Aflevering 19

Gepubliceerd op 10 mei 2012

NTFR 2012/1141 - Bankierseed ter verbetering vertrouwen in financiële sector?

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 geschreven door mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Het is de ervaring dat vrijdag de 13de invloed heeft op de economie. In de Verenigde Staten verzuimen opvallend veel mensen tijdens die dag hun werk en worden zakelijke transacties vaker uitgesteld. Bekend zijn ook de gevallen waarbij hotels geen 13de verdieping of kamer nr. 13 hebben. Volgens het Centrum voor Verzekeringsstatistiek komen in Nederland op vrijdag de 13de minder ongevallenmeldingen binnen dan op andere dagen. Kennelijk zijn mensen op die dag voorzichtiger dan op andere dagen.

NTFR 2012/1143 - Beleggingsmaatschappij maakt vervangingsvoornemen niet aannemelijk

ECLI:NL:HR:2012:BW4868, datum uitspraak 04-05-2012, publicatiedatum 04-05-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012
Een beleggingsmaatschappij die zich bezighoudt met de verhuur van onroerende zaken heeft in 1999 al haar onroerende zaken verkocht. De beleggingsmaatschappij heeft in de aangifte VPB 1999 de boekwinst gedoteerd aan de vervangingsreserve. Hof Amsterdam (NTFR 2010/1894) heeft geoordeeld dat de beleggingsmaatschappij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een concreet voornemen bestond om tot vervanging van de door haar verkochte onroerende zaken over te gaan. Uit de verklaringen kan niet worden afgeleid dat zij gelieerde vennootschappen heeft ingeschakeld bij het zoeken naar vervangende objecten. Nu de verzuimboete minder bedraagt dan € 200, ziet het hof geen aanleiding deze te verminderen in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.

NTFR 2012/1144 - Belasting staat definitief vast als geen bezwaar is gemaakt; correctiebericht Wet LB 1964 is daarop geen uitzondering

ECLI:NL:HR:2012:BW4754, datum uitspraak 04-05-2012, publicatiedatum 04-05-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende exploiteert een scheepvaartbedrijf. In 2002 tot en met 2006 heeft belanghebbende recht op afdrachtvermindering zeevaart geldend gemaakt. Tegen de door haar op aangifte betaalde bedragen heeft zij geen bezwaar gemaakt. In mei 2007 heeft belanghebbende correctieberichten ingediend. Daarin heeft zij met een beroep op het gemeenschapsrecht gevraagd om over de jaren 2002 tot en met 2006 ten aanzien van de zeevarenden woonachtig in een lidstaat van de EU of EER alsnog een aanvullende afdrachtvermindering te verlenen. De inspecteur heeft dit verzoek niet ingewilligd. Rechtbank Leeuwarden (16 maart 2011, nr. 08/00218, NTFR 2011/939) heeft overwogen dat de correctieberichten niet de formele rechtskracht van de op aangifte afgedragen bedragen aantasten, dat deze correctieberichten zijn te beschouwen als een verzoek om ambtshalve vermindering, en dat een beslissing op een dergelijk verzoek niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. De regeling van het correctiebericht (art. 28a Wet LB 1964) maakt geen uitzondering op de regel dat de verschuldigdheid van het op aangifte afgedragen bedrag definitief is komen vast te staan als daartegen niet tijdig bezwaar is gemaakt.

NTFR 2012/1145 - Afroommethode bij gebruikelijkloonregeling is niet geschikt voor zelfstandige beroepsoefenaars

ECLI:NL:PHR:2012:BW4167, datum uitspraak 09-11-2012, publicatiedatum 09-11-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende was zelfstandig advocaat voordat hij toetrad tot een advocatenmaatschap. Op 1 januari 1999 heeft hij zijn maatschapsaandeel geruisloos in een ‘eigen’ bv ingebracht. De onderneming is binnen een fiscale eenheid uitgezakt naar een werkmaatschappij waar belanghebbende deeltijd in dienst is. Het winstaandeel van de werkmaatschappij bestaat uit een basiswinstaandeel en een variabel winstdeel in het samenwerkingsverband. Voor toetredende maten geldt een ingroeiregeling. Uittredende maten ontvangen onder omstandigheden een goodwillvergoeding. De inspecteur heeft het aangegeven loon van belanghebbende opwaarts gecorrigeerd op grond van art. 12a Wet LB 1964 (gebruikelijk loon). De feitenrechters hebben geoordeeld dat de zogenoemde afroommethode van HR 17 september 2004, nr. 38.378, NTFR 2004/1381, BNB 2005/50 kan worden toegepast.

