NTFR 2012/1316 - Overpeinzingen bij de boerkataks

NTFR 2012/1316 - Overpeinzingen bij de boerkataks

mFvH
mr. F. van HorzenPartner bij KPMG Meijburg & Co Belastingadviseurs te Amstelveen.
Bijgewerkt tot 31 mei 2012

‘Rekent niet op de dankbaarheid der Moslimsche vrouw, zoo gij haar wilt emancipeeren – zij zal u bespotten.1

Op 3 februari 2012 is door (inmiddels demissionair) minister Spies het wetsvoorstel Instelling van een algemeen verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding ingediend bij de Tweede Kamer.2 Op grond van art. 1 van het wetsvoorstel is het verboden voor een ieder om op een openbare plaats, in een voor publiek toegankelijk gebouw, in het openbaar vervoer, alsmede in gebouwen en bijbehorende erven van onderwijsinstellingen en van niet-residentiële delen van zorginstellingen kleding te dragen die het gezicht geheel bedekt of zodanig bedekt dat alleen de ogen onbedekt zijn, dan wel onherkenbaar maakt tenzij:

  1. deze kleding nodig is ter bescherming van het lichaam in verband met de gezondheid of de veiligheid, of

  2. deze kleding nodig is in verband met eisen die aan de uitoefening van een beroep of de beoefening van een sport worden gesteld, of

  3. deze kleding passend is in verband met het deelnemen aan een sinterklaasviering, een carnavalsviering, een kerstviering, een paasviering, Halloween, een huwelijkssluiting, een begrafenis, een crematie, een toneeluitvoering, of een ander evenement waarvoor de burgemeester van de gemeente waar het evenement plaatsvindt heeft bepaald dat de deelnemers daaraan voor de duur van het evenement van het verbod zijn ontheven, of

  4. het een gebouw betreft of een besloten of openbare plaats bestemd voor religieuze doeleinden.

Het handelen in strijd met deze bepaling wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie en overtreding van het verbod wordt aangemerkt als een overtreding (art. 2 van het wetsvoorstel). De datum van inwerkintreding zal worden bepaald bij koninklijk besluit (art. 3). In deze bijdrage wordt de vraag behandeld of sprake is van een belastingmaatregel en wordt aandacht besteed aan de inhoud en gevolgen van het wetsvoorstel, mede tegen de achtergrond van het begrotingstekort en de komende verkiezingen.

1. Is sprake van een taks?

Na lezing van de tekst van het wetsvoorstel zal men mij wellicht proberen tegen te werpen dat het wetsvoorstel niets met de fiscaliteit heeft te maken en niet in het NTFR dient te worden besproken. Gelet op de verbodsbepaling in art. 1 en de sanctie in art. 2 van het wetsvoorstel lijkt immers sprake te zijn van een strafrechtelijk voorstel. Ik heb Hofstra’s Inleiding maar eens van zolder gehaald. Lang geleden blijk ik tijdens mijn studie met potlood en liniaal een streep te hebben gezet onder de volgende passage: ‘Belastingen zijn gedwongen bijdragen van particuliere huishoudingen aan de overheid, waar geen rechtstreekse individuele contraprestatie tegenover staat, en die krachtens algemene regelen, en anders dan als straf wegens overtreding van de strafwet, worden gevorderd.’3 Een motivering voor de stelling dat een boete geen belasting kan zijn, wordt echter niet gegeven. Van den Tempel heeft zich wel aan een poging tot motivering gewaagd: ‘De boete wordt in de literatuur buiten ook het ruimste “belasting”-begrip gesloten. De daarvoor soms aangevoerde argumenten van juridischen of ethischen aard zijn echter niet relevant, nu het om economische begrippen gaat. Ook het feit, dat bij de oplegging der boete geen fiscaal doel voorzit, achten wij niet beslissend. De voorziening in de geldbehoefte der overheid is wel in feite het belangrijkste motief voor de heffing, doch is geen essentieel kenmerk. De gewone boeten meenen wij echter niet onder de heffingen te moeten rangschikken, omdat, hoewel de overheid aan haar organen nopens de oplegging der boete voorschriften geeft en grenzen stelt, toch niet kan worden gesproken van een heffen volgens algemeene normen in den voor de heffingen geldende zin. Dientengevolge ontbreekt dan ook bij de boete een karakteristieke eigenschap van de heffing, de “algemene werking”. De heffing vindt gelijkelijk toepassing in al de gevallen, welke zakelijk gelijk zijn. Zakelijk gelijk zijn wil zeggen, dat de gevallen zich gelijk voordoen ten opzichte van de voorwaarden, waaronder de maatregel van toepassing wordt.’ Volgens Van den Tempel is aanpassing der boete aan het individuele geval een typerend kenmerk. Van den Tempel is overigens wel van mening dat een belastingwet, door het overheersen van de niet-fiscale strekking, treffend kan gaan gelijken op een strafbepaling.4 Wanneer het wetsvoorstel wordt getoetst aan de omschrijving van Hofstra zijn we snel klaar. Er is sprake van een strafbepaling, zodat geen sprake kan zijn van een belasting. Op basis van de omschrijving van Van den Tempel is de uitkomst van de toetsing minder helder. Zal de omvang van de boete inderdaad variëren per individueel geval? Gelet op de werkdruk van het justitiële apparaat ligt het meer voor de hand dat de boete vast zal zijn en niet zal variëren per concrete situatie, bijvoorbeeld naar gelang de omvang van de boerka. Heeft het wetsvoorstel eigenlijk wel de strekking om te bestraffen in de eigenlijke zin des woords? Is het eigenlijk niet zo dat het wetsvoorstel treffend lijkt op een fiscaal voorstel en dat de boete een hybride accijns is? Mijns inziens is het inderdaad mogelijk om te beargumenteren dat sprake is van een fiscale maatregel, anders dan het masker van art. 1 en 2 van het wetsvoorstel ons wil laten geloven. Dit wordt duidelijk wanneer we een volgende fiscale autoriteit ten tonele voeren. Een korte en bondige definitie van het begrip belasting is gegeven door Lenin: een belasting is iets wat de staat afpakt van de bevolking zonder compensatie.5 De vraag is of op basis van deze definitie alle strafrechtelijke boetes zouden moeten worden aangemerkt als een taks. Mijns inziens is dat niet het geval. Snelheidsboetes, boetes in verband met diefstal, fraude, enz. hebben tot doel om een veilige samenleving te creëren en te handhaven. Als gevolg van het straffend optreden door de staat ontvangt men compensatie van de staat, namelijk de zekerheid dat de openbare orde wordt gehandhaafd, de maatschappij niet in anarchie vervalt en dat is iets waar de beboete burger zelf ook bij is gebaat. Bij het onderhavige wetsvoorstel zoekt men tevergeefs een relatie met het algemene belang hoewel in de toelichting krampachtige pogingen worden gedaan om het voorstel daarmee in verband te brengen. Zo wordt gesteld dat het niet mogelijk is voor burgers om open onderling te communiceren met verhuld gelaat en dat een verhuld gelaat het vertrouwen tussen de burgers aantast. Ik vraag mij af of niet hetzelfde geldt wanneer men in het openbaar contact met de medemens tracht te vermijden door naar de grond te kijken of via een koptelefoon muziekdragers te beluisteren. Moet dat dan ook niet worden belast of wordt dat wellicht de volgende stap? In de toelichting wordt een warrig betoog gehouden over het beschermen van vrouwen die gedwongen worden boerka’s te dragen en over de hier te lande in acht te nemen normen en waarden. Zo mag men in Nederland ook niet ongestraft naar eigen believen naakt of in nazi-kledij over straat lopen, aldus de toelichting.6 Het probleem met deze vergelijking is dat moeilijk kan worden volgehouden dat het relatief geringe aantal moslima’s dat zich aan de letterlijke tekst van de koran houdt of laat houden door het gezicht te bedekken,7 onze maatschappij ontwricht. Dat het wetsvoorstel ertoe zal leiden dat moslima’s met ontbloot gelaat een beter leven zullen leiden en dat onze maatschappij tot een (nog) betere wordt, kan men toch niet serieus menen. Dat het wetsvoorstel geen enkel maatschappelijk of normatief belang dient en derhalve niet een straffend karakter geacht kan worden te hebben, wordt nog duidelijker wanneer wordt bekeken welke situaties allemaal onder de werking van het wetsvoorstel vallen omdat niet kan worden voldaan aan de in art. 1 onder a tot en met d genoemde uitzonderingen (zie hierna par. 2 en 3). Anders gezegd, voor het voldoen van de onder deze wet verschuldigde boete krijgt niemand iets terug van de staat. De op grond van art. 2 van het wetsvoorstel op te leggen boete voldoet derhalve aan de door Lenin gegeven definitie van een belasting. Het wetsvoorstel is derhalve één van de laatste fiscale voorstellen van het missionaire kabinet Rutte geweest. Het onthullen van het moslimgelaat had kennelijk meer prioriteit dan het afdekken van het Bosalgat.

2. Het begrip kleding

Het bedekken of onherkenbaar maken van het gezicht met kleding vormt het belastbare feit. Wat wordt precies bedoelt met ‘kleding’? In de toelichting wordt onder andere verwezen naar boerka’s, niqabs, bivakmutsen, bruidssluiers en rouwsluiers. Dat het niet alleen kan gaan om voorwerpen van stof, kleding in enge zin, blijkt uit het feit dat ook motorhelmen worden genoemd in de toelichting. Uit de in art. 1, onderdeel c, genoemde vrijstellingen blijkt dat de wetgever nog meer in het vizier heeft. Ik doel op de speciale uitzonderingen voor de sinterklaas- en de kerstviering. Daaruit kan mijns inziens worden afgeleid dat weelderige baarden ook als kleding worden aangemerkt. Waarschijnlijk is de indiener van het wetsvoorstel van mening dat door het aanbrengen van een baard het gezicht per definitie onherkenbaar wordt gemaakt. De vraag is of alle baarden onder art. 1 van het wetsvoorstel vallen, of dat uitsluitend kunstbaarden worden bedoeld. Omdat het wetsvoorstel rept over kleding, lijkt het er op dat natuurlijke baardgroei na inwerkingtreding van het wetsvoorstel nog steeds is toegestaan. Mocht de behandeling van het voorstel worden voortgezet, dan is het voor de praktijk van groot belang dat de wetgever bevestigt dat mannen met echte baarden nog steeds taksvrij ‘te Kaap’ren’ kunnen varen. Gelet op het feit dat tegenwoordig echt haar en kunsthaar nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden, is het de vraag op welke wijze de uitvoerende instanties de echtheid van een baard gaan controleren. Moet de drager van een baard in de openbare ruimte de echtheid van zijn baard kunnen certificeren jegens het bevoegde gezag? En zo ja, op welke wijze? Wellicht door het dragen van een penning, net zoals de Russen dat moesten doen onder het regime van tsaar Peter de Grote ten teken van het feit dat zij hun baardbelasting hadden voldaan?8 Wanneer een imam Nederland bezoekt, wordt hij dan op Schiphol door de Douane aan zijn baard getrokken om de echtheid ervan te controleren? Blijkens de toelichting wordt onder het onherkenbaar maken van het gezicht niet begrepen een geschminkt gezicht.9 Dat is goed nieuws voor kinderen en voor Zwarte Piet. Het is verheugend dat de wetgever de boerkataks niet inzet als instrument om een eind te maken aan de vaderlandse Zwarte Piet-traditie. Deze tegemoetkoming roept wel vragen op. Geldt zij ook voor degenen die hun gelaatstrekken aan laten passen door middel van botox? Omdat botox duurzamer is dan schmink en het desbetreffende hoofd er naderhand doorgaans toch anders uitziet dan vóór de behandeling, sluit ik niet uit dat in het gezicht aangebrachte ’injectables’ op grond van een ruime interpretatie als te belasten kleding wordt aangemerkt. Het kijken naar een geïnjecteerd gezicht kan bij de toeschouwer een ‘unheimisch’ gevoel achterlaten. Het tegengaan van een dergelijk gevoel wordt in de toelichting genoemd als één van de dragende gedachten van het wetsvoorstel.10 Ondanks de schminktegemoetkoming worden kinderen niet gespaard bij de boerkataks. Stel dat kinderen op school een masker kleuren, uitknippen en vervolgens omdoen. Dat is straks een belastbaar feit, tenzij gebruik kan worden gemaakt van één van de vrijstellingen. Het gezicht is immers onherkenbaar geworden. Ik kan mij voorstellen dat de indiener van het wetsvoorstel dit bezwaar zal trachten weg te wuiven met de opmerking dat een papieren masker geen kleding is. Maar als papier inderdaad geen kleding is als bedoeld in het wetsvoorstel, voorzie ik een gat in de markt en in het wetsvoorstel: de papieren boerka. Of zal de tegenwerping zijn dat het onderwijzend personeel en de ouders wel zullen weten welk kind achter het masker schuilgaat? Dat is echter geen relevant criterium. Immers, de echtgenoot zal ook wel weten dat zijn echtgenote achter de boerka schuilgaat. Het gaat erom dat een willekeurige derde een gezicht kan zien, niet of die derde weet welke naam bij dat gezicht hoort. Ook ezeltje-prikje komt in de gevarenzone. Zijn na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel afbeeldingen van vrouwen met bedekt gelaat nog wel toegestaan in de openbare ruimte? Zo niet, dan mag Vrouwe Justitia niet langer worden afgebeeld met blinddoek.11 Het goede nieuws is dat de Ku Klux Klan in verband met de boerkataks niet zomaar voet aan de grond zal kunnen krijgen in Nederland.

3. De vrijstellingen

Met betrekking tot de vrijstellingen die aan een bepaalde gebeurtenis zijn gerelateerd, zoals Sinterklaas, Kerstmis en Pasen, rijst de vraag of de vrijstelling alleen geldt op de dag dat de desbetreffende gebeurtenis plaatsvindt, of dat een bepaalde taksvrije periode geldt rondom de desbetreffende dag. Ook ondernemers kunnen met de boerkataks te maken krijgen. Is het bijvoorbeeld nog mogelijk om verkleed als koe in de openbare ruimte taksvrij reclame te maken voor bepaalde producten? Bij dit voorbeeld zou de gedachte op kunnen komen dat gebruik zou kunnen worden gemaakt van de in art. 1, onderdeel b, genoemde uitzondering inzake beroepsuitoefening. Uit de toelichting blijkt echter dat deze uitzondering beperkt moet worden uitgelegd. Het moet gaan om kleding die noodzakelijk is ter bescherming van het lichaam in verband met de beroepsuitoefening. Als voorbeeld wordt genoemd de gezichtsbedekking van een lasser of een brandweerman.12 Gelaatsbedekking in het kader van een reclame-uiting zal waarschijnlijk niet onder de beroepsvrijstelling vallen. In tv-series en films komen vaak figuren voor met gelaatsbedekkende kleding als bedoeld in het wetsvoorstel. Denk bijvoorbeeld aan Pino uit Sesamstraat of de Powerrangers. Blijven acteurs buiten het bereik van de boerkataks omdat de opnameset kwalificeert als een voor het publiek afgeschermde ruimte in een gebouw, net zoals de ruimte van een gebouw die voor kantoorgebruik is afgeschermd van het publiek?13 Maar hoe zit het dan bij opnamen in de open lucht? Hoe is de situatie indien publiek aanwezig kan zijn bij de opnames? Van een afgesloten, niet-publieke ruimte is dan geen sprake. De vraag is of acteurs bij televisie- en filmopnamen dan gebruik kunnen maken van de uitzondering voor toneeluitvoeringen. Gesteld dat de toneelvrijstelling een ruime werking heeft en ook film- en televisieopnamen omvat waar publiek bij aanwezig kan zijn. Geldt de toneelvrijstelling dan alleen voor de acteurs en niet voor het publiek, omdat de toeschouwers niet deelnemen aan de toneeluitvoering, ook niet wanneer de acteurs zich onder het publiek begeven? Worden eisen aan het publiek gesteld om van een toneeluitvoering te kunnen spreken? Zou bijvoorbeeld een vrouw die gehuld in boerka deelneemt aan het openbaar vervoer zich tegen de opgelegde aanslag kunnen verweren met de stelling dat zij een toneelvoorstelling uitvoert voor publiek, onder verwijzing naar Shakespeare: ‘All the world's a stage, and all the men and women merely players.’?14 Of kan slechts van een toneeluitvoering als bedoeld in art. 1, onderdeel c van het wetsvoorstel worden gesproken indien het publiek de intentie heeft een toneeluitvoering bij te wonen? Kwalificeren opera- en balletuitvoeringen en circusvoorstellingen als toneeluitvoeringen? Hoe zit het met optochten? Wat is het verschil tussen een optocht en een toneeluitvoering? Denk bijvoorbeeld aan de Gay Pride waar de gezichten van de deelnemers soms onherkenbaar zijn. Het praktische belang van het antwoord op deze vraag is dat voor toneelvoorstellingen geen toestemming van het bevoegd gezag nodig is om gebruik te maken van de vrijstelling van art. 1, onderdeel c, terwijl die toestemming wel nodig is om taksvrij met bedekt gezicht deel te kunnen nemen aan een optocht.15 Zonder een dergelijke toestemming kan men ook niet bij binnenlandse sportwedstrijden als toeschouwer taksvrij met een door middel van kleding onherkenbaar gemaakt gelaat op de tribune plaatsnemen. Hetzelfde geldt voor het bal masqué. Kamerleden dienen op te passen bij de keuze van het hoofddeksel voor Prinsjesdag wegens het ontbreken van een vrijstelling waar zij zich op zouden kunnen beroepen. Een aantal religieuze gelegenheden waarbij gelaatsbedekkende kleding wordt gedragen, valt buiten de in art. 1, onderdeel c, van het wetsvoorstel opgenomen uitzonderingen. Zo bevat het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 16 maart 2012 een fotoreportage van het Poeriemfeest. Poeriem kan met wat goede wil sociaal-cultureel in verband worden gebracht met het carnaval. De fotoreportage in het NIW toont een aantal deelnemers aan het feest met gelaatbedekkende kleding en maskers. Anders dan voor carnaval bevat het wetsvoorstel geen uitzondering voor Poeriem. Met betrekking tot de voor Pasen opgenomen uitzondering is de vraag of de daaraan voorafgaande heilige week ook als Pasen kan worden aangemerkt. Kan Sint Maarten onder de voor Halloween opgenomen uitzondering worden begrepen? Is het tijdens sinterklaas toegestaan om als paashaas of kerstman verkleed te gaan en vice versa of vormt dat een belastbare aantasting van de Nederlandse normen en waarden?

