NTFR 2012/1556 - NTFR 12,5 jaar fiscaal nieuws! Een fiscale vakantie is wenselijk

NTFR 2012/1556 - NTFR 12,5 jaar fiscaal nieuws! Een fiscale vakantie is wenselijk

mdWN
mr. drs. W.A.P NieuwenhuizenMr.drs. W.A.P. Nieuwenhuizen is werkzaam als zelfstandig belastingadviseur bij btw-adviseur.nl, raadsheer plv. Hof Arnhem en universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, tevens redactielid NTFR.
Bijgewerkt tot 28 juni 2012

Het is deze maand 12,5 jaar geleden dat het NTFR werd geboren. Uit het niets hebben we, met Christiaan Thomas voorop, een wekelijks tijdschrift uit de grond gestampt dat nu een koppositie in de fiscale markt heeft weten te veroveren. Een tijdschrift dat als nieuweling met enige scepsis werd ontvangen, maar dat toch heeft laten zien dat nieuws ook anders, sneller en toegankelijker gebracht kan worden. In de afgelopen 12,5 jaar heeft het NTFR een complete databank opgebouwd dat – in combinatie met de NDFR – de fiscale professional volledig kan voorzien van al hetgeen hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep.

Er heeft zich in die afgelopen 12,5 jaar veel voorgedaan. De hoeveelheid nieuws is in die tijd almaar vermeerderd. Ieder jaar worden er meer nieuwsitems geplaatst dan het jaar ervoor. Na 12,5 jaar werd het voor mij daarom eens tijd om daarbij stil te staan. Waarom is er zo veel te melden? En is het nodig dat er zo veel 'vernieuwd' wordt?

Spelregels veranderen bijna nooit

Deze maand is mijn tweeling 10 jaar geworden; ook een mijlpaal. Ze worden ouder en wijzer. Toch blijft, zeker voor één van de twee, verliezen nog altijd moeilijk. Met de WII is het moeilijk vals spelen, tenzij je tijdens het spel dat je dreigt te verliezen het spel wegdrukt door op de WII-menuknop te drukken. Bij andere spelletjes, bijvoorbeeld bij ‘pesten’, kan dat ‘vals’ spelen wat beter door plotseling te roepen dat er een spelregel is die de ander nog niet kende. En daar heeft hij nog wel eens een handje van om dat te doen.

Maar als de spelregels vast staan, op schrift zijn gesteld, dan is dat niet mogelijk. Zo worden bijvoorbeeld tennis en voetbal al jaren volgens dezelfde spelregels gespeeld. Natuurlijk, zo nu en dan worden de spelregels wel eens ter discussie gesteld en een heel enkele keer komen er nieuwe snufjes bij. Bij tennis is de hawkeye geïntroduceerd. Een elektronisch systeem dat op de millimeter kan vaststellen of een bal in was of uit. Wanneer spelers het niet eens zijn met een arbitrale beslissing, kunnen zij onmiddellijk een ‘challenge’ aanvragen: binnen enkele seconden verschijnt dan, voor iedereen zichtbaar op een groot scherm, een beeld dat de vlucht van de bal en de afdruk op of naast de lijn toont. En bij voetbal zal het, zeker na het afgekeurde doelpunt in de EK-wedstrijd tussen Oekraïne en Engeland, niet lang meer duren voordat ook daar de hawkeye zijn intrede doet. En er is nog veel meer mogelijk om het de scheidsrechter makkelijker te maken of – wellicht zelfs – om hen te vervangen. Maar de spelregels veranderen niet, alleen de technische middelen.

Was aan het begin van de vorige eeuw met deze sporten geen droog brood te verdienen, tegenwoordig verdienen de topspelers miljoenen met deze ‘spelletjes’. De spelers veranderen, ze krijgen een andere mentaliteit, ze krijgen een andere manier van spelen. De sport attributen veranderen, kijk maar naar de ontwikkeling van het tennisracket in al die jaren. Maar de spelregels ... veranderen bijna nooit.

Het belastingrecht verandert continu

Waarom is dat met belastingen dan anders, of ... is het wel anders? Is belastingrecht dan het spel zelf, en blijven de spelregels – het formele belastingrecht – bijna ongewijzigd? Maak ik een manke vergelijking? Ik vind van niet. Ook het materiële belastingrecht is te vergelijken met spelregels. En dat materiële belastingrecht is continu aan verandering onderhevig. Tegenwoordig is er zelfs jaarlijks een nieuw Belastingplan met tal van wijzigingen in allerlei belastingen. En als het een beetje meezit voegt men in Den Haag daar lukraak technische wijzigingen aan toe, nog daargelaten de wijzigingen die tussentijds op bijzondere dossiers worden losgelaten.