NTFR 2012/1146 - Door zangeres van SENA ontvangen vergoeding kwalificeert als row

ECLI:NL:GHAMS:2012:BW2981, datum uitspraak 12-04-2012, publicatiedatum 18-04-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende heeft in 1998 als zangeres meegewerkt aan het maken van een proefopname van een cd. Een deel van de proefopname is een jaar later door een derde gebruikt voor een commercial. Belanghebbende heeft in 2006 een bedrag van € 8.498 van Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (SENA) ontvangen. Zij heeft dit bedrag niet in de aangifte IB/PVV vermeld. De inspecteur heeft de aangifte gecorrigeerd en het van SENA ontvangen bedrag aangemerkt als inkomsten uit overige werkzaamheden. Het hof is van oordeel dat door het sluiten van de overeenkomst met SENA in 2004 sprake is van het productief maken van een recht. Daarmee heeft belanghebbende een werkzaamheid verricht. De krachtens die overeenkomst in 2006 genoten vergoeding is dan ook aan te merken als een resultaat uit die werkzaamheid.

NTFR 2012/1147 - Anoniementarief als de achterkant van het identiteitsbewijs ontbreekt

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV8231, datum uitspraak 06-03-2012, publicatiedatum 08-03-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. drs. G. Benning
Belanghebbende dreef in de jaren 2003-2006 een Italiaans restaurant. Bij een boekenonderzoek komt naar voren dat van een aantal medewerkers van belanghebbende alleen de voorzijde van het identiteitsbewijs is gekopieerd. De inspecteur heeft daarom ter zake van deze werknemers de loonheffing herrekend door uit te gaan van het anoniementarief. In geschil is of voor de betrokken werknemers is voldaan aan de identificatieplicht. Belanghebbende stelt dat het anoniementarief niet van toepassing is nu de handtekening op de voorzijde van het ID-bewijs is geplaatst. Het hof is van oordeel op grond van HR 8 juni 2007, nr. 42.171, NTFR 2007/1066 dat indien een afschrift van de achterkant van het ID-bewijs in de loonadministratie ontbreekt, de inspecteur terecht het anoniementarief kan toepassen, ongeacht waar de handtekening op het ID-bewijs is geplaatst. Belanghebbende heeft nog gesteld dat de trage werkwijze van de inspecteur ertoe heeft geleid dat de loonheffing, na verhaal door de inhoudingsplichtige, niet meer door middel van verrekening met de door hen verschuldigde inkomstenbelasting in aanmerking genomen kan worden. Het hof oordeelt hierover dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inspecteur onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.

NTFR 2012/1148 - Verzoek tot aanhouden wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012
In een brief aan de Eerste Kamer verzoekt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om het wetsvoorstel Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW aan te houden. Hij verzoekt dit met het oog op het concept Stabiliteitsprogramma, waarin onder meer maatregelen zijn opgenomen op het terrein van de oudedagsvoorziening. Tot deze maatregelen behoort een andere opbouw van de verhoging van de pensioenleeftijd dan thans in het wetsvoorstel is opgenomen. Een uitwerking hiervan volgt zo spoedig mogelijk.

NTFR 2012/1149 - Afgegeven VAR-winst uit onderneming is bindend voor kwalificatie arbeidsverhouding van koeriers

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende exploiteert een koeriersbedrijf. De koeriers die voor belanghebbende werkzaam zijn, beschikten in de jaren 2009 tot en met 2011 over een verklaring ‘winst uit onderneming’ (VAR-wuo). In 2009 stelt de inspecteur zich op het standpunt dat de arbeidsrelatie van de koeriers toch moet worden aangemerkt als een dienstbetrekking en dat belanghebbende loonheffingen moet inhouden en afdragen. De inspecteur heeft vervolgens een beschikking afgegeven waarin is bepaald dat de koeriers verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. De VAR-wuo is door de inspecteur niet ingetrokken. In geschil is de kwalificatie van de arbeidsrelatie.

