Aflevering 42

Gepubliceerd op 17 oktober 2013

NTFR 2013/1987 - Belastingrente: belasting of rente?

Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 geschreven door E.P. Hageman LLM en dr. E.B. Pechler
Op 1 januari 2013 is de belastingrente in de plaats gekomen van de heffingsrente. De gewijzigde regeling heeft vooral gevolgen voor de renteberekening ter zake van (voorlopige) aanslagen IB en VPB. Het tijdvak waarover belastingrente wordt berekend, vangt aan zes maanden na afloop van het kalenderjaar of boekjaar. Dit drempeltijdvak geldt zowel voor in rekening te brengen als voor te vergoeden belastingrente. De berekening van belastingrente eindigt op de dag voorafgaande aan die waarop de aanslag invorderbaar wordt.

NTFR 2013/1988 - Begrotingsafspraken 2014

Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013
De minister van Financiën heeft de Begrotingsafspraken 2014 die het kabinet heeft gemaakt met de fracties van D66, ChristenUnie en SGP en de coalitiefracties aan de Tweede Kamer gestuurd. Tot de afspraken horen ook enkele fiscale aspecten. Voor zover deze invloed hebben op het ingediende Belastingpakket 2014 volgt zo spoedig mogelijk een nota van wijziging.

NTFR 2013/1990 - Inwerkingtreding wijziging aangewezen regelingen overheidsingrijpen

Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013
Art. 12a Uitv.besl. IB 2001 is gewijzigd in verband met de vervanging van eerder aangewezen regelingen met betrekking tot de verplaatsing van intensieve veehouderijen van de provincie Noord-Brabant. Als aangewezen regelingen worden aangemerkt de Subsidieregeling Verplaatsingskosten Intensieve Veehouderijen 2006 en de Beleidsregeling Verplaatsing Intensieve Veehouderijen 2005. De wijziging geschiedt met terugwerkende kracht tot en met 6 mei 2008.

NTFR 2013/1991 - Inspecteur maakt niet aannemelijk dat belanghebbende inhoudingsplichtig is voor zwart uitbetaalde uren

Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. D. Westerman
Belanghebbende oefent een zogenoemd payroll-bedrijf uit. Uit derdenonderzoeken bij inleners van belanghebbende is naar voren gekomen dat het aantal gewerkte uren bij de inleners hoger is dan de door belanghebbende verloonde uren. De inspecteur heeft daarom een naheffingsaanslag opgelegd. In geschil is of dit terecht is. Het hof oordeelt, net als de rechtbank, dat de inspecteur er niet in geslaagd is om de onduidelijkheid of het meerdere loon door belanghebbende is uitbetaald weg te nemen. Ook heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende op enige wijze bij de uitbetaling daarvan is betrokken. De inspecteur heeft onder meer onvoldoende onderzoek gedaan naar kasstromen, naar facturen tussen belanghebbende en de uitzendbureaus, waardoor sprake is van een onvolledig beeld over de werkelijke gang van zaken.

NTFR 2013/1992 - Boventallig verklaarde werknemer die geen arbeid verricht, heeft geen recht op arbeidskorting

ECLI:NL:PHR:2013:789, datum uitspraak 14-08-2013, publicatiedatum 27-09-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende is door zijn werkgever in 2005 aangewezen als boventallig. De dienstbetrekking is op 1 november 2008 beëindigd. Belanghebbende houdt gedurende de zoektermijn recht op loonbetaling. In geschil is of belanghebbende in 2006 in aanmerking komt voor de arbeidskorting en of de leer van de interne compensatie juist is toegepast.

NTFR 2013/1993 - Uitbetaalde winstbonussen zijn niet eerder genoten

ECLI:NL:PHR:2013:767, datum uitspraak 10-07-2013, publicatiedatum 20-09-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. J. van de Merwe
A Holdings bv (hierna: A) heeft in juni 2007 op het in die maand aan belanghebbende uitbetaalde bedrag aan gereserveerde winstbonussen van € 365.769 loonheffing ingehouden. In geschil is of de in juni 2007 uitbetaalde bonussen op enig eerder moment reeds genoten waren. Met de inspecteur heeft het hof die vraag ontkennend beantwoord. A-G Niessen is het hiermee eens.

NTFR 2013/1994 - Bewust verzwijgen van row: navordering en vergrijpboete terecht

ECLI:NL:HR:2013:921, datum uitspraak 11-10-2013, publicatiedatum 14-10-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013
Belanghebbende belegt en handelt in onroerend goed binnen verschillende ondernemingen. Hij heeft voor twee vennootschappen werkzaamheden verricht waarvoor door belanghebbende – op basis van facturen – een vergoeding is ontvangen. Een vennootschap – zonder activiteiten maar met compensabele verliezen – van een zakenrelatie van belanghebbende heeft de door belanghebbende gefactureerde bedragen als winst in de jaarrekening verantwoord en de door belanghebbende ontvangen betalingen volledig als aflossing van een schuldvordering van belanghebbende op die vennootschap aangemerkt. In zijn aangifte heeft belanghebbende een en ander in box 3 verantwoord. Volgens de inspecteur is sprake van row. Daarom heeft hij nagevorderd met dagtekening 10 november 2008. Op dezelfde dag heeft de inspecteur de mededeling en de kennisgeving van een 100%-vergrijpboete gegeven. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2013/451) acht aannemelijk dat belanghebbende werkzaamheden in het economische verkeer heeft verricht voor de twee vennootschappen waarmee voordeel werd beoogd en dat dit voordeel ook redelijkerwijs was te verwachten. Belanghebbende is te kwader trouw geweest door dit voordeel in de aangifte te verzwijgen en te presenteren als een aflossing van een schuldvordering, zodat de inspecteur bevoegd is na te vorderen. Met betrekking tot de vergrijpboete heeft de inspecteur weliswaar het voorschrift van art. 67k AWR geschonden, maar belanghebbende is volgens het hof niet geschaad in zijn belangen. Het hof acht de (door de rechtbank gematigde) boete passend en geboden.

NTFR 2013/1996 - Behandeling pensioenwetsvoorstellen aangehouden in de Eerste Kamer

Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013
De behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel ‘Verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen’ (Wet versobering pensioengrondslag) en het wetsvoorstel ‘Maximering pensioengevend inkomen en Wet pensioenaanvullingsregelingen’ heeft ertoe geleid dat de Eerste Kamer deze voor verdere behandeling heeft aangehouden. De staatssecretaris van Financiën, die samen met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wetsvoorstellen in Eerste Kamer verdedigde, heeft de Eerste Kamer aan het einde van de eerste termijn van de regering daartoe verzocht in verband met nader beraad binnen het kabinet.

NTFR 2013/1997 - Bij meerkosten extra vervoerskosten door invaliditeit moet worden uitgegaan van degressieve afschrijving

ECLI:NL:HR:2013:939, datum uitspraak 11-10-2013, publicatiedatum 14-10-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013
Als gevolg van een handicap is de echtgenote van belanghebbende voor vervoer hoofdzakelijk aangewezen op een auto. In zijn aangifte IB/PVV 2003 heeft belanghebbende een bedrag van € 1.657 in aftrek gebracht voor extra vervoerskosten door ziekte of invaliditeit. De inspecteur heeft dit bedrag verminderd tot € 536. Voor het bepalen van de werkelijke kosten kiest belanghebbende de methode van lineaire afschrijving. Hof Amsterdam (NTFR 2013/456) heeft daarentegen de methode van de inspecteur gevolgd, namelijk de methode van degressieve afschrijving, waarbij de kosten in de eerste jaren hoger zijn dan de latere jaren. Het hof is van oordeel dat deze methode de afschrijvingskosten van een auto van jaar tot jaar nauwkeuriger benadert dan in het geval van lineaire afschrijving. Bij de vaststelling van de kosten van de ‘maatman’ moet naar het oordeel van het hof rekening worden gehouden met de door belanghebbende overgelegde maatwerktabellen van het CBS.

NTFR 2013/1998 - Ook particuliere verkrijging deelt in vrijstelling

ECLI:NL:PHR:2013:1206, datum uitspraak 18-06-2013, publicatiedatum 19-02-2014
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van prof. mr. dr. B.M.E.M. Schols
A-G IJzerman heeft conclusie genomen in de zaken die zien op de vraag of toepassing van het internationaal verankerde gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod betekent dat ook (bepaalde) particuliere verkrijgingen krachtens erfrecht of schenking, moeten delen in de gefacilieerde wettelijke behandeling bij verkrijging van ondernemingsvermogen, bekend als de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF). De advocaat-generaal is tot de conclusie gekomen dat de Nederlandse wetgeving voor wat betreft de BOF met zich brengt dat die in strijd is met het internationaal verankerde gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod voor zover de ingevolge de BOF wettelijk voorziene vrijstellingen van (thans) erfbelasting of schenkbelasting in een bepaald jaar hoger uitkomen dan tot op 75% van het verkregen ondernemingsvermogen. Dat betekent zijns inziens dat rechtsherstel ten gunste van de verkrijgers van niet-ondernemingsvermogen aldus dient plaats te vinden dat bij hen (eveneens) vrijstelling wordt verleend naar de mate waarin in het jaar van verkrijging de BOF voorziet in een hogere wettelijke vrijstelling dan voornoemde 75%.

NTFR 2013/1999 - Redelijke termijn overschreden ondanks verlenging door prejudiciële procedure en geheimhoudingsprocedure; verzoek om immateriële schadevergoeding toegewezen

ECLI:NL:RBGEL:2013:2591, datum uitspraak 29-08-2013, publicatiedatum 29-08-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
In geschil is of verzoeker recht heeft op een immateriële schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase, hoe hoog die vergoeding dan moet zijn en aan wie de eventuele overschrijding moet worden toegerekend.

