NTFR 2013/1987 - Belastingrente: belasting of rente?

NTFR 2013/1987 - Belastingrente: belasting of rente?

EHL
E.P. Hageman LLMFB is werkzaam bij het Wetenschappelijk Bureau van Deloitte Belastingadviseurs B.V.
dEP
dr. E.B. PechlerWerkzaam bij het Wetenschappelijk Bureau van Deloitte en als gastonderzoeker verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit te Amsterdam
Bijgewerkt tot 17 oktober 2013

Op 1 januari 2013 is de belastingrente in de plaats gekomen van de heffingsrente. De gewijzigde regeling heeft vooral gevolgen voor de renteberekening ter zake van (voorlopige) aanslagen IB en VPB. Het tijdvak waarover belastingrente wordt berekend, vangt aan zes maanden na afloop van het kalenderjaar of boekjaar. Dit drempeltijdvak geldt zowel voor in rekening te brengen als voor te vergoeden belastingrente. De berekening van belastingrente eindigt op de dag voorafgaande aan die waarop de aanslag invorderbaar wordt.

Het belangrijkste onderscheid ten opzichte van de heffingsrenteregeling is dat de aanleiding voor het in rekening brengen of vergoeden van rente niet langer is gelegen in de compensatie van een objectief rentenadeel, maar in een ‘verzuim’ aan de kant van de belastingplichtige of de inspecteur. Belastingplichtigen hebben het volgens de regering zelf in de hand wanneer zij de aangifte of een verzoek om vaststelling van een voorlopige aanslag IB of VPB indienen. Indien de desbetreffende aangifte vóór de eerste dag van de vierde maand na afloop van het heffingstijdvak is ontvangen door de Belastingdienst, wordt namelijk geen belastingrente in rekening gebracht. Hetzelfde geldt indien een verzoek om een voorlopige aanslag vóór de eerste dag van de vijfde maand na afloop van het heffingstijdvak bij de Belastingdienst is ingediend. Volgens de regering is het dan ook redelijk om rente in rekening te brengen wanneer de belastingplichtige niet binnen deze termijnen om een voorlopige aanslag verzoekt respectievelijk een aangifte indient. Indien een belastingplichtige recht heeft op een belastingteruggaaf ligt het volgens de regering om diezelfde reden niet voor de hand om rente te vergoeden, tenzij de inspecteur naar aanleiding van een verzoek of een aangifte niet binnen acht weken respectievelijk dertien weken een (voorlopige) aanslag tot een negatief bedrag vaststelt.1

Wetsvoorstel wijziging percentages belasting- en invorderingsrente

Wat de hoogte van het rentepercentage betreft sluit de belastingrente nu nog onverkort aan bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, die momenteel 3% bedraagt (art. 30hb AWR). Als het aan de regering ligt, gaat daar echter verandering in komen.

Op Prinsjesdag 2013 is namelijk een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de regering voorstelt om voor de renteberekening over (voorlopige) aanslagen VPB aan te sluiten bij de wettelijke rente voor handelstransacties, met een minimum van 8%.2 Deze wettelijke rente bedraagt momenteel 8,5%. De rentemaatregel vloeit voort uit het regeerakkoord dat VVD en PvdA op 29 oktober 2012 hebben gesloten.3 Voor andere belastingen die onder de reikwijdte van de belastingrenteregeling vallen, zoals de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de schenk- en erfbelasting, de overdrachtsbelasting en de omzetbelasting, blijft de koppeling aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties behouden, zij het dat een minimumpercentage van 4% gaat gelden. Hetzelfde geldt voor de invorderingsrente.

De wetgever heeft wel voorzien in overgangsrecht. Voor zover belastingrente of invorderingsrente wordt berekend over periodes vóór 1 april 2014 blijven namelijk de op 31 december 2013 geldende rentepercentages van toepassing.

Beschouwing

Bij de totstandkoming van de wettelijke regeling van de belastingrente bedroeg de wettelijke rente voor niet-handelstransacties nog 4%. Mede hierdoor rekende de regering op een budgettaire opbrengst van € 400 mln.4 Reeds per 1 juli 2012 daalde deze rente echter naar 3%, waardoor de begrote opbrengst niet wordt gehaald. Blijkens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel acht de regering dat onaanvaardbaar. In haar eigen onnavolgbare woorden: ‘Hoewel de budgettaire opbrengst niet het doel is van de renteregeling, acht het kabinet het noodzakelijk de eerder geraamde opbrengst te realiseren’.5

Wij zijn met de Raad van State van mening dat hier oneigenlijk gebruik word gemaakt van de belastingrenteregeling, waardoor het oorspronkelijke karakter van deze regeling (namelijk het compenseren van een rentenadeel voor de belastingplichtige of de overheid) steeds verder op de achtergrond raakt.6 Men kan zich afvragen of enkel budgettaire motieven als rechtvaardiging kunnen dienen.7 En ook of hier wel sprake is van een belangenafweging waarbij alle betrokken belangen – en niet enkel het belang van de schatkist – volledig in de beoordeling zijn betrokken.

