke Opinie ‘Zwembadtax: verzopen en bezopen’ (NTFR 2011/498) stelt Van Huijgevoort de Griekse heffing op zwembaden aan de kaak. Een Grieks zwembad genereert een fictief Grieks inkomen. De hoogte van dit inkomen is afhankelijk van het aantal m2 en van het antwoord op de vraag of het een binnenbad dan wel een buitenbad is. Hij berekent een Griekse buitenzwembadheffing van € 750 per jaar en vergelijkt deze met de Nederlandse WOZ-heffing op zwembaden (als onderdeel van de eigen woning) die uitkomt op circa € 50 per jaar. Bezitters van Nederlandse zwembaden komen volgens Van Huijgevoort er dus goed van af. Hij vergeet daarbij het verschil tussen de Griekse en de Nederlandse zon. Dit verschil heeft een niet te onderschatten positief effect (Grieks) of een negatief effect (Nederlands) op de zwembadwaarde. Als belastingrechter ziet Van Huijgevoort de problemen al voor zich als er een Nederlandse zwembadtax zou zijn. Gaan we ook uit van vierkante meter of is kubieke meter een betere heffingsmaatstaf? Is een zwemvijver met vissen ook een belast zwembad? Wat doen we met de buitenjacuzzi? En hoe moet een zwembadtax worden gecontroleerd? Met Google Earth of door de hondenbelastingcontroleur die toch aan de deur staat? Hij concludeert dat een Nederlandse zwembadtax een sprong in het diepe zal zijn.

NTFR 2011/560 - Minister van I&M pakt leegstand kantoren aan

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft het actieprogramma Aanpak Leegstand Kantoren aan de Tweede kamer gezonden. Het actieprogramma is tot stand gekomen en wordt uitgevoerd door organisaties van beleggers, projectontwikkelaars gemeenten en provincies. Het actieprogramma behelst:

NTFR 2011/562 - Voordeelsverwachting op basis van objectieve factoren beoordelen

ECLI:NL:PHR:2011:BP5707, datum uitspraak 24-06-2011, publicatiedatum 24-06-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende is in 2005 begonnen met het verzorgen van muzikale optredens. In de jaren 2005 tot en met 2008 waren de kosten steeds hoger dan de opbrengsten. In het jaar 2009 heeft belanghebbende geen optredens verzorgd. Belanghebbende heeft voor het jaar 2005 een bedrag van € 922 als verlies uit onderneming aangegeven. Voorts heeft hij zelfstandigenaftrek geclaimd. De inspecteur heeft bij de aanslagregeling beide bedragen gecorrigeerd, omdat volgens hem niet sprake is van een bron van inkomen.

NTFR 2011/563 - Tijdelijk in de onderneming aangewende grond behoort niet tot het verplichte privévermogen

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP5111, datum uitspraak 17-02-2011, publicatiedatum 23-02-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. M. de Jonge
In 1996 hebben belanghebbenden een perceel grond gekocht dat zij eerst tot hun privévermogen hadden gerekend maar na heretikettering door de inspecteur tot hun ondernemingsvermogen rekenden. In 2005 hebben belanghebbenden het perceel verkocht aan de gemeente. In de periode tussen de staking van hun stierenmesterij en de verkoop heeft de grond braak gelegen. De aan de grond gekoppelde ontwikkelingsrechten zijn in 2005 verkocht aan derden. De verkoopopbrengst van het perceel is in de aangiften verantwoord, maar de winst behaald met de ontwikkelingsrechten niet.

NTFR 2011/564 - Geen startersaftrek voor firmant omdat onderneming eenmanszaak niet is gestaakt

ECLI:NL:GHARN:2011:BP2295, datum uitspraak 18-01-2011, publicatiedatum 28-01-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende is in 1990 in de vorm van een eenmanszaak een onderneming gestart. De onderneming hield zich bezig met het plaatsen van speelautomaten bij derden. In 1999 had belanghebbende nog maar één plaatsingsadres. Per 1 januari 2004 is belanghebbende vennoot in een vof geworden. In die hoedanigheid claimt hij startersaftrek. Volgens het hof heeft de inspecteur die claim terecht niet gehonoreerd. Belanghebbende maakt namelijk niet aannemelijk dat hij in een of meer van de vijf aan 2004 voorafgaande jaren geen ondernemer was. De vanaf 1990 gedreven onderneming is volgens het hof niet gestaakt. Belanghebbende heeft nog steeds activiteiten verricht op het gebied van de exploitatie van de speelautomaten, de opbrengsten daarvan waren steeds positief en belanghebbende heeft ook geïnvesteerd in speelautomaten. Voorts heeft belanghebbende nimmer de wil geuit te willen staken.