NTFR 2012/1150 - Verhuur- en schenkingsconstructie kunstwerken aan museum leidt tot jaarlijkse giftenaftrek

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV1159, datum uitspraak 04-01-2012, publicatiedatum 06-03-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende verhuurt een aantal kunstwerken aan een museum en doet daarbij afstand van zijn vordering tot de huurprijs van in totaal € 80.000. Het museum erkent bij wijze van geldlening € 80.000 schuldig te zijn. Deze schuld is renteloos en zal, tezamen met een schuld van € 20.000 in verband met de verkoop van kunst door belanghebbende aan het museum, in vijf jaarlijkse termijnen van € 20.000 worden afgelost. Voorts is tussen partijen een notariële akte van schenking opgesteld, waarin belanghebbende een periodieke uitkering van € 20.000 per jaar aan het museum schenkt. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende, gelet op de overeenkomsten en de schenkingsakten, jaarlijks recht heeft op giftenaftrek van de in de schenkingsakten genoemde bedragen. Voor een zelfstandige fiscaalrechtelijke herkwalificatie van het samenstel van rechtshandelingen als bruikleen is geen plaats.

NTFR 2012/1151 - Tweede Kamervragen over de als gift aftrekbare vrijwilligersvergoeding beantwoord

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt Tweede Kamervragen over de vrijwilligersvergoeding. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak waaruit volgt dat een aan een anbi teruggeschonken vrijwilligersvergoeding aftrekbaar is en dat het daarbij niet van belang is of de anbi over voldoende liquide middelen beschikt om de vrijwilligersvergoeding uit te betalen.

NTFR 2012/1152 - Last uit derdenbeding komt in mindering op de nalatenschap

ECLI:NL:GHSGR:2011:BV2221, datum uitspraak 21-12-2011, publicatiedatum 30-01-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. F.A.M. Schoenmaker
In 2003 is X (de erflater) overleden. Zijn twee zoons zijn zijn erfgenamen. Op het tijdstip van overlijden woonde X samen met zijn partner in zijn eigen woning. Na het overlijden van X is zij in deze woning blijven wonen. Bij de aangifte van de nalatenschap is de waarde van de eigen woning aangegeven naar een bedrag van € 360.000. Daarbij is een waardedrukkende factor van 20% in aanmerking genomen in verband met de bewoning door de partner. In geschil is of dit terecht is. Hof Den Haag oordeelt, anders dan de rechtbank, dat op het tijdstip van de onderhavige verkrijging de SW 1956 niet een specifiek op de eigen woning toepasselijk waarderingsvoorschrift bevatte, zodat die waarde dient te worden bepaald met toepassing van het algemene waarderingsvoorschrift van art. 21, lid 1, SW 1956. Het hof hecht geloof aan de verklaring van de erfgenamen dat erflater met hen de afspraak heeft gemaakt dat de partner van erflater na het overlijden van erflater om niet in de woning mocht blijven wonen en dat de partner deze – als derdenbeding te kwalificeren – afspraak voor het overlijden van erflater heeft aanvaard. De last die uit dit aanvaarde derdenbeding voortvloeit, dient als een aan de verkrijging verbonden last te worden aangemerkt en komt in mindering op de verkrijging van de erfgenamen.

NTFR 2012/1156 - Constructie om overdrachtsbelasting te vermijden is geen fraus legis

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van dr. A. Rozendal
Eind 2002 heeft F bv, die behoort tot het concern D bv, alle activa en passiva die een functie vervullen binnen haar onderneming, met uitzondering van de onroerende zaak aan de A-straat, overgedragen aan een zustervennootschap, waarbij de koopsom schuldig is gebleven. In september 2003 hebben belanghebbende en Y bv ieder 50% van de aandelen in F bv verkregen. Belanghebbende en Y bv zijn de koopprijs schuldig gebleven. Vervolgens zijn de onderlinge vorderingen en schulden tussen alle bij de transacties betrokken partijen afgewikkeld volgens een vooraf opgesteld stappenplan. In geschil is of belanghebbende met toepassing van het leerstuk van fraus legis ter zake van de verkrijging van de aandelen in F bv overdrachtsbelasting is verschuldigd. Niet in geschil is dat geen overdrachtsbelasting is verschuldigd op grond van art. 4 Wet BRV, omdat niet is voldaan aan de zogenoemde bezitseis.

