NTFR 2013/1740 - Master of estate planning: de notarieel-fiscaal-juridische studierichting
NTFR 2013/1740 - Master of estate planning: de notarieel-fiscaal-juridische studierichting
'Als jij vindt dat je hier moet blijven en je boeken moet bestuderen, dan moet je dat doen. Je moeder en ik redden ons wel.'
(Stoner, John Williams, p. 32)
Universitair ‘onderwijzer’ in de (belasting)wetenschap, laat een weekendje uw fiscale vakliteratuur op het nachtkastje voor wat het is, en, zo u dat nog niet gedaan heeft, geef u over aan het boek der onderwijsboeken: Stoner.
Een open deur, nu dit werk in alle charts in het linker rijtje meedraait. Uiteraard is – over onderwijs gesproken – de verkoop van de wettenbundels aan het begin van het nieuwe collegejaar door niemand te evenaren, zo lijkt mij. Het onderwijsdier legt het in deze roman af tegen, laten we zeggen, de ‘roostermakers’. De fiscalist die nog steeds blij is dat hij niet voor een universitaire carrière heeft gekozen, krijgt ongetwijfeld (zacht uitgedrukt) een glimlach op het gezicht bij het lezen van de gedachtewisseling tussen enkele promovendi (onder wie Stoner) over de ware aard van de universiteit, p. 38: ‘Het is een gesticht of (...) een rusthuis, voor de geestelijk zwakken, de bejaarden, de ontevredenen en de anderszins incompetenten.’
Zo erg is het toch niet met ons? Er zijn toch vele fiscale docenten die het gelukt is om ook een ‘echte’ baan in de boze buitenwereld te krijgen? Maar wat er ook van zij, op p. 41 klinkt het allemaal weer wat vriendelijker: ‘Wij doen niemand pijn; we zeggen wat we willen, en we krijgen ervoor betaald. En daarmee overwint de natuurlijke deugd.’ Ik zal niet teveel verklappen. Ik heb hierna iets heel anders op het gebied van onderwijs in gedachten.
De college- of de onderzoeksprofessor? Toch niet de digitale?
Maar eerst wil ik niet onvermeld laten de Opinie in NRC Handelsblad van 21 & 22 augustus jl., p. 16 van Barbara Oomen die stelt dat het succes van Stoner deze zomer doet vermoeden dat de Nederlander bijzonder gecharmeerd is van de college professor. Boven het stuk staan twee voor zich sprekende oneliners (met daarnaast de kaft van Stoner): ‘Professor, ontleen eer aan colleges’ en ‘Nederlandse professoren staren zich blind op publicaties. Maar daarvoor zijn ze niet aangesteld.’ Een lezenswaardig stuk, en zeker de constatering dat er geen digitaal alternatief bestaat voor het ‘teaching by osmosis’, het gesprek in de klas, de professor met de open deur en het luisterend oor. Inderdaad, nu hij in crisistijd gemakkelijk aan terrein wint, moeten we argwanend naar de videoprofessor blijven ‘kijken’. De oogjes van de student zijn toch de spiegel en het kompas voor de docent? Onderwijsmagie die – zodra de camera loopt – ingeruild wordt voor het kostenbesparende zwarte gat dat lens heet. Stoner zou waarschijnlijk niet tot zijn recht gekomen zijn in een webinar?....
Lujaans fiscaal onderwijs?
Maar daar wou ik het vandaag niet met u over hebben. Het lezen van de interessante column van Raymond Luja in Weekblad voor fiscaal recht 7002/2013 was voor mij aanleiding om een gedachte waar ik al langer mee rondloop aan het papier toe te vertrouwen. Ik meld daarbij vooraf dat ik in de gelukkige omstandigheden verkeer dat ik zowel aan de studenten van de notariële als de fiscale studierichting college mag geven. De brug die deze twee mooie werelden verbindt zijn de schenk-, erf-, en overdrachtbelasting, en het is geen toeval dat sinds jaar en dag ongeforceerd gesproken wordt van het notariële belastingrecht. U heeft al een vermoeden waar ik naar toe wil? Terug naar de bevlogen overpeinzingen van Luja: ‘Tot de basisopleiding van een fiscaal-jurist dienen naar mijn mening ook vakgebieden als (...) de erf- en schenkbelasting te behoren, en niet slechts optioneel. Ook een gedegen kennis van het goederen- en verbintenissenrecht, het ondernemings- en faillissementsrecht (...) is daarbij onontbeerlijk, evenals ten minste een basaal begrip van (…toevoeging BS: en nu de crux:) het huwelijksvermogensrecht en het erfrecht (...).’ (Curs. BS).
