NTFR 2012/1141 - Bankierseed ter verbetering vertrouwen in financiële sector?
NTFR 2012/1141 - Bankierseed ter verbetering vertrouwen in financiële sector?
Het is de ervaring dat vrijdag de 13de invloed heeft op de economie. In de Verenigde Staten verzuimen opvallend veel mensen tijdens die dag hun werk en worden zakelijke transacties vaker uitgesteld. Bekend zijn ook de gevallen waarbij hotels geen 13de verdieping of kamer nr. 13 hebben. Volgens het Centrum voor Verzekeringsstatistiek komen in Nederland op vrijdag de 13de minder ongevallenmeldingen binnen dan op andere dagen. Kennelijk zijn mensen op die dag voorzichtiger dan op andere dagen.
Diverse verklaringen kunnen voor dit bijgeloof worden gevonden. Deels worden die antwoorden gevonden in het christendom. Vrijdag is de dag waarop Jezus is gekruisigd. Echter, ook andere verklaringen zijn mogelijk. Door de Romeinen werden de doodvonnissen op de vrijdagen voltrokken, net als in Engeland. Daarmee is dan een verklaring gegeven voor de dag (vrijdag) als ongeluksdag, maar dit is nog geen verklaring voor het getal 13. Dat het getal 13 een negatieve klank heeft, wordt door velen als reden genoemd. Anderen zien de verklaring in het aantal deelnemers aan het laatste avondmaal van Christus. Weer anderen zien de verklaring in het gegeven dat het getal 13 niet past in een twaalftallig stelsel. Voor de Romeinen vormde het getal 13 het symbool van dood, verwoesting en ongeluk. In de Egyptische kalender vormen vijf toegevoegde (ongeluks)dagen samen een 13de maand, waarin het water van de Nijl op zijn laagste punt stond met als gevolg diverse plagen/natuurrampen. In Nederland is de gemiddelde werknemer echter best tevreden met het bestaan van een 13de maand als arbeidsvoorwaarde. Dus: het kan verkeren…
Vanwege zowel de negatieve gedachten met betrekking tot de dag en het nummer wordt – door bijgelovigen – met enige nadruk geadviseerd om op vrijdag de 13de niet met iets nieuws te beginnen. Echter, hoe vaak worden initiatieven van de regering niet op een vrijdag – ook op een vrijdag de 13de – aangekondigd? Daarbij kan niet vol worden gehouden dat al deze initiatieven zijn mislukt dan wel gedoemd zijn te mislukken.
Op vrijdag 13 april jl. heeft (thans) demissionair minister De Jager plannen voorgesteld waarmee het vertrouwen in de financiële sector moet worden verbeterd. Met een veertigtal maatregelen worden zijns inziens verbeteringen aangebracht in het, als gevolg van de crisis, slechte beeld van de financiële sector. Op dat moment was de planning nog dat de te nemen maatregelen in werking zouden treden op 1 januari 2013. Vanwege het Catshuis-debacle is het de vraag of deze voorstellen op die datum in werking zullen treden. Het is zelfs de vraag of de voorstellen door een volgend kabinet worden doorgezet of dat deze plannen volledig in de lade verdwijnen. Nu het echter wel duidelijk is dat de beeldvorming van de financiële sector bar slecht is en het wenselijk is dat wordt gewerkt aan verbeteringen, is het voorstelbaar dat de nu gedane voorstellen enige invloed zullen (gaan) uitoefenen.
Deze maatregelen vormen onderdeel van een veelomvattend pakket aan regels dat ter consultatie aan marktpartijen en toezichthouders is voorgelegd. Deze partijen hebben vier weken gekregen om hun reacties bekend te maken. Op basis van de te geven reacties kan een volgend kabinet beoordelen in hoeverre de marktpartijen het wenselijk vinden om de door De Jager ingeslagen weg te vervolgen. Het implementeren van de nu opgestelde maatregelen zal in ieder geval enige vertraging oplopen.
Reden om hieraan toch aandacht te schenken.
Nu het geenszins mijn bedoeling is om aan alle 40 bekend gemaakte maatregelen aandacht te geven, zal ik onderstaand eerst in meer algemene zin opmerkingen maken ten aanzien van de voorgestelde maatregelen om daarna enige opmerkingen te maken ten aanzien van de mijns inziens meest opvallende maatregelen.
Algemene indruk voorgestelde maatregelen
Aan het begin van dit voorstel merkt De Jager op dat het opstellen van wet- en regelgeving alleen onvoldoende is om het vertrouwen in de financiële sector te herstellen. Hij doet expliciet een morele oproep aan die sector om aan de slag te gaan en een cultuuromslag te bewerkstelligen. Opvallend hieraan is dat de financiële sector – ondanks de kredietcrisis – het kennelijk niet zo nodig acht. Althans dat het de inschatting van de bewindsman is dat er vanuit de financiële sector te weinig is/wordt gereageerd op het als gevolg van de kredietcrisis gedaalde vertrouwen.