NTFR 2011/569 - Hoogte gebruikelijk loon dga in holdingvennootschap en werkmaatschappij

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP3260, datum uitspraak 02-02-2011, publicatiedatum 04-02-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. E. Alink
A is enig bestuurder van en enig aandeelhouder in belanghebbende, een holdingvennootschap. Belanghebbende bezit 50% van de aandelen in een werkmaatschappij, een bouw- en aannemingsbedrijf. Belanghebbende is samen met een andere holding bestuurder van de werkmaatschappij. Belanghebbende heeft in de jaren 2001 t/m 2005 een managementvergoeding van de werkmaatschappij ontvangen. Belanghebbende heeft in de jaren 2001 t/m 2005 aan A loon uitbetaald. Aan belanghebbende is ter zake van het gebruikelijk loon van A onder meer een naheffingsaanslag opgelegd.

NTFR 2011/570 - Interim-manager en teammanager in dienst van openbaar lichaam, bestuursvoorzitter niet

ECLI:NL:RBARN:2010:BO9061, datum uitspraak 28-12-2010, publicatiedatum 28-12-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. H.J. Noordenbos
Belanghebbende is een openbaar lichaam, tot stand gekomen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Tijdens een boekenonderzoek ontdekt de inspecteur dat D, E en F werkzaamheden voor belanghebbende hebben verricht, maar dat op de daarvoor betaalde vergoedingen geen loonheffing is ingehouden. De inspecteur stelt dat dit wel had gemoeten en legt naheffingsaanslagen LB/PVV op.

NTFR 2011/573 - Overeenkomst krachtens art. 16 Vo. 883/2004 voor de toepasselijke wetgeving van Rijnvarenden

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011
Nederland heeft met een aantal andere lidstaten van de EU een overeenkomst gesloten over de toepasselijke wetgeving inzake de sociale zekerheid voor Rijnvarenden. De overeenkomst regelt dat Rijnvarenden verzekerd zijn in de staat waar de zetel van de onderneming is gevestigd. De overeenkomst is afgesloten met Duitsland, België, Luxemburg en Frankrijk en is in werking getreden met ingang van 1 mei 2010, de ingangsdatum van Vo. 883/2004.

NTFR 2011/574 - KB Lux: door ouders gestort en later opgenomen tegoed heeft hun vermogen nooit verlaten

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP4436, datum uitspraak 03-02-2011, publicatiedatum 16-02-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van drs. M.P. de Lange-Snijders
De ouders van belanghebbende hebben, toen zij negen jaar was, een bankrekening voor haar geopend. Ondanks de omstandigheid dat belanghebbende daar geen weet van had, zou een op die rekening gestort bedrag deel gaan uitmaken van het vermogen van belanghebbende. In het onderhavige geval hebben de ouders de rekening drie jaar later weer gesloten en het saldo op een op hun naam staande rekening in Nederland gestort, wederom zonder medeweten van belanghebbende. Onder deze omstandigheden acht het hof aannemelijk dat de ouders bij het openen van beide rekeningen een bepaald bedrag voor de dochter hadden willen reserveren en dat de bank die reservering op een ten name van de dochter geopende rekening heeft gestort. Nu de ouders het tegoed op die rekening bij het sluiten van de rekening hebben gestort op een op hun eigen naam staande rekening, gaat het hof ervan uit dat bij de ouders nimmer de bedoeling aanwezig is geweest het op de rekening ten name van de dochter gestorte bedrag ten laste van hun eigen vermogen te doen overgaan naar het vermogen van de dochter. Het op de rekening van belanghebbende gestorte bedrag behoorde niet toe aan belanghebbende. De navorderingsaanslagen moeten worden vernietigd.

