Aflevering 26

Gepubliceerd op 28 juni 2012

NTFR 2012/1556 - NTFR 12,5 jaar fiscaal nieuws! Een fiscale vakantie is wenselijk

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 geschreven door mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
Het is deze maand 12,5 jaar geleden dat het NTFR werd geboren. Uit het niets hebben we, met Christiaan Thomas voorop, een wekelijks tijdschrift uit de grond gestampt dat nu een koppositie in de fiscale markt heeft weten te veroveren. Een tijdschrift dat als nieuweling met enige scepsis werd ontvangen, maar dat toch heeft laten zien dat nieuws ook anders, sneller en toegankelijker gebracht kan worden. In de afgelopen 12,5 jaar heeft het NTFR een complete databank opgebouwd dat – in combinatie met de NDFR – de fiscale professional volledig kan voorzien van al hetgeen hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep.

NTFR 2012/1557 - Btw-structuur met schoolgebouw altijd misbruik van recht?

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 geschreven door mr. M. Soltysik
In geval van een btw-structuur met een schoolgebouwHet gaat om situaties waarin een schoolgebouw beneden de kostprijs btw-belast wordt geleverd. Door de btw-belaste levering kan de leverancier de voorbelasting van de stichtingskosten in aftrek brengen. De afnemer kan de in rekening gebrachte btw (vrijwel) niet in aftrek brengen. De door de afnemer verschuldigde overdrachtsbelasting (de zogenoemde strafheffing) is onvoldoende om het btw-voordeel te compenseren. is sprake van misbruik van recht. Dat lijkt vanzelfsprekend na een recent arrest van de Hoge Raad.HR 30 maart 2012, nr. 09/03079, NTFR 2012/944. In deze zaak heeft de Hoge Raad in stand gelaten het oordeel van Hof ’Den Haag, dat in geval van een sale-and-lease-back van een schoolgebouw tussen een gemeente en een stichting (zie voor een dergelijke situatie par. 3.1) sprake is van misbruik van recht. Ook diverse andere feitenrechters hebben geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht met betrekking tot btw-structuren met schoolgebouwen, waarmee de hiervoor bedoelde vanzelfsprekendheid lijkt te worden bevestigd.Rechtbank Arnhem 10 september 2009, nr. AWB 06/01477, NTFR 2009/2698; Hof Den Haag 8 januari 2010, nr. BK-09/00141 en nr. BK-09/00142, LJN: BL7113, NTFR 2010/743; Hof Arnhem 3 augustus 2010, nr. 09/00367, NTFR 2010/2452; Rechtbank Leeuwarden 11 oktober 2010, nr. AWB 08/0438, NTFR 2010/2770; Rechtbank Arnhem 29 mei 2012, nr. AWB 10/3129, LJN: BW6623.

NTFR 2012/1558 - Memorie van antwoord Bankenbelasting verschenen

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012
De staatssecretaris van Financiën heeft de memorie van antwoord inzake het wetsvoorstel Bankenbelasting aan de Eerste Kamer gezonden. Hij besteedt daarin onder meer aandacht aan de gevolgen van de bankenbelasting (voor kredietverlening, de balans, de concurrentiepositie en afwenteling), de voorkoming van dubbele heffing, de FTT, bonussen, de niet aftrekbaarheid voor de vennootschapsbelasting en de inwerkingtreding.

NTFR 2012/1561 - Derde nota van wijziging Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 (Wet UFM)

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012
De staatssecretaris van Financiën heeft inmiddels ook een derde nota van wijziging uitgebracht op de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 (Wet UFM). Op grond van deze nota van wijziging wordt het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen omtrent hetgeen voor de toepassing van art. 32bd, lid 1, Wet LB 1964 als door een inhoudingsplichtige in het voorafgaande kalenderjaar (het jaar 2012) aan een werknemer verstrekt loon in aanmerking wordt genomen. Met deze bepaling kan de staatssecretaris het ontgaan van de maatregel voorkomen.