NTFR 2013/2000 - Voorlopige voorziening afgewezen wegens ontbreken spoedeisend belang

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1945, datum uitspraak 06-06-2013, publicatiedatum 06-06-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. M.J. Hamer
De inspecteur heeft voor stichting X, belanghebbende, bij beschikking Teruggaaf Omzetbelasting voor het tijdvak juni tot en met december 2012 het bedrag van de omzetbelasting vastgesteld op nihil. Belanghebbende heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om te bewerkstelligen dat de door haar gevraagde btw-teruggaaf aan haar wordt uitbetaald. Het desbetreffende bedrag aan omzetbelasting is onderdeel van een factuur ter zake van de levering van een kunstgrasveld aan belanghebbende. De inspecteur heeft de teruggaaf geweigerd omdat hij van mening is dat geen sprake is van ondernemerschap en omdat sprake is van misbruik van recht.

NTFR 2013/2001 - A-G Niessen belicht de mogelijkheden in een verwijzingsprocedure

ECLI:NL:PHR:2013:788, datum uitspraak 14-08-2013, publicatiedatum 27-09-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. R. den Ouden
Op 31 mei 2000 heeft belanghebbende een tot zijn ondernemingsvermogen behorend perceel grond, dat tot dan toe werd gebruikt voor de uitoefening van de door hem gedreven veehouderij, verkocht aan een derde, waarbij hij een persoonlijk recht van gebruik voor de duur van 73 maanden heeft bedongen. Met betrekking tot de bij deze verkoop behaalde boekwinst (bestemmingswijzigingswinst) is op grond van een met de inspecteur gesloten compromis (voorwaardelijk) de landbouwvrijstelling toegepast. De inspecteur heeft de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd, omdat het perceel na 31 december 2002 zou worden aangewend buiten het kader van het landbouwbedrijf.

NTFR 2013/2002 - Stilzwijgende goedkeuring verdrag met Verenigd Koninkrijk inzake bankenbelasting

Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013
Bij brief van 7 oktober 2013 is het op 12 juni 2013 tot stand gekomen verdrag met het Verenigd Koninkrijk (VK) inzake de voorkoming van dubbele bankenbelasting, met toelichtende nota, ter stilzwijgende goedkeuring aan het parlement voorgelegd. Dit verdrag geeft regels om dubbele bankenbelasting te vermijden ten aanzien van inwoners van een of van beide staten. Uitgangspunt voor de verdeling van heffingsrechten is dat de staat waar de moedermaatschappij of het hoofdhuis van een bank is gevestigd het sterkste heffingsrecht heeft, omdat die staat het systeemrisico van de bankactiviteiten draagt. Deze verdeling van heffingsrechten wordt bereikt doordat de staat waar een dochtermaatschappij is gevestigd of een vaste inrichting is gelegen, terugtreedt door (als ‘bronstaat’) een vermindering van bankenbelasting te verlenen voor de bankenbelasting die wordt geheven door de staat die het systeemrisico van de bankactiviteiten draagt.

NTFR 2013/2003 - Bij onzelfstandige gedeelten van een woning is belaste verhuur mogelijk

ECLI:NL:HR:2013:783, datum uitspraak 04-10-2013, publicatiedatum 04-10-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Belanghebbende is een samenwerkingsverband tussen A en B. Belanghebbende heeft een perceel grond verworven waarop zij een woning heeft laten bouwen. Na de oplevering heeft belanghebbende twee in het souterrain gelegen ruimten (kantoor en archief) verhuurd aan C bv, waarvan A directeur en groot aandeelhouder is. Belanghebbende heeft om teruggaaf verzocht van een gedeelte van de omzetbelasting die ter zake van de oplevering van de woning in rekening is gebracht. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen. Hof Amsterdam (NTFR 2012/2540) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld, omdat belanghebbende met de verhuur geen economische activiteiten heeft verricht. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Uit de rechtspraak van het HvJ blijkt dat wanneer een zaak naar haar aard zowel voor economische doeleinden als voor privédoeleinden kan worden gebruikt, alle exploitatieomstandigheden moeten worden onderzocht, teneinde uit te maken of zij werkelijk wordt gebruikt om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. De vaststaande feiten laten volgens de Hoge Raad geen andere conclusie toe dan dat sprake is van een economische activiteit. De ruimten worden immers tegen vergoeding ononderbroken ter beschikking gesteld aan C bv. Verder overweegt de Hoge Raad nog dat ook bij onzelfstandige gedeelten van een woning, gekozen kan worden voor belaste verhuur.

NTFR 2013/2004 - Verhuur ruimten in eigen woning aan eigen bv kan economische activiteit vormen

ECLI:NL:HR:2013:782, datum uitspraak 04-10-2013, publicatiedatum 04-10-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Belanghebbende is een samenwerkingsverband tussen de echtgenoten A en B. Belanghebbende heeft een perceel grond verworven waarop zij een woning heeft laten bouwen. Na de oplevering heeft belanghebbende een kamer op de eerste verdieping en de garage verhuurd aan C bv, waarvan A directeur en enig aandeelhouder is. De ter zake van de bouw van de woning in rekening gebrachte omzetbelasting is door belanghebbende als voorbelasting in aftrek gebracht. De inspecteur heeft dit gecorrigeerd. Hof Arnhem (NTFR 2012/1301) heeft de naheffingsaanslag in stand gelaten, omdat belanghebbende met de verhuur geen economische activiteiten heeft verricht. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Uit de rechtspraak van het HvJ blijkt