NTFR 2012/1157 - Oriëntatiepunten straftoemeting gerechtshoven in fiscale fraudezaken

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. P.A. Caljé
De fraudekamers van de gerechtshoven hebben oriëntatiepunten opgesteld voor de straftoemeting in (fiscale) fraudezaken. Deze oriëntatiepunten binden slechts de hoven en niet de rechtbanken. Uitgebreid hierover zie mr. S.E.C. Debets in Trema Straftoemetingsbulletin, april 2012. De oriëntatiepunten zijn in de volgende tabel opgenomen:

NTFR 2012/1158 - KB-Lux: verlengde navorderingstermijn niet overschreden, schatting onredelijk

ECLI:NL:HR:2012:BW3349, datum uitspraak 20-04-2012, publicatiedatum 20-04-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Bij brief van 27 oktober 2000 heeft de Belgische belastingautoriteit fotokopieën van microfiches verstrekt aan het Ministerie van Financiën. De microfiches vermelden saldi van KB-Luxrekeningen. In de periode december 2002 t/m juni 2003 zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV en VB met boeten opgelegd. De Hoge Raad acht het tijdsverloop dat noodzakelijkerwijs gemoeid is met het bepalen van de verschuldigde belasting en vaststellen van de navorderingsaanslagen, niet overschreden. Verder heeft de inspecteur een schatting gemaakt van de door belanghebbende verschuldigde belasting. Bij deze schatting is zowel een zogenoemde 95%-norm als de factor 1,5 toegepast. De Hoge Raad acht dit onjuist. In HR 15 april 2011, nr. 09/03075, NTFR 2011/945 was in een soortgelijke zaak de factor 1,5 buiten aanmerking gebleven vanwege een inconsistentie. Nu het hof zich niet heeft uitgelaten over deze inconsistentie, is het oordeel van het hof dat de schatting redelijk is, onvoldoende gemotiveerd. Ook het oordeel van het hof omtrent de boete houdt geen stand, omdat dit onvoldoende is gemotiveerd. Verder slaagt ook het incidentele beroep van de staatssecretaris met betrekking tot de door het hof toegekende proceskostenvergoeding. Zo is het hof eraan voorbijgegaan dat sprake is van samenhangende zaken en dat de overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot een bezwaarkostenvergoeding.

NTFR 2012/1159 - KB-Lux: schatting onredelijk vanwege inconsistentie in modelmatige berekening

ECLI:NL:HR:2012:BW3340, datum uitspraak 20-04-2012, publicatiedatum 20-04-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende is een aanslag IB 2000 met boete opgelegd in verband met KB-Luxrekeningen. Belanghebbende heeft geen openheid van zaken gegeven, zodat de inspecteur een schatting heeft gemaakt van de door belanghebbende verschuldigde belasting. De inspecteur heeft de correctie bij weigeraars zoals belanghebbende, modelmatig afgeleid van de correctie bij meewerkers. Bij deze berekening is zowel een zogenoemde 95%-norm als de factor 1,5 toegepast. Hof Den Haag vond deze schatting niet onredelijk. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. In HR 15 april 2011, NTFR 2011/945, was in een soortgelijke zaak de factor 1,5 buiten aanmerking gebleven vanwege een inconsistentie. Nu het hof zich niet heeft uitgelaten over deze inconsistentie in de modelmatige berekening, is het oordeel van het hof dat de schatting redelijk is, onvoldoende gemotiveerd. Ook het oordeel van het hof omtrent de boete houdt geen stand, omdat dit onvoldoende is gemotiveerd. Verder slaagt ook het incidentele beroep van de staatssecretaris met betrekking tot de door het hof toegekende proceskostenvergoeding. Zo is het hof eraan voorbijgegaan dat sprake is van samenhangende zaken en dat de overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot een bezwaarkostenvergoeding.

NTFR 2012/1164 - Geen nieuw feit aanwezig nu ontvanger zijn kennis niet heeft gedeeld met de inspecteur

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Op verzoek van de bewindvoerder is een aan belanghebbende verleende surseance van betaling in 1987 omgezet in een faillissement, waarbij de bewindvoerder is benoemd tot curator. Het faillissement eindigde in 1996 wegens gebrek aan baten, waardoor een belangrijk deel van de pre-faillissementsschulden weer herleefden. Daarnaast werd belanghebbende wettelijke rente verschuldigd. Belanghebbende heeft in de handelwijze van de curator aanleiding gezien deze aansprakelijk te stellen voor de door hem geleden schade door het faillissement. In 2005 heeft belanghebbende uiteindelijk een schikking van € 175.000 ontvangen. Belanghebbende heeft de ontvanger geïnformeerd over het schikkingsvoorstel. De inspecteur stelt dat € 85.000 van de schadevergoeding ziet op inkomensschade en legt een navorderingsaanslag op.

NTFR 2012/1165 - Geheimhoudingskamer oordeelt dat naam van tipgever en diens verklaring bekend moeten worden gemaakt

ECLI:NL:RBARN:2012:BV2902, datum uitspraak 07-02-2012, publicatiedatum 07-02-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. P.A. Caljé
De inspecteur heeft naar aanleiding van een tip over een buitenlandse bankrekening aan belanghebbende over 1997 en 1998 navorderingsaanslagen en 100% vergrijpboetes opgelegd. De Staat der Nederlanden heeft de informatie van de tipgever ontvangen in ruil voor een financiële vergoeding. De inspecteur heeft – in opdracht van de rechtbank – de op de zaak betrekking hebbende stukken ingebracht. Ten aanzien van deze stukken heeft de inspecteur een beroep gedaan op art. 8:29 Awb. Tussen partijen is in geschil of sprake is van gewichtige redenen die rechtvaardigen dat de inspecteur weigert om de stukken openbaar te maken.

NTFR 2012/1167 - Verhuur is enkel verhuur als er verhuur op staat

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
BLM, een in april 2003 door Bertrand en Bernard Losfeld opgerichte Belgische naamloze vennootschap, is ondernemer met voor de btw belaste prestaties. In december 2003 heeft BLM, door inbreng van Bertrand Losfeld en diens echtgenote, een twintigjarig recht van vruchtgebruik gekregen op een onroerend goed dat de echtelieden hebben laten bouwen en voor de bouw waarvan zij hebben gekozen voor het ondernemerschap. Sedert juli 2002 wonen zij met hun kinderen in dit pand. BLM heeft in het pand een kantoor en een archieflokaal. Over die inbreng is btw betaald die door BLM voor een bedrag van € 42.20 is afgetrokken in de aangifte voor het vierde kwartaal van 2003. BLM, waarvan Bertrand Losfeld bestuurder is, vraagt van deze laatste geen huur voor het privégebruik van een deel van het betrokken pand. Losfeld is wel onderworpen aan de personenbelasting op een voordeel in natura, forfaitair berekend op basis van privégebruik van 75% van het gebouw. De Belgische belastingdienst betwist de aftrekbaarheid van een deel van de btw (€ 31.683) die BLM bij de aanschaf van het vruchtgebruik heeft betaald, omdat dit privégebruik van btw is vrijgesteld. Op een vraag van de verwijzende rechter in de daarop volgende procedure verklaart het Hof van Justitie voor recht: art. 6, lid 2, eerste alinea, sub a, en art. 13, B, sub b, Zesde Richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die, ook al ontbreken de kenmerken van verpachting of verhuur van onroerend goed in de zin van dat art. 13, B, sub b, het gebruik voor privédoeleinden door personeel van een belastingplichtige rechtspersoon van een gedeelte van een gebouw dat die belastingplichtige heeft gebouwd of krachtens een zakelijk recht op het goed in bezit heeft, behandelt als een op grond van deze laatste bepaling van btw vrijgestelde verhuurdienst, indien de op dat goed betrekking hebbende btw is afgetrokken. Het staat aan de verwijzende rechter te beoordelen of sprake is van verhuur van onroerend goed in de zin van genoemd art. 13, B, sub b.

NTFR 2012/1168 - Gemeente heeft schoolgebouw geleverd in de zin van de Wet OB 1968

ECLI:NL:HR:2012:BR4542, datum uitspraak 27-04-2012, publicatiedatum 27-04-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Een gemeente heeft een nieuw gebouwde school verkocht en geleverd aan een onderwijsstichting. De gemeente heeft de omzetbelasting ter zake van deze bouw in aftrek gebracht. Hof Arnhem (8 juni 2010, nr. 09/00318 t/m 09/00323, NTFR 2010/1702) heeft geoordeeld dat de gemeente ten onrechte de omzetbelasting in aftrek heeft gebracht, nu zich geen levering aan de stichting heeft voorgedaan. Naar het oordeel van de Hoge Raad kan de overdracht van het schoolgebouw wel als een levering worden aangemerkt. Onder verwijzing naar HR 17 februari 2012, nr. 09/04280, NTFR 2012/501 vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak.

NTFR 2012/1169 - Investering in tulpenbollen is economische activiteit

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV9741, datum uitspraak 21-03-2012, publicatiedatum 23-03-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. A. Vroon
Belanghebbende heeft in 2003 geparticipeerd in de tulpenbollenbranche. Hij heeft hiertoe een bemiddelingsovereenkomst gesloten met I bv, die voor rekening en risico van belanghebbende bloembollen heeft gekocht en teeltcontracten heeft afgesloten met telers. Bij de onderhavige naheffingsaanslag is de aftrek van voorbelasting geheel teruggenomen. De inspecteur stelt dat de activiteiten van belanghebbende geen economische activiteiten zijn nu deze het beheer van een belegging als particulier niet te boven gaan. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende veel meer omvatten dan het louter beleggen in tulpenbollen en dat niet kan worden gezegd dat de (beoogde) opbrengst louter voortspruit uit het bezit van de bollen. Het hof volgt dit oordeel. Vaststaat dat op naam en voor rekening van belanghebbende van verschillende leveranciers tulpenbollen zijn gekocht en bij verschillende telers teeltcontracten zijn afgesloten. Uit de bemiddelingsovereenkomst volgt dat de tulpenbollen voor rekening van belanghebbende zowel dienden te worden opgekweekt als verkocht. Daarbij heeft belanghebbende zich verdiept in de teelt en is namens hem ook iemand daadwerkelijk bij de telers op het land geweest. De aansprakelijkstelling door de telers heeft ertoe geleid dat belanghebbende de eigendom van de tulpenbollen aan de telers heeft overgedragen. De investering van belanghebbende in de tulpenbollen heeft derhalve meer omvat dan een loutere belegging, zodat belanghebbende naar het oordeel van het hof economische activiteiten heeft verricht in de zin van art. 4 Zesde Richtlijn.

NTFR 2012/1170 - Diensten speltherapeut vallen op grond van vertrouwensbeginsel onder btw-vrijstelling voor medische beroepen

ECLI:NL:RBARN:2011:BV8215, datum uitspraak 25-01-2011, publicatiedatum 08-03-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende heeft een pedagogische opleiding gevolgd en is thans werkzaam als speltherapeut. De praktijk van belanghebbende bestaat eruit dat zij kinderen met ontwikkelings- en/of gedragsproblemen door middel van spel diagnosticeert en aan de hand van spel verder behandelt. In geschil is of deze diensten zijn aan te merken als vrijgestelde prestaties als bedoeld in art. 11, lid 1, onderdeel g, Wet OB 1968. Belanghebbende beroept zich daarbij op het besluit van de staatssecretaris van 28 februari 2008, nr. CPP2008/78M, NTFR 2008/570. Rechtbank Arnhem oordeelt dat belanghebbende aan het besluit terecht het vertrouwen heeft ontleend dat de door haar verrichte diensten onder de btw-vrijstelling voor medische beroepen vallen. Volgens de rechtbank maken de opleiding van belanghebbende en de aard van de door haar binnen de praktijk verrichte werkzaamheden, beide gericht op de opvoeding en de ontwikkeling en daarmee de algehele gezondheid van het kind, dat de diensten van belanghebbende zijn aan te merken als diensten die ‘door pedagogen als zodanig worden verricht’ in de zin van het besluit. Hieraan doet niet af het standpunt van de inspecteur dat de staatssecretaris bij de publicatie van het besluit heeft bedoeld om alleen de pedagogen met een universitaire graad van omzetbelasting vrij te stellen. Uit de tekst van het besluit volgt niet dat de staatssecretaris een dergelijke beperkte interpretatie voor ogen heeft gehad.

NTFR 2012/1171 - Aanslag woonforensenbelasting vernietigd omdat belastbaar feit zich nog niet heeft voorgedaan

ECLI:NL:RBBRE:2012:BV2840, datum uitspraak 09-01-2012, publicatiedatum 06-02-2012
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2012 met annotatie van mr. H. de Jong
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 mei 2011 een aanslag woonforensenbelasting opgelegd. Deze aanslag wordt door de rechtbank vernietigd omdat op het tijdstip van het opleggen van de aanslag het belastbare feit zich nog niet had voorgedaan. Belanghebbende had immers in 2011 de woning nog niet meer dan negentig dagen ter beschikking gehouden voor zichzelf of voor zijn gezin.