NTFR 2012/1562 - Antwoorden wetgevingsoverleg en tweede nota van wijziging Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 (Wet UFM)

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012
De staatssecretaris van Financiën heeft vragen beantwoord van de Tweede Kamer over de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 (Wet UFM; zie eerder NTFR 2012/1477). De vragen werden gesteld tijdens een wetgevingsoverleg van 18 juni 2012. De antwoorden gaan vergezeld van een nota van wijziging. Op grond van deze nota van wijziging wordt een voorhangprocedure geregeld voor de algemene maatregel van bestuur over de aftrekbeperking voor deelnemingsrente. De antwoorden betreffen:

NTFR 2012/1563 - Paardenfokkerij vormt geen bron van inkomen

ECLI:NL:HR:2012:BW8348, datum uitspraak 15-06-2012, publicatiedatum 15-06-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende is werkzaam in de verzekeringsbranche. Daarnaast is hij in 1999 begonnen met een paardenfokkerij. De – louter behaalde – verliezen heeft belanghebbende als (negatieve) winst uit onderneming verantwoord. Volgens Hof Amsterdam (23 juni 2011, nr. 08/01282 t/m 08/01286, NTFR 2011/1594) kan dat niet, omdat geen sprake is van een bron van inkomen. Hierbij heeft het hof meegewogen dat bij belanghebbende voldoende specifieke voor de paardenfokkerij benodigde deskundigheid ontbreekt als ook een bedrijfsplan, en dat in de onderhavige jaren negatieve resultaten zijn behaald. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof. De Hoge Raad merkt daarbij op dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting ook betekenis toekomt aan de feitelijk behaalde resultaten zoals die achteraf blijken, aangezien die resultaten licht kunnen werpen op het antwoord op die vraag.

NTFR 2012/1564 - Werkzaamheden voor totstandbrengen scheepvaart-cv's vallen niet onder tonnageregime

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van A.F. Gunn
Belanghebbende is moedermaatschappij van een fiscale eenheid met dochters A en B. De werkzaamheden van A bestonden uit het bijeenbrengen van kapitaal voor scheepvaart-cv’s. A trad in de periode tussen oprichting van de scheepvaart-cv’s en toetreding van commanditaire vennoten op als beherend vennoot van de scheepvaart-cv’s. Daarna trad B tot de scheepvaart-cv’s toe als commanditair vennoot, ter zake waarvan het tonnageregime toepassing heeft gevonden. Volgens Hof Amsterdam (NTFR 2011/1863) betreffen de werkzaamheden van belanghebbende niet de exploitatie van een schip en hangen daarmee ook niet direct samen. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof. De werkzaamheden van A hebben immers slechts betrekking op het tot stand komen van een samenwerkingsverband van personen die opbrengsten willen genieten uit het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot de exploitatie van het desbetreffende schip.

NTFR 2012/1565 - Inspecteur mag het door de tijd achterhaald compromis met marketmaker opzeggen

ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3343, datum uitspraak 19-04-2012, publicatiedatum 19-04-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende is marketmaker en onderhoudt beurshandel in opties. Zij neemt daarbij posities in derivaten en onderliggende waarden in, in het bijzonder in opties en aandelen. Voor de vennootschappelijke (commerciële) jaarrekening worden de aandelen en derivaten gewaardeerd op de beurswaarde per balansdatum (marktwaarde). Voor de fiscale aangifte gaat belanghebbende op grond van het voorzichtigheidsbeginsel uit van waardering van de longposities (actiefzijde) op kostprijs of lagere marktwaarde en van de shortposities (passiefzijde) op het bedrag van de ontvangen optiepremie of hogere marktwaarde. Daarbij heeft zij aanvankelijk de verschillende posities steeds afzonderlijk gewaardeerd. Belanghebbende heeft met de inspecteur een compromis gesloten over de fiscale waardering van deze posities. De inspecteur wil het compromis graag beëindigen omdat het gehanteerde fiscale waarderingssysteem naar zijn mening niet (langer) voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Hij is van opvatting dat ten onrechte geen rekening wordt gehouden met de samenhang tussen de opties onderling, en de samenhang tussen opties en de onderliggende waarden en stelt dat belanghebbende nog geen enkele keer vennootschapsbelasting heeft betaald en dat het systeem manipuleerbaar is. Rechtbank Haarlem ziet geen zwaarwegende redenen die opzegging van het compromis rechtvaardigen. Het hof is daarentegen van oordeel dat de inspecteur voldoende zorgvuldig is geweest. Hij heeft al in een vroeg stadium een evaluatie aangekondigd en heeft met het oog daarop een redelijke opzegtermijn in acht genomen. Volgens goed koopmansgebruik moet belanghebbende de activa en passiva waarderen op de actuele waarde.