NTFR 2011/575 - Aftrek kosten levensonderhoud voor kinderen niet aannemelijk gemaakt

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP2609, datum uitspraak 20-01-2011, publicatiedatum 02-02-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende heeft kosten in aftrek gebracht voor het levensonderhoud van zijn kinderen die in het onderhavige jaar bij zijn ex-echtgenote woonden. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in belangrijke mate heeft bijgedragen in het levensonderhoud van zijn kinderen. Belanghebbende heeft geen schriftelijke stukken overgelegd waarmee de uitgaven voor het levensonderhoud worden aangetoond. Bovendien heeft belanghebbende de door de rechter vastgestelde alimentatie niet betaald. Inzake het in hoger beroep toegevoegde geschilpunt oordeelt het hof dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij betalingen ter zake van alimentatie voor zijn ex-echtgenote heeft gedaan. De uitspraak van de rechtbank wordt op het punt van de heffingsrente vernietigd conform de – niet-betwiste – conclusie van de inspecteur.

NTFR 2011/576 - Toekomstige subsidie staat aftrek van renovatiekosten monumentenpand in de weg

ECLI:NL:GHARN:2011:BP6701, datum uitspraak 22-02-2011, publicatiedatum 04-03-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende heeft een monumentenpand. In 2005 en 2006 heeft zij dit pand laten renoveren. In 2006 heeft belanghebbende een beschikking gekregen waarin een subsidie is toegezegd met betrekking tot de renovatie. De subsidie is uitgekeerd in 2010. Voor 2006 heeft belanghebbende de uitgaven voor de renovatie als aftrekbare uitgaven voor monumentenpanden in aanmerking genomen zonder rekening te houden met de in 2010 uitbetaalde subsidie. Volgens het hof is dat niet terecht, omdat aan belanghebbende in 2006 onvoorwaardelijk een in 2010 uit te betalen subsidie is toegekend. Dit betekent dat de kosten niet op belanghebbende hebben gedrukt. Wat betreft de in rekening gebrachte heffingsrente is het hof met belanghebbende van oordeel dat de inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. Belanghebbende heeft namelijk bij brief van 31 december 2008 in wezen verzocht de belastingschuld te formaliseren. Hierop heeft de inspecteur niet binnen drie maanden gereageerd. Eerst ruim negen maanden na het verzoek heeft hij de aanslag opgelegd. Dit is strijdig met het beleid, aldus de inspecteur

NTFR 2011/578 - Verbouwingsuitgaven voormalige school vormen een onttrekking

ECLI:NL:HR:2011:BP6282, datum uitspraak 04-03-2011, publicatiedatum 04-03-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende is eigenaar van een voormalig schoolgebouw. Vanaf de aanschaf in 1987 heeft het pand dienst gedaan als bedrijfsruimte. In 1998 tot en met 2000 is de voormalige school zeer ingrijpend verbouwd tot woonhuis. De verbouwingskosten beliepen een bedrag van f 1.906.905. Belanghebbende heeft de verbouwingskosten geactiveerd. In 2001 heeft belanghebbende het schoolgebouw verkocht aan haar twee aandeelhouders (natuurlijke personen) voor f 1.423.000. Aan deze prijs liggen makelaarsrapporten ten grondslag. Een taxateur van de fiscus heeft het schoolgebouw echter getaxeerd op f 2.157.432. De inspecteur heeft het verschil in 2001 als een vermomde uitdeling bestempeld en de met de verbouwing samenhangende uitgaven niet in aftrek op de winst toegelaten (het belastbare bedrag over 2001 is gecorrigeerd).

NTFR 2011/580 - Kostenvergoeding voor verzetprocedure bij voorkeur in uitspraak waarin op verzet wordt beslist

ECLI:NL:HR:2011:BP4781, datum uitspraak 18-02-2011, publicatiedatum 18-02-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. D.G. Barmentlo
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende met toepassing van de vereenvoudigde behandeling (art. 8:54 Awb) niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard en bepaald dat over het verzoek om vergoeding van de kosten van de verzetprocedure in de uitspraak op het beroep een oordeel zal worden gegeven. Een dergelijke afdoening van een verzoek om kostenvergoeding heeft de instemming van de Hoge Raad. Maar het verdient volgens de Hoge Raad echter de voorkeur dat de rechter die kostenveroordeling meteen opneemt in de uitspraak waarin hij op het verzet beslist.