Het inhoudelijke argument van de regering dat aansluiting bij de wettelijke rente voor handelstransacties in de vennootschapsbelasting gerechtvaardigd zou zijn omdat deze belasting vrijwel alleen door ondernemers verschuldigd is, draait om de kern van de zaak heen. In de civielrechtelijke regeling van de wettelijke rente staat namelijk niet de hoedanigheid van de schuldenaar centraal, maar de aard van de transactie. Indien sprake is van een handelstransactie geldt de hoge wettelijke rente (sinds 1 juli 2013: 8,5%), in andere gevallen is het lagere percentage voor niet-handelstransacties van toepassing (sinds 1 juli 2012: 3%). Een handelsovereenkomst wordt in art. 6:119a, lid 1, BW omschreven als een overeenkomst om baat die een of meer van de partijen verplicht iets te geven of te doen en die tot stand is gekomen tussen één of meer natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf of rechtspersonen. Er is niet heel veel juridische kennis voor nodig om in te zien dat een belastingschuld niet aan dit criterium voldoet. Die vloeit immers rechtstreeks uit de wet voort en niet uit een overeenkomst die vrijwillig door de schuldenaar is aangegaan.

Ook het argument van de regering dat vennootschapsbelastingplichtigen het in rekening brengen van belastingrente kunnen voorkomen door tijdig een verzoek bij de Belastingdienst in te dienen om een voorlopige aanslag op te leggen of te herzien, dan wel door tijdig aangifte te doen, snijdt naar onze mening geen hout. Voor andere aanslagbelastingen, zoals de inkomstenbelasting, geldt immers evenzeer dat belastingplichtigen belastingrente zoveel mogelijk kunnen voorkomen door tijdig in actie te komen. Dit argument biedt dus evenmin een rechtvaardiging voor het door de regering gemaakte onderscheid.

Op advies van de Raad van State gaat de regering in de memorie van toelichting ook nog in op de vraag waarom voor ondernemers in de inkomstenbelasting niet wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor handelstransacties. Volgens de regering is het niet goed mogelijk om wat de berekening van belastingrente betreft een onderscheid te maken tussen winstinkomen en ander inkomen. Daar heeft de regering inderdaad een punt. De verschuldigde inkomstenbelasting zou dan immers volgens een bepaalde verdeelsleutel over het winstinkomen en het overige inkomen moeten worden verdeeld. Het gevolg is echter wel dat nu niet alleen een moeilijk te rechtvaardigen onderscheid in renteberekening ontstaat tussen ondernemers en niet-ondernemers, maar dat zelfs binnen de categorie ondernemers onderscheid wordt gemaakt al naar gelang sprake is van belastingplicht voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting. Dit onderscheid zal vermoedelijk aanleiding geven tot de nodige fiscale procedures. Wij menen dat de onzekerheid over de uitkomst van deze procedures een reden te meer zou moeten zijn om het wetsvoorstel geen doorgang te laten vinden.

Conclusie

Het gebruik, of liever gezegd misbruik, van een renteregeling als zelfstandige inkomstenbron voor de overheid is helaas niet nieuw.8 Ook onder het regime van de heffingsrente heeft de regering meer dan eens geprobeerd om de renteopbrengst voor de schatkist te verhogen. Deze pogingen hadden echter weinig succes. Zo werd bijvoorbeeld de verhoging van de heffingsrente per 1 januari 2005 een jaar later al weer ongedaan gemaakt, omdat bedrijven massaal bij de Belastingdienst gingen ‘sparen’ door het betalen van te hoge voorlopige aanslagen. De verwachte budgettaire opbrengst van de renteverhoging bleef daardoor uit.9

Onder de belastingrenteregeling ligt dit fundamenteel anders. Vergoeding van belastingrente is namelijk alleen aan de orde als de inspecteur in verzuim is. Zoals gezegd, is daarvan enkel sprake indien hij naar aanleiding van een verzoek of een aangifte niet tijdig een aanslag vaststelt. Indien de inspecteur afwijkt van de aangifte of het verzoek, wordt zelfs in geen enkel geval belastingrente vergoed. De wetgever heeft het ‘gat’ (het spaareffect dat onder de heffingsrenteregeling optrad bij renteverhogingen) dus effectief dichtgetimmerd.

Zoals gezegd achten wij de motivering van het wetsvoorstel buitengewoon zwak. Wij hopen dan ook dat het parlement zijn verantwoordelijkheid zal nemen en tegen dit wetsvoorstel zal stemmen. Dat zou niet de eerste keer zijn. Zo leed in 1993 een poging van de regering om een onderscheid aan te brengen tussen het percentage van de in rekening te brengen en de te vergoeden heffingsrente schipbreuk.10 En ook een nieuw initiatief daartoe van CDA en VVD in het conceptregeerakkoord van 30 september 2010 kon op weinig bijval in de Tweede Kamer rekenen.11 Ironisch genoeg kwamen deze partijen toen met het idee om de heffingsrente te vervangen door de belastingrente, waarmee de weg voor het nu ingediende wetsvoorstel werd geplaveid.

Wij menen dat de regering de verleiding zou moeten weerstaan om de belastingrenteregeling in te zetten om gaten in de begroting te dichten. Rente is bedoeld om te compenseren voor het feit dat men andermans (belasting)geld onder zich heeft. Niet meer en niet minder. Het rentepercentage zou naar onze mening dan ook moeten aansluiten bij hetgeen in de markt gebruikelijk is. Dat is in het nu ingediende wetsvoorstel, in ieder geval wat de renteberekening op (voorlopige) aanslagen VPB betreft, beslist niet het geval. Belastingrente: belasting of rente? Zegt u het maar.