NTFR 2012/1569 - Hongaarse rietdekkers in dienstbetrekking werkzaam bij Nederlands rietdekkersbedrijf

ECLI:NL:HR:2012:BW8983, datum uitspraak 22-06-2012, publicatiedatum 22-06-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012
Belanghebbende exploiteert een rietdekkersbedrijf. In de jaren 2001 en 2002 maakte hij bij de uitvoering van opdrachten gebruik van Hongaarse rietdekkers. Volgens de inspecteur waren de rietdekkers bij belanghebbende in dienstbetrekking werkzaam. Daarom heeft hij de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Hof Arnhem (NTFR 2011/938) is van oordeel dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat de kasadministratie van belanghebbende ondeugdelijk is. Het is volgens het hof niet onredelijk van de inspecteur om ervan uit te gaan dat tot belanghebbende werknemers in dienstbetrekking stonden en om de in de boekhouding van belanghebbende als werk door derden geboekte bedragen als nettoloon aan te merken. Belanghebbende heeft het tegendeel niet doen blijken. Anders dan belanghebbende bepleit staat de zogenoemde 183-dagenregeling uit het verdrag niet aan heffing in de weg, omdat het loon is betaald door belanghebbende als werkgever die inwoner van Nederland is. Nu belanghebbende niet heeft voldaan aan de desbetreffende verplichtingen, heeft de inspecteur volgens het hof voorts terecht het anoniementarief toegepast.

NTFR 2012/1572 - Bevoordeling van aandeelhouder leidt tot inkomen uit aanmerkelijk belang (uitdeling)

ECLI:NL:HR:2013:BW7752, datum uitspraak 01-03-2013, publicatiedatum 01-03-2013
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende bezit samen met zijn echtgenote alle aandelen in een bv, waaraan zij sinds 1 oktober 1993 gronden en een hoeve verpachten. De pachtovereenkomst is aangegaan voor een periode van twaalf jaar. Per 1 januari 2003 heeft de bv het bedrijf overgedragen aan belanghebbende en zijn echtgenote, die de onderneming hebben voortgezet in maatschapsverband. De pachtovereenkomst is bij ontbindingsovereenkomst van 27 februari 2003 ‘om niet’ beëindigd per 1 januari 2003. De gronden en de hoeve behoren vanaf die datum tot het vermogen van de maatschap. Ter zake van de beëindiging van de pachtovereenkomst heeft belanghebbende een negatief resultaat verantwoord in zijn aangifte IB/PVV 2002. In de procedure die wordt gevoerd naar aanleiding van de aanslag IB/PVV 2002 (nr. 11/00538) heeft belanghebbende meer subsidiair gesteld dat het ‘om niet’ beëindigen van de pachtovereenkomst onzakelijk is, zodat in 2003 een correctie had moeten plaatsvinden. Naar aanleiding van die stelling heeft de inspecteur aan de bv over het jaar 2003 een navorderingsaanslag VPB (nr. 11/04696) alsmede de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. In geschil is het antwoord op de vraag of de beëindiging ‘om niet’ in het jaar 2003 als een bevoordeling van belanghebbende als aandeelhouder moet worden aangemerkt, welke bevoordeling leidt tot inkomen uit aanmerkelijk belang (uitdeling).

