NTFR 2013/1759 - HvJ geeft invulling aan eisen van de factuur bij de handel in vee
Aflevering 37, gepubliceerd op 12-09-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersEvita-K, een vennootschap naar Bulgaars recht en exploitante van een dierenhandel heeft teruggaaf van btw verzocht, vermeld op negen in september en oktober 2007 door ‘Expertis-7’ opgestelde facturen voor de levering van slachtkalveren. Bovendien heeft zij aangegeven in diezelfde maanden levende kalveren naar Albanië te hebben uitgevoerd, waarbij zij de aankoop van deze kalveren aantoonde aan de hand van deze facturen en douaneaangiften, diergeneeskundige certificaten met vermelding van de oormerken van de dieren, en diergeneeskundige certificaten voor het vervoer van de dieren op het nationale grondgebied. Tot bewijs van de aankoop van de desbetreffende dieren heeft Evita-K naast de negen door Ekspertis-7 opgestelde facturen gewichtsattesten, bankafschriften van de betaling van deze facturen en het met Ekspertis-7 gesloten contract voor de levering van de kalveren overgelegd. Bij Evita-K is een belastingcontrole voor het tijdvak september en oktober 2007 verricht. Daarbij hebben de Bulgaarse belastingautoriteiten Ekspertis-7 informatie verzocht over de aan Evita-K gefactureerde leveringen. Omdat de antwoorden van Ekspertis-7 volgens deze autoriteiten een aantal hiaten aan het licht brachten in haar boekhouding en de nakoming van diergeneeskundige formaliteiten betreffende, met name, de eigendomsbewijzen en de oormerken van de dieren, hebben deze autoriteiten geoordeeld dat niet is bewezen dat deze leveringen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat Evita-K bijgevolg geen aanspraak kan maken op aftrek van de btw over deze leveringen. Op prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in de in verband met de weigering van de aftrek van btw gevolgde gerechtelijke procedure verklaart het HvJ voor recht dat de Btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het begrip ‘levering van goederen’ en het bewijs dat een goederenlevering is verricht, voor de uitoefening van het recht op aftrek van btw geen verband houden met de vorm waarin een eigendomsrecht over de desbetreffende goederen is verkregen. Het is de taak van de verwijzende rechter overeenkomstig de nationale bewijsregels een grondige beoordeling te verrichten van alle gegevens en feiten teneinde uit te maken of de goederenleveringen zijn verricht en of daarvoor het recht op aftrek kan worden uitgeoefend. Art. 242 Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat belastingplichtigen die geen landbouwproducenten zijn, niet verplicht zijn het voorwerp van hun goederenleveringen in hun boekhouding op te nemen wanneer het om dieren gaat, en te bewijzen dat deze dieren zijn gecontroleerd overeenkomstig internationale boekhoudkundige standaard IAS 41 ‘Landbouw’. Art. 226, punt 6, Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat belastingplichtigen die leveringen verrichten van dieren die zijn onderworpen aan de identificatie- en registratieregeling ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad van 20 november 2006, niet verplicht zijn de oormerken van deze dieren te vermelden op de facturen voor deze leveringen. Art. 185, lid 1, Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat herziening van de aftrek van btw slechts mogelijk is wanneer de betrokken belastingplichtige vooraf het recht op aftrek van deze belasting heeft gehad onder de in art. 168, sub a, van deze richtlijn voorziene voorwaarden.