Ik realiseer mij dat ik bij het citeren uit de column van Luja aan ‘cherry picking’ doe, maar de betreffende er door mij uitgepikte vakken zijn het cement voor de brug naar het notariële (en omgekeerd).1
Beroepsvereisten kandidaat-notarissen
Dat wat de fiscale kant van de brug betreft, maar er is ook een notariële pijler: de beroepsvereisten voor kandidaat-notarissen.2 De link aan de andere kant van de te bouwen brug zit in art. 2 van het Besluit op het notarisambt (2012) over de onderdelen van het afsluitend (universitair) examen dat met goed gevolg afgelegd moet worden om in aanmerking te kunnen komen voor benoeming tot notaris: ‘grondige kennis van en inzicht in het belastingrecht, (...).’3 (Curs. BS)
Wat staat hierover in de nota van toelichting? Allereerst dat er een verschil in kwalificatie is tussen ‘grondige kennis van’ en ‘kennis van’ en dat kort gezegd: meer mag.4 De navolgende frasen uit de toelichting op het betreffende besluit, p. 11 brengen mij langzaam naar de boodschap van deze Opinie:
‘Een gedegen behandeling van het belastingrecht, omschreven in onderdeel c, wordt van groot belang geacht, gezien de maatschappelijke tendens tot fiscalisering van veel vraagstukken waar kandidaat-notarissen in de notariële praktijk mee te maken krijgen. Kennis van en inzicht in het belastingrecht is voor het notariaat vooral vereist ter beoordeling van de fiscale gevolgen van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Binnen het vak belastingrecht zullen dan ook naast de algemene leer van het belastingrecht in elk geval de volgende wetten aan de orde moeten komen: de Successiewet 1956, de Wet op de belastingen van rechtsverkeer, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Aan de wetten die worden genoemd naast de Successiewet 1956, wordt aandacht besteed voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening. Bij het onderricht in en de bestudering van deze wetten zal ook aandacht moeten worden geschonken aan de onderlinge samenhang.’ (Curs. BS)
Van de notarieel student wordt op fiscaal gebied derhalve heel wat verwacht. Voor fiscalisten wordt, in spiegelbeeld, het belang van het civiele recht steeds groter. Dat betekent dat van hem of haar eveneens heel wat wordt verwacht. Ook de interesse voor vakken als huwelijksvermogensrecht en erfrecht neemt toe, en niet alleen de interesse, ook het belang. Is er nog wel een brug nodig, is het geen natuurlijk proces?
Dat estate planning een civielrechtelijke en een fiscale poot heeft, behoeft nauwelijks, of beter: geen, uitleg. En dood gaan we allemaal. Hoewel van de week het door mij bestelde boek Onsterfelijkheid voor beginners (Alles wat je wilt weten over het eeuwige leven) van Ellen de Bruin op de deurmat viel.5
Een verband tussen de beide studierichtingen kan ook gevonden worden in de voor de notariële student vereiste, art. 2, onderdeel d en f: ‘kennis van en inzicht in bedrijfseconomie’, voor zover van belang (...), en niet te vergeten kennis van en inzicht in het bestuursrecht, voor zover van belang (...).6 In de Toelichting lees ik dat als onderdeel van het vak bedrijfseconomie aandacht besteed zou moeten worden aan de onderwerpen jaarrekening en analyse van jaarstukken. Ook fiscaal niet onbelangrijk…..
De synthese met een sausje strafrecht
De clou: Wie beide opleidingen combineert is in de binnenlandse verhoudingen de (ideale) jurist voor het MKB of anders gezegd: Waarom zou er geen ‘kant-en klare’ notarieel-fiscale studierichting (of fiscaal-notariële) kunnen komen? En om zo weinig mogelijk risico te lopen op het gebied van het zogeheten civiel effect nog een extraatje in de vorm van het vak strafrecht.7 De uitwerking van een en ander in de ‘bama’ laat ik graag aan de ‘roostermakers’.
Wat een prachtige combinatie: fiscaal, familie en onderneming. En (dadelijk weer in betere tijden) niet te vergeten: onroerend goed. Een maatschappelijk gewenste juridische opleiding over ‘het leven’.8 De opleidingen hebben ook gemeen dat er een overheidskant aan kleeft en een adviseurskant. Van de notaris wordt verwacht dat hij openbaar ambtenaar is en adviseur, terwijl de fiscalist de overheidskant op kan gaan: de Belastingdienst, maar ook aan de andere kant van de medaille kan gaan opereren in de rol van belastingadviseur. De student zal er derhalve aan moeten leren wennen dat er steeds twee kanten aan een juridisch verhaal zitten.
En wat het te geven onderwijs betreft, een van mijn stellingen (nr. VII) in mijn proefschrift (Nijmegen, 2007) was: ‘De gedachte dat ‘alle’ stof ‘behandeld’ zou moeten worden is de doodsteek voor het moderne universitaire onderwijs.’ Daar sta ik nog steeds volledig achter. Ik kan mij dan ook helemaal vinden in de opmerking van Luja dat het woord ‘Verdieping’ in zijn beleving ook niet synoniem is aan het nog meer in detail bestuderen van wetgeving en jurisprudentie.9 Ik voeg daar aan toe: Het verandert toch steeds.
Een prachtige casus om met de studenten de grenzen van het gebruik van het civielrechtelijke instrumentarium in het licht van het fiscale beginsel fraus legis te analyseren en daarover in de maatschappelijke context te filosoferen is uiteraard de dit jaar veel besproken kwestie van het fiscale schijnhuwelijk: boedelmenging voor één dag.10