NTFR 2012/1573 - Stichting die sociale cohesie in wijk wil bevorderen, kan worden aangemerkt als anbi

ECLI:NL:HR:2012:BW9055, datum uitspraak 22-06-2012, publicatiedatum 22-06-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van prof. dr. S.J.C. Hemels
Belanghebbende is een stichting die een wijkcentrum beheert. Belanghebbende heeft blijkens haar statuten onder meer tot doel de bevordering van het welzijn en de behartiging van de belangen van de wijkbewoners. De feitelijke werkzaamheden van belanghebbende – onder andere het organiseren van creatieve en sportieve activiteiten, markten, beurzen, hulp- en servicediensten – stemmen overeen met dat doel. Belanghebbende houdt zich voorts bezig met de onderverhuur van haar van de gemeente gehuurde pand. Daarin verricht zij voorts horeca-activiteiten. Hof Den Bosch (9 juni 2011, nr. 10/00636, NTFR 2011/2776) heeft geoordeeld dat belanghebbende kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling (anbi). Haar werkzaamheden zijn immers rechtstreeks erop gericht het algemeen belang te dienen. De onderverhuur was primair gericht op fondsenwerving voor deze activiteiten en staat daarom niet in de weg aan het algemeenbelangkarakter. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel van het hof en voegt daaraan toe dat de mate waarin de onderverhuur onder commerciële condities plaatsvindt, niet van belang is.

NTFR 2012/1576 - Met werkzaamheden ter behoud van historisch erfgoed in gemeente wordt algemeen belang gediend

ECLI:NL:RBARN:2012:BV9895, datum uitspraak 08-03-2012, publicatiedatum 26-03-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Belanghebbende heeft ten doel het behoud van historisch erfgoed in de gemeente Deventer en aangrenzende gemeenten. De werkzaamheden van belanghebbende zijn: het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, beheren, exploiteren, huren en verhuren, restaureren, rehabiliteren en reconstrueren van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht. In geschil is of belanghebbende kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling als bedoeld in art. 6.33, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001.

NTFR 2012/1578 - Hofuitspraak over onzakelijke lening en imputatie van rente is cassatieproof

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Op de door belanghebbende uitgegeven aandelen heeft haar enige aandeelhouder vorderingen gestort op andere vennootschappen in de groep waartoe belanghebbende en haar aandeelhouder behoren. Enkele van die vorderingen waren renteloos, stonden niet op schrift en waren niet gezekerd. Belanghebbende heeft een aantal van die gelieerde vorderingen ten laste van haar fiscale winst afgewaardeerd. Het hof achtte de afwaarderingen niet aftrekbaar en oordeelde dat rente moest worden geïmputeerd.

NTFR 2012/1582 - Navorderingsaanslagen vernietigd omdat deze niet voortvarend genoeg zijn opgelegd

ECLI:NL:RBARN:2012:BW3268, datum uitspraak 05-04-2012, publicatiedatum 19-04-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
Aan belanghebbende zijn over de jaren 1993 tot en met 2006 (navorderings)aanslagen IB/PVV en VB opgelegd omdat hij een KB-Lux bankrekening zou hebben verzwegen. Tevens zijn aan belanghebbende boetes opgelegd. In geschil is of deze (navorderings)aanslagen en boetes terecht zijn opgelegd.

NTFR 2012/1583 - Kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht leidt tot veroordeling in proceskosten van inspecteur

ECLI:NL:RBARN:2012:BW5620, datum uitspraak 10-05-2012, publicatiedatum 14-05-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van mr. J. Kastelein
De gemachtigde van belanghebbende heeft in juli 2011 de inspecteur verzocht om een eventueel verzoek om (al dan niet fiscaal geruisloze) inbreng/reorganisatie/vervreemding van C en/of D door en/of namens B in een holdingstructuur en/of aan een derde partij af te wijzen. Voor het geval de inspecteur een dergelijk verzoek wel zou inwilligen, verzoekt de gemachtigde om te worden gehoord, omdat volgens haar in dat geval sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad. In september 2011 heeft de gemachtigde de inspecteur verzocht om uitleg te geven over zijn standpuntwijziging dat B niet meer transparant is. In oktober 2011 heeft de gemachtigde beroep ingesteld tegen het volgens haar niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar door de inspecteur. Zij stelt dat sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking, daarbij verwijzend naar art. 1:3 Awb. Tevens heeft de gemachtigde gesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijk wordt gesteld met een besluit en dat elk besluit voor bezwaar vatbaar is.