4. Hoe origineel is de strijd van het demissionaire kabinet tegen de boerka?

In de toelichting op het voorstel wordt vermeld dat de aandacht over de gevolgen van het dragen van een boerka in Nederland een jaar of zeven geleden is ontstaan. Ook wordt gewezen op vergelijkbare maatregelen die in 2011 in België en Frankrijk zijn getroffen.16 De strijd tegen de boerka heeft echter een veel langere geschiedenis. Zo verscheen in 1934 in de Sovjet Unie de film ‘Drie liederen over Lenin’, van de bolsjewistische filmmaker Dzjiga Vertov.17 In het eerste deel van de film zien we een moslima, met een geheel bedekt gelaat. Tussen de beelden door worden de volgende toelichtende teksten getoond: ‘Mijn gezicht was in een donkere gevangenis. Ik leidde een blind leven, in onkunde en duisternis. Ik was een slaaf zonder ketenen. Maar een straal van waarheid begon te schijnen. De dageraad van de waarheid van Lenin. We hebben hem nooit gezien en nooit zijn stem gehoord. Maar hij is als een vader voor ons. Geen vader deed zo veel voor zijn kinderen als Lenin voor ons deed.’ Aan het eind van deel één van de film heeft de moslima de boerka afgelegd en bezoekt zij een school. Vervang in de toelichtende teksten ‘Lenin’ door ‘Rutte’, doe wat creatieve fotoshopping18 met de filmbeelden die het portret van Lenin bevatten en de film kan worden ingezet in de komende verkiezingsstrijd ter verdediging van het beleid van het demissionaire kabinet.

5. Bolsjewistische suggesties voor het fiscale beleid

6. Conclusie