NTFR 2011/581 - Vennoten vof vormen voor meerderheidsregel de vergelijkingsgroep

ECLI:NL:HR:2012:BP6660, datum uitspraak 20-04-2012, publicatiedatum 20-04-2012
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende dreef in 2002 een agrarische onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma met zijn broer en vader (hierna: de vof). Op 1 maart 2002 heeft de vof een tot het ondernemingsvermogen behorend perceel cultuurgrond verkocht aan de broer van belanghebbende. In hun aangiften IB/PVV voor het jaar 2002 hebben de broer en de vader van belanghebbende voor de boekwinst uit de verkoop van het perceel een beroep gedaan op de landbouwvrijstelling. Op 22 oktober 2004 respectievelijk 16 augustus 2005 heeft de inspecteur aan hen aanslagen IB/PVV over het jaar 2002 opgelegd conform hun aangiften. In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2002 heeft belanghebbende, evenals zijn broer en zijn vader, voor zijn aandeel in de boekwinst op het perceel een beroep gedaan op de landbouwvrijstelling. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur de landbouwvrijstelling niet geaccepteerd. Hij heeft voorts aan de broer en vader van belanghebbende navorderingsaanslagen over het jaar 2002 opgelegd voor hun aandeel in de boekwinst op het perceel. Nadat hiertegen bezwaar was gemaakt, heeft de inspecteur deze navorderingsaanslagen verminderd tot nihil, omdat het voor navordering vereiste nieuwe feit ontbrak.

NTFR 2011/582 - Navordering is terecht nu ingelegde gelden in film-cv slechts werden rondgepompt

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP4440, datum uitspraak 10-02-2011, publicatiedatum 16-02-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende had in 2001 een participatie in een film-cv (CV9). Het door belanghebbende in de aangifte aangegeven verlies is door de inspecteur nagevorderd nadat is gebleken dat ingelegde gelden slechts werden rondgepompt. De eerste vraag is of er sprake is van een nieuw feit waardoor de inspecteur mocht navorderen. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een feit dat in het verlengde ligt van feiten die reeds ten tijde van primitieve aanslag tot nader onderzoek noopten, maar een ‘tweede’ nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Ten aanzien van het door belanghebbende aangegeven verlies oordeelt het hof dat van de activiteiten van de cv’s in redelijkheid geen positief resultaat kon worden verwacht, dat er in dat geval geen sprake kan zijn van een bron van inkomen en dat de activiteiten van de participanten van de cv’s op deze grond evenmin als een bron van inkomen kunnen worden beschouwd, zodat bij het vaststellen van het belastbare inkomen van de participanten het (negatieve) resultaat van die activiteiten buiten beschouwing moet blijven. Het beroep op algemene beginselen van behoorlijk bestuur slaagt niet.

NTFR 2011/584 - Proceskostenvergoeding voor kosten van taxateur die verbonden is aan dezelfde onderneming als gemachtigde

ECLI:NL:RBARN:2011:BP1515, datum uitspraak 18-01-2011, publicatiedatum 20-01-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van diverse onroerende zaken. Zij heeft zich daarbij laten bijstaan door een gemachtigde. In bezwaar heeft taxateur A, die werkzaam is voor dezelfde onderneming als de gemachtigde, taxatierapporten opgesteld. De heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem heeft bij uitspraak op bezwaar de waarden verminderd. Aan proceskostenvergoeding is € 322 toegekend, zijnde 2 (proceshandeling + taxatierapport) x € 161. Hiertegen is belanghebbende in beroep gekomen.