De voorgestelde maatregelen kunnen worden verdeeld in vijf categorieën. De regering wenst maatregelen te nemen waarmee de positie van de consument wordt versterkt, het toezicht op de financiële sector wordt versterkt en verbeterd, de financiële instellingen gezonder en sterker worden, het bestuur wordt verbeterd en een beperking van de risico’s plaats heeft; tot slot wil zij een cultuurverandering bij de financiële instellingen stimuleren die nodig is voor het herstel van het vertrouwen daarin door de consument.
De wijze waarop vervolgens de 40 maatregelen worden geformuleerd, geeft geen eenduidig beeld in welke categorie welke maatregel kan worden geplaatst, nu bijvoorbeeld maatregelen die het vertrouwen van de consument moeten vergroten qua nummering verspreid in het document zijn opgenomen. Ook ten aanzien van de andere categorieën kan eenzelfde opmerking worden geplaatst.
Heldere en begrijpelijke producten
Volgens de bewindsman dienen de door de financiële sector aangeboden producten voor de consument helder en begrijpelijk te zijn. De consument moet begrijpen wat hij koopt en welke risico’s eraan verbonden zijn. Als consequentie van dit voorschrift dienen ook de bijsluiters duidelijk en begrijpelijk te zijn.
Deze maatregel komt niet helemaal uit de lucht vallen. Reeds vanaf 1 juni 2011 gelden er wettelijke regels voor duidelijke informatie aan de consument en zijn aan het maken van reclame voor financiële producten voorwaarden gesteld. Kennelijk wil De Jager met deze maatregel een stap verder gaan dan die wettelijke regels. Moet hieruit worden afgeleid dat binnen een jaar na inwerkingtreding van die wettelijke regels het oordeel is dat de wet niet geheel wordt nageleefd? Of zou geoordeeld kunnen worden dat de wet weliswaar wordt nageleefd, maar dat de invulling van de gestelde voorwaarden plaats heeft op een wijze waar de gemiddelde consument niet mee uit de voeten kan? Met andere woorden: de bedoelde uitleg gaat uit van een financieel deskundig consument. Deze heeft voldoende aan een beperkte uitleg.
Expliciet wordt opgemerkt dat het belang van de klant/consument centraal dient te staan. Betekent dit dan dat de financiële sector, na ontvangst van de financiële middelen van de consumenten, zijn eigen belang voorop heeft gesteld? Voor een dienstverlener is dit opmerkelijk te noemen.
Geen bonus bij staatssteun
Veel is te doen over de variabele beloningen die binnen de financiële sector worden verstrekt. De Jager komt met een verbod op bonussen bij staatsgesteunde instellingen. Bestuurders van dergelijke door de staat gesteunde instellingen mogen in de periode van de steunverstrekking geen variabele beloning ontvangen. Daarbij wil De Jager geen onderscheid maken tussen instellingen die op het moment van inwerkingtreding van dit verbod door de staat worden gesteund en instellingen die in de toekomst door de staat worden gesteund.
Kan dit verbod wel als zinvol worden gezien? Wat let een staatsgesteunde instelling om kort na beëindiging van die staatssteun aan de bestuurders een forse variabele beloning toe te kennen? Een beloning voor het weer gezond functioneren (zelfstandig functioneren) van de instelling?
Voor die instellingen waarbij het Ministerie van Financiën aandeelhouder is, is een akkoord bereikt over de maximale beloningen. Hiermee zijn forse beloningsmatigingen gerealiseerd. De bestuurdersbeloningen dalen gemiddeld met meer dan 20%, waarbij het kennelijk zowel om vaste als variabele beloningen gaat. Tevens is geregeld dat de ontslagvergoeding maximaal één jaarsalaris bedraagt. Deze maatregelen zijn kennelijk reeds bereikt, maar worden toch opgenomen in het nu voorgestelde pakket van maatregelen waarmee het vertrouwen van de consument in de financiële sector moet worden vergroot.
Is het niet beter om na te denken om paal en perk te stellen aan de bonussencultuur, waardoor aan hooggespannen verwachtingen moet worden voldaan? Hiervoor ziet De Jager als oplossing dat de maatregel wordt genomen dat bonussen kunnen worden teruggevorderd, zodra duidelijk is dat de uitbetaalde bonus is verstrekt op basis van onjuiste informatie. Hoe moet – fiscaal gezien – worden omgegaan met een – als gevolg van een terugvordering – terugbetaalde bonus?
In 2009 (brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 april 2009, nr. DGB2009/2113U,
) heeft de staatssecretaris ten aanzien van het terugbetalen van een bonus het standpunt ingenomen dat onder bepaalde voorwaarden sprake is van negatief loon. De door de toenmalige bewindsman gestelde voorwaarden zijn de volgende:het bedrag van de terugbetaling is gelijk aan de eerder toegekende/uitbetaalde bonus;
tussen uitbetaling en terugbetaling is slechts een gering tijdsverloop geweest;
de uitbetaalde bonus is in de belastingheffing betrokken geweest;
de werknemer ontvangt geen tegenprestatie voor het terugbetalen van die bonus; en
de terugbetaling is – nader – tussen partijen overeengekomen.
De NTFR–redactie leidt hieruit af dat alleen in het geval de bonusontvanger te goeder trouw is en hij overgaat tot terugbetaling, sprake kan zijn van negatief loon. Op dit vlak lijkt de nu voorgestelde maatregel te wringen. Het oordeel over wie de informatie heeft opgesteld en verstrekt voorafgaand aan het uitkeren van de bonus, waarvan achteraf wordt geoordeeld dat die informatie onjuist is geweest, wordt dan ook uitermate relevant bij de afweging of sprake is van negatief loon.
Bovendien: Wie gaat bekend maken dat een bonus is toegekend op basis van onjuiste informatie? De ontvanger in geen geval. De financiële instelling die op basis van onjuiste informatie de bonus heeft verstrekt, zal er niet gelukkig mee zijn om op die manier in de publiciteit te komen en heeft er enig belang bij om die informatie stil te houden. De consumenten dan? Zij beschikken vaak niet over voldoende/juiste informatie om kenbaar te maken dat een bonus op onjuiste informatie is verstrekt. Veel zal dan ook gaan afhangen van de wijze waarop de toezichthouders hun taak gaan invullen.
Maatregel 16 heeft tot doel te hoge beloningsprikkels in te dammen door te bepalen dat de financiële sector uit moet gaan van een gematigd beloningsbeleid. Als reden voor deze maatregel ziet De Jager dat banken en andere financiële instellingen zich bewust moeten zijn van de maatschappelijke verontwaardiging over te hoge bonussen. Deze instellingen dienen zich bescheiden op te stellen om het vertrouwen in de sector te herstellen. Een prima gedachte, die zeker in tijden van crisis charmant aandoet. Het is opvallend dat de financiële sector kennelijk een impuls vanuit de regering nodig heeft om – wellicht – tot het nemen van deze maatregel over te gaan.
Bankierseed
In de opgesomde maatregelen wordt als nummer 6 het afleggen van een bankierseed genoemd. In het kader van een cultuuromslag en het vergroten van de bewustwording bij financiële instellingen van het maatschappelijk belang van hun functie, acht de bewindsman het zinvol om medewerkers binnen de financiële sector een eed of belofte te laten afleggen waarmee onder andere bestuurders van banken verklaren dat zij hun beroep op een integere manier zullen uitoefenen. De planning is om deze eed per 1 januari 2013 wettelijk te verankeren en voor alle medewerkers van alle financiële ondernemingen verplicht te stellen.
Uiteraard is het zo dat de wettelijke verankering nog zal gaan plaatsvinden en moet worden afgewacht hoe deze eed geformuleerd gaat worden. Het voordeel van het laten afleggen van een eed is dat op enig moment medewerkers van financiële instellingen zich in ieder geval eenmaal ervan bewust zijn dat zij een bepaalde verantwoordelijkheid hebben tegenover hun klanten.
Echter, het alleen laten uitspreken van een dergelijke eed volstaat mijns inziens helemaal niet. Ter voorkoming dat dit een lege frase wordt, zal tevens geregeld moeten worden aan welke voorwaarden de beroepsuitoefening van medewerkers binnen de financiële sector moet voldoen. Dit is relevant om aan klanten de mogelijkheid te bieden dat zij bij het onderkennen van ‘onjuist’ handelen terug kunnen vallen op die wettelijke regeling van de beroepsuitoefening. Waar zou anders aan getoetst kunnen/moeten worden?
Verder zal in het verlengde hiervan tuchtrecht moeten worden ontwikkeld, zodat klanten zich kunnen melden met klachten over de beroepsuitoefening van de individuele medewerker of de instelling als geheel. Dit laatste zou dan betekenen dat de bestuurders verantwoordelijk worden gehouden voor hetgeen op de werkvloer plaatsvindt.
Zou een schorsing van de beroepsuitoefening, zoals bij advocaten mogelijk is, het overwegen waard zijn? Voordeel van een schorsing is dat de medewerker gedurende een bepaalde periode geen consumenten mag voorzien van financieel advies. Probleem is echter vaak dat de financiële adviezen die worden/zijn verstrekt op grote schaal zijn verstrekt en in beginsel niet door die ene medewerker zijn bedacht. Moet dan worden overwogen om het product dat inzet van het geschil is geweest, na toetsing door de tuchtrechter uit de markt te halen? De financiële consequentie hiervan is groot vanwege het aantal consumenten dat op die producten heeft ingeschreven.
In het verlengde hiervan wordt voorgesteld dat iedere medewerker van een financiële instelling een diploma moet gaan halen. Betekent dit dat op dit moment de beroepsuitoefening binnen de financiële sector geheel diplomavrij is? Mij lijkt dat De Jager hier een gedachte uit, die niet volledig is uitgewerkt. Binnen de financiële sector komen legio functies voor, waarvoor nu in maatregel 7 de voorwaarde wordt opgenomen dat de beroepsbeoefenaar beschikt over een diploma. Uitwerking op detailniveau zal dienen plaats te vinden, waarbij de input vanuit de financiële sector uitermate relevant wordt.