NTFR 2012/1584 - Wijziging WIBB; beantwoording vraag wetgevingsoverleg

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012
De staatssecretaris van Financiën geeft schriftelijk antwoord op een vraag die is gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 18 juni 2012 over – onder meer – het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen (implementatie Richtlijn 2011/16/EU). De vraag was hoe en of lidstaten belastingplichtigen informeren op het moment dat over hen informatie wordt verstrekt aan het buitenland. Hierop is geantwoord dat in de richtlijn wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen geen zogenoemde kennisgevingsprocedure is opgenomen. Het is aan de lidstaten zelf of en op welke wijze zij belastingplichtigen, belanghebbenden of degene van wie de informatie afkomstig is informeren over de verstrekking van inlichtingen aan het buitenland. Dit mag echter een effectieve uitwisseling niet in de weg staan. De Nederlandse kennisgevingsprocedure zal nader worden bestudeerd naar aanleiding van het peer review rapport over Nederland van de OESO. De Kamer zal worden geïnformeerd hoe Nederland met de aanbevelingen van de OESO omgaat. Daarbij zal ook gekeken worden naar een eventuele kennisgevingsprocedure van belangrijke verdragspartners van Nederland.

NTFR 2012/1585 - Beroep tegen aanslag IB/PVV 1991 is onredelijk laat ingediend

ECLI:NL:HR:2012:BW9031, datum uitspraak 22-06-2012, publicatiedatum 22-06-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012
Over het jaar 1991 is aan belanghebbende een ambtshalve aanslag IB/PVV opgelegd. Nadat betaling uitbleef, is in november 1999 aan belanghebbende een dwangbevel uitgevaardigd. Daarop heeft er enige correspondentie tussen de inspecteur en (gemachtigde van) belanghebbende plaatsgehad. In januari 2009 stelt een gemachtigde van belanghebbende dat tegen voornoemde aanslag bezwaar is gemaakt en dat op dat bezwaar nog geen uitspraak is gedaan. Tijdens de zitting voor het hof was belanghebbende niet aanwezig omdat hij gedetineerd was. Hof Amsterdam (NTFR 2011/2506) is van oordeel dat de gemachtigde er in redelijkheid niet van heeft kunnen uitgaan dat het hof uit eigen beweging voor vervoer zou zorgen, omdat hij het hof er niet van op de hoogte had gesteld dat belanghebbende was gedetineerd. Het hof is van oordeel dat het belang dat belanghebbende heeft om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, in de omstandigheden van het onderhavige geval minder zwaar weegt dan een voortvarende behandeling van de zaak. Het gaat om een oude, in 1994 opgelegde aanslag voor het jaar 1991. Belanghebbende was aanwezig bij de behandeling van de zaak bij de rechtbank, heeft zijn stellingen toegelicht en de gemachtigde heeft een uitvoerige verklaring van belanghebbende bij de stukken gevoegd. Het hof moet bovendien eerst de ontvankelijkheid van het beroep bij de rechtbank beoordelen en de gedingstukken bevatten hiervoor voldoende schriftelijke informatie. Aan de hoogte van de ambtshalve opgelegde aanslag 1991 dan wel het tijdstip waarop deze aanslag is opgelegd, zal het hof niet toekomen. Naar het oordeel van het hof is het beroep tegen de fictieve weigering uitspraak te doen op het bezwaarschrift van 14 februari 2000 onredelijk laat ingediend, omdat belanghebbende reeds in 2000 had moeten beseffen dat de inspecteur geen uitspraak op het bezwaarschrift zou doen.