Wat rechtvaardigt al die wijzigingen? Deze vraag klemt temeer wanneer men beseft dat de Tweede Kamer nauwelijks fiscale expertise in huis heeft en de belangstelling in de politiek en in de pers eigenlijk minimaal is. Het enige antwoord op de rechtvaardigingsvraag mag naar mijn mening zijn: het zekerstellen van de inkomsten van de schatkist. In eerdere Opinies heb ik al eens mijn verontwaardiging uitgesproken over andere doelen die de politiek denkt te bereiken met het middel van belastingheffing. Doelen die daarmee niet bereikt worden. Het groener en gezonder maken van onze samenleving door een hogere belastingheffing te introduceren op producten die het tegenovergestelde teweeg brengen, werkt niet. Denkt u nu werkelijk dat ik een sigaar minder ga roken als het btw-tarief op sigaren wordt verhoogd van 19% naar 25%. Natuurlijk niet, die paar centen extra heb ik er gerust wel voor over. Alleen als er sprake is van een tariefsverhoging van 19% naar 100% wordt mijn gedrag mogelijk beïnvloed, maar zulke tariefsverhogingen worden nooit doorgevoerd. Het verlagen van tarieven op groene en gezonde producten heeft evenmin effect.

Het gedrag van de mens is moeilijk te beïnvloeden. Wetenschappelijk is wel bewezen dat een specifieke positieve stimulans een beperkt effect heeft. Het tijdelijk subsidiëren van bijvoorbeeld beveiligingsmaatregelen voor kleine bedrijven, zorgt ervoor dat een ‘run’ ontstaat en leidt tot investeringen. Maar belastingmaatregelen hebben dat dus niet of nauwelijks. De huidige staatssecretaris van Financiën erkent dan ook het beperkte effect van een belastingverhoging of verlaging. Bij de invoering van de tijdelijke btw-verlaging voor het herstellen en onderhouden van woningen ouder dan 2 jaar, gaf de staatssecretaris dan ook aan dat deze btw-verlaging niet de vraag zal stimuleren maar wel de sector in deze tijd van economische crisis even wat lucht geeft. Hij was zich ervan bewust dat de belastingverlaging voor een belangrijk deel bij de sector zelf terecht zou komen en dus niet de prijs en/of vraag zou stimuleren.

Het doet mij dan ook deugd te zien dat de politiek de tariefsindelingen redelijk met rust laat. Ook acht ik het besluit om het btw-tarief te verhogen van 19% naar 21% een goede maatregel. Wat mij betreft had het verlaagde btw-tarief ook wel omhoog gemogen, maar dat zou – naar ik vermoed – te grote gevolgen hebben gehad voor ‘koopkrachtplaatjes’ en daardoor wellicht politiek niet haalbaar zijn.

Mag het een stukje minder dynamisch?

Het materiële belastingrecht is continu aan verandering onderhevig. Dat mag wat mij betreft wel wat minder. Het bedrijfsleven zal een wat hogere belastingheffing zonder problemen accepteren, wanneer gegarandeerd wordt dat zij daarmee een jarenlange zekerheid over die belastingheffing verkrijgen. Helaas is dit niet haalbaar. Het belastingrecht blijft in beweging.

Voor een deel bestaat het nieuws dat het NTFR 12,5 jaar brengt uit jurisprudentie. Deze jurisprudentie omhels ik van harte. Het verduidelijkt de wetgeving en lost telkens een stukje van de fiscale puzzel op. Maar een ander deel van ons nieuws bestaat uit belastingwetgevingsdrift. En dat deel keur ik af. Zou het niet geweldig zijn als we – bijvoorbeeld – 5 jaar lang niet zouden tornen aan onze belastingwetten en dat we dat ook met elkaar zouden afspreken zodat daar zekerheid over zou bestaan? Iedereen in Nederland zou 5 jaar lang weten waar hij aan toe is. Een stukje zekerheid dat vertrouwen geeft; een stukje zekerheid dat investeringsinitiatieven teweeg zou brengen.

Maar nog los van die zekerheid over het niet veranderen, ontstaat hierdoor ook het behoud van de inmiddels opgebouwde kennis. Jurisprudentie ontstaat voor een belangrijk deel uit onduidelijkheden in de wetgeving. Een bestaande wetgeving, die inmiddels tot jurisprudentie heeft geleid, vervangen door nieuwe wetgeving leidt onherroepelijk tot weer nieuwe jurisprudentie. Zo houdt het nooit op.

Hoewel ik de daadkracht van de politiek bewonderde met het Kunduz-akkoord (het kan dus toch!), begreep ik totaal niet waarom ook allerlei belastingwijzigingen moesten worden doorgevoerd die niets te maken hadden met de schatkistopbrengsten. We blijven dus doorgaan met op details regels te bedenken waar iedereen alleen maar last van heeft. Natuurlijk, de fiscale professional heeft er baat bij. Hij of zij behoudt werk in overvloed.

Een voorbeeld: de medische vrijstelling beerput wordt opengetrokken

De medische vrijstelling van art. 11, lid 1, onderdeel g, ten eerste, Wet OB 1968 is een goed voorbeeld van de onnodige regeldrift in Nederland. Jarenlang hebben we geleefd met een tekst die – zo bleek uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie – niet helemaal goed was geredigeerd. De eerste wetswijziging in 2008, waarin de medische vrijstelling werd beperkt tot de gezondheidskundige verzorging van de mens, waardoor dus niet meer alles wat een medisch beroepsbeoefenaar deed onder de vrijstelling viel, was begrijpelijk. De wet moest weer richtlijnconform worden gemaakt.

Maar de tweede wetswijziging in 2009, die nu door het Lente-akkoord daadwerkelijk per 1 januari 2013 wordt doorgezet is voor mij volstrekt onnodig. De feitelijke invoering waartoe nu besloten wordt trekt een beerput van problemen open en de vraag rijst of hier wel goed over is nagedacht. Het levert ook bijna geen cent op, dus de schatkist is er niet mee gebaat.

Het doorvoeren van de wetswijziging houdt in dat alternatieve geneeswijzen (bijvoorbeeld chiropraxie, oesteopathie, acupunctuur en homeopathie) niet meer vallen onder de medische vrijstelling. Het waarom ontgaat mij. Het argument, dat deze alternatieve geneeswijzen ten aanzien van de kwaliteit minder goed controleerbaar zijn, is niet valide. De jurisprudentie is deze kwaliteitseis al aan het 'uitvoeren' en is daar al aardig ver mee gevorderd. Daar waar de kwaliteit vanwege niet vergelijkbare opleidingen niet gewaarborgd was, werden die werkzaamheden onder de oude wetgeving de vrijstelling al onthouden. Het generiek verbannen van de – kwalitatief wel gewaarborgde – alternatieve geneeswijzen kan dus niet met dit argument worden bepleit.

Waarom dan toch die maatregel? Als de Kunduz-coalitie een ander argument heeft, bijvoorbeeld omdat men niets ziet in alternatieve geneeswijzen en deze daarom niet wil laten delen in de vrijstelling, waarom zeggen ze dat dan niet gewoon? Dit is immers de enige valide reden waarom de wetswijziging toch doorgevoerd moet worden.

Zoals ook met veel medicijnen het geval is, doet zich hier nog een ongewenste bijwerking voor. De vrijstelling is volgens de memorie van toelichting voortaan van toepassing op: ‘(...) specifieke werkzaamheden op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens waarvoor zij een gerichte opleiding hebben voltooid en waarvan de (examen)eisen zijn neergelegd in (...).’ En op dit punt zal er onherroepelijk nieuwe jurisprudentie moeten ontstaan. Voor veel werkzaamheden die worden verricht door onze medici (Wet BIG-ers), die maatschappelijk gezien ook als 'hun' werkzaamheden worden beschouwd, geldt dat zij daarvoor geen gerichte opleiding hebben gehad en dat daarvoor ook geen (examen)eisen gelden. Zelfs op de Eerste Hulp van een ziekenhuis worden dergelijke werkzaamheden verricht. Onder de oude wetgeving was dat geen probleem en als er al problemen waren dekte de jurisprudentie dat af. Maar onder de nieuwe wetgeving wordt dat onmogelijk. Natuurlijk zullen er dan goedkeurende besluiten volgen waardoor deze medische beroepsbeoefenaren vrijgesteld kunnen doorgaan, maar is dat dan wel te rechtvaardigen ten opzichte van de beoefenaren van alternatieve geneeswijzen? Er ontstaat dan een soort discriminatie, of zelfs een vorm van ongeoorloofde staatssteun. Dit leidt dus onherroepelijk tot nieuwe geschillen en nieuwe jurisprudentie.

Politici aan de valium, het ministerie aan de morfine