NTFR 2011/586 - Uitvoeringsvoorschriften art. 11 BRK 2011 (Curaçao en Sint Maarten)

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011
Deze regeling bevat nieuwe uitvoeringsvoorschriften bij art. 11 BRK voor Curaçao en Sint Maarten. De regeling bevat de procedures voor het door inwoners (lichamen) van Curaçao en Sint Maarten te gelde maken van aanspraken op vermindering van dividendbelasting op door een Nederlandse vennootschap betaalde dividenden. Het betreft een wijziging van de uitvoeringsvoorschriften uit 2007 (NTFR 2007/2008) in verband met de staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk en het door Curaçao en Sint Maarten verkrijgen van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk.

NTFR 2011/587 - Aftrek en margeregeling nader uitgelegd

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Een bij Auto Nikolovi, handelaar in voornamelijk gebruikte motorvoertuigen in Bulgarije, in juli 2008 ingestelde controle leidt tot naheffing van in de ogen van de Bulgaarse fiscus nog niet aftrekbare btw, omdat een deel van de uit Zwitserland ingevoerde, gebruikte banden, velgen, bumpers en autokrik, niet met berekening van btw is doorgeleverd. De fiscus stelt zich op het standpunt dat Auto Nikolovi heeft gekozen voor toepassing van de normale btw-regeling. Auto Nikolovi stelt evenwel dat deze goederen niet onder het begrip ‘gebruikte goederen’ vallen, zodat de winstmargeregeling niet van toepassing is en aftrek mogelijk is.

NTFR 2011/588 - Feitelijk bezigen van goederen bepalend voor BUA; verstrekkingen aan oud-werknemers vallen niet onder BUA

ECLI:NL:HR:2011:BN7274, datum uitspraak 25-02-2011, publicatiedatum 25-02-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
Belanghebbende, een openbaarvervoerbedrijf, stelt haar (oud-)personeel en hun gezinsleden op grond van de cao gratis vervoerbewijzen ter beschikking, waarmee gebruik kan worden gemaakt van door belanghebbende verzorgd openbaar vervoer. De inspecteur heeft het verstrekken van deze vrijvervoerbewijzen als een personeelsvoorziening in de zin van het BUA aangemerkt en heeft derhalve de aftrek van voorbelasting gecorrigeerd. Dat heeft geleid tot een naheffingsaanslag. Hof Den Haag (NTFR 2007/782) oordeelde dat hoewel het gratis verstrekken van vervoer op zichzelf is aan te merken als een personeelsvoorziening in de zin van het BUA, de door belanghebbende gedane uitgaven niet mede met het oog op het gratis vervoer zijn gedaan, zodat het BUA geen toepassing vindt. De Hoge Raad verwerpt dit oordeel van het hof. De omstandigheid dat het gebruik van goederen voor BUA-doeleinden voor de ondernemer geen enkele rol speelt bij zijn overweging de goederen aan te schaffen, doet niet af aan de toepasselijkheid van het BUA. Het feitelijk bezigen van de goederen (of diensten) is immers daarvoor bepalend. Maar vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat het BUA zich niet uitstrekt tot personen die niet in loondienst werkzaam zijn, zoals oud-personeel en hun gezinsleden, zodat het BUA in dit geval geen toepassing vindt.

NTFR 2011/589 - Bedrijfsmatig verstrekken van deposito’s leidt tot ondernemerschap

ECLI:NL:PHR:2011:BP3871, datum uitspraak 23-09-2011, publicatiedatum 23-09-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende houdt zich bezig met diverse financieringsactiviteiten. Al haar aandelen zijn in handen van de in Bulgarije gevestigde moedermaatschappij. Belanghebbende heeft door het uitgeven van obligaties c.q. het verstrekken van obligatieleningen fondsen geworven. De aldus ingeleende gelden heeft belanghebbende op basis van zes deposito-overeenkomsten aan haar moedermaatschappij ter beschikking gesteld. In de deposito-overeenkomsten is bepaald dat belanghebbende bij haar moedermaatschappij een depositorekening opent, waarop zij een in de overeenkomst vermeld bedrag voor een bepaalde termijn en tegen betaling van een vastgestelde rente in deposito verstrekt. De overeenkomsten voorzien in een terugbetalingsverplichting. Belanghebbende heeft een bedrag als voorbelasting in aftrek gebracht. Van mening dat belanghebbende geen ondernemer is in de zin van art. 7 Wet OB 1968, heeft de inspecteur dit bedrag nageheven.

NTFR 2011/593 - Tariefindeling gekoelde knoflookbollen

ECLI:NL:HR:2011:BP6280, datum uitspraak 04-03-2011, publicatiedatum 04-03-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Belanghebbende, douane-expediteur, heeft partijen gekoelde knoflookbollen ingevoerd. In geschil is de tariefindeling. Is post 0712 (gedroogde knoflook) of post 0703 (gekoelde knoflook) van toepassing. De Hoge Raad heeft deze vraag voorgelegd aan het HvJ EU. Deze heeft op 28 oktober 2010, LJN: BO3923, geantwoord dat alleen knoflook die een intensief drogingsproces heeft ondergaan, na afloop waarvan het in de knoflook aanwezige vocht (nagenoeg) volledig is onttrokken, onder post 0712 valt. Aan de hand van dit criterium blijft het in het onderhavige geval onduidelijk onder welke post de gekoelde knoflookbollen moeten vallen. De Hoge Raad wijst het geding dan ook terug naar Hof Amsterdam.

NTFR 2011/594 - Op verzoek teruggegeven BPM wegens taxivrijstelling kan worden nageheven

ECLI:NL:HR:2011:BP5535, datum uitspraak 25-02-2011, publicatiedatum 25-02-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. J. Rolleman
De Wet BPM voorziet in een teruggaaf van BPM in drie gelijke jaarlijkse termijnen indien is voldaan aan de voorwaarden van de taxivrijstelling. Beleid van de staatssecretaris voorziet erin dat de BPM in één keer wordt teruggegeven vanaf de datum van – kort gezegd – toekenning van een blauwe kentekenplaat. Belanghebbende, taxiondernemer, heeft verzoeken gedaan om teruggaaf van BPM op grond van de taxivrijstelling. De verzoeken zijn ingewilligd. Vervolgens heeft de inspecteur nageheven. Belanghebbende bestrijdt de naheffingsbevoegdheid van de inspecteur. Hof Arnhem oordeelde dat de inspecteur mag naheffen, omdat de verzoeken zijn aan te merken als ‘ingevolge de belastingwet gedaan verzoek’ als bedoeld in art. 20, lid 1, AWR. De verzoeken vinden namelijk hun grondslag in art. 16 BPM. De Hoge Raad sluit zich hierbij aan. Dat, in afwijking van de wet, de terugbetaling in één keer heeft plaatsgevonden, is niet van belang.

NTFR 2011/596 - Legesverordening gemeente Wijchen onverbindend wegens overschrijding opbrengstlimiet

ECLI:NL:GHARN:2011:BP6699, datum uitspraak 15-02-2011, publicatiedatum 04-03-2011
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2011 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft een bouwaanvraag ingediend. Ter zake van het in behandeling nemen hiervan heeft de gemeente Wijchen belanghebbende € 18.431,72 aan leges in rekening gebracht. Belanghebbende bestrijdt hiervan € 15.472,72 met de stelling dat de verordening onverbindend is omdat de zogenoemde opbrengstlimiet is overschreden. Het hof stelt belanghebbende in het gelijk. Belanghebbende heeft namelijk in twijfel getrokken of zestien posten tot een bedrag van € 1.773.691 kunnen worden aangemerkt als ‘last ter zake’ als bedoeld in art. 229b, lid 1, Gem.w. De gemeente is niet concreet op die stelling ingegaan. Zij heeft volstaan met de opmerkingen dat doorbelasten van kosten plaatsvindt op basis van kostenverdeelstaten maar dat die staten niet openbaar zijn en dat overlegging ervan geen toegevoegde waarde heeft. Gelet hierop, concludeert het hof dat de gemeente geen enkel concreet gegeven heeft overgelegd dat de door belanghebbende opgeroepen twijfel wegneemt. Daarom gaat het hof ervan uit dat met betrekking tot de zestien posten geen sprake is van ‘lasten ter zake’ en dat hierdoor de opbrengstlimiet is overschreden. Dit leidt tot de conclusie dat de verordening in haar geheel onverbindend is. Gelet op de rechtsstrijd van partijen wordt de legesnota verminderd tot € 3.004.