NTFR 2012/1586 - Griffierechtvermindering in WOZ-zaak is niet mogelijk

ECLI:NL:HR:2012:BW9034, datum uitspraak 22-06-2012, publicatiedatum 22-06-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012
Belanghebbende heeft in een WOZ-zaak het griffierecht voor het hoger beroep niet betaald. Het hoger beroep is bij ‘vereenvoudigde uitspraak’ kennelijk niet-ontvankelijk verklaard door het hof. In verzet heeft belanghebbende om vermindering van griffierecht verzocht in verband met zijn beperkte financiële draagkracht. Hof Arnhem (NTFR 2012/1290) heeft dit verzoek afgewezen omdat de wet de mogelijkheid van vermindering niet kent. Aan toetsing aan het in art. 6 EVRM besloten liggende recht op toegang tot de rechter is het hof niet toegekomen, omdat geen sprake is van een boetezaak.

NTFR 2012/1587 - Procederen vanwege verzilveringsregeling: geen onredelijk gebruik van procesrecht

ECLI:NL:HR:2012:BW9011, datum uitspraak 22-06-2012, publicatiedatum 22-06-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012
Aan belanghebbende is voor 2006 een nihilaanslag opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 12.824. Belanghebbende maakt aanspraak op hogere aftrek aan ziektekosten dan door de inspecteur in aanmerking is genomen. Rechtbank Arnhem heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld en het verzamelinkomen verminderd tot € 11.831. Belanghebbende gaat in hoger beroep. Eén uur voor de zitting heeft Hof Arnhem (NTFR 2011/2508) een uitstelverzoek ontvangen. Dit verzoek wordt niet gehonoreerd. De inspecteur heeft in hoger beroep erkend dat belanghebbende een belang heeft bij verlaging van het drempelinkomen in verband met de zogenoemde verzilveringsregeling, maar meent niettemin dat belanghebbende het procesrecht onredelijk gebruikt. Daarom wenst hij een veroordeling van belanghebbende in de proceskosten. Het hof acht belanghebbende niet erin geslaagd de door haar geclaimde hogere ziektekostenaftrek aannemelijk te maken. Het hof ziet echter geen reden belanghebbende te veroordelen in de proceskosten.

NTFR 2012/1590 - Verhuur appartement onbelast

ECLI:NL:HR:2012:BW8982, datum uitspraak 22-06-2012, publicatiedatum 22-06-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012
Belanghebbende verhuurt een appartement. Belanghebbende stelt dat sprake is van met omzetbelasting belaste verhuur en dat zij de voorbelasting terecht heeft afgetrokken. De inspecteur bestrijdt dit. Hof Leeuwarden (NTFR 2010/2843) heeft overwogen dat het appartement voor de duur van één jaar is verhuurd en dat in de huurovereenkomst een automatische verlenging is opgenomen. Op grond van deze omstandigheden is het hof van oordeel dat sprake is van onbelaste verhuur. De omstandigheid dat de feitelijke verhuurperiode tien maanden heeft geduurd, maakt dit niet anders. Ook op grond van deze feitelijke verhuurtermijn is geen sprake van verstrekken van accommodatie voor een korte duur.

NTFR 2012/1591 - Belanghebbende is als houder van een stortplaats terecht in de heffing van afvalstoffenbelasting betrokken

ECLI:NL:HR:2012:BT6856, datum uitspraak 27-04-2012, publicatiedatum 27-04-2012
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2012 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende exploiteert een stortplaats die kwalificeert als inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer. De inspecteur heeft twee naheffingsaanslagen afvalstoffenbelasting aan belanghebbende opgelegd. Daarnaast heeft hij het verzoek belanghebbende om vaststelling van een zogenoemd verhoudingsgetal bij beschikking afgewezen. Hof Leeuwarden (NTFR 2010/1707) heeft de naheffingsaanslagen verminderd en de beschikking gehandhaafd. Belanghebbende voert in cassatie een veelheid van klachten aan. Slechts op één onderdeeltje heeft zij succes. Het hof heeft namelijk zijn oordeel dat de stelling van belanghebbende dat de Belastingdienst een bepaald beleid voert niet aannemelijk is, volgens de Hoge Raad te gebrekkig gemotiveerd. Voor het overige onderschrijft de Hoge Raad de visie van het hof die (onder meer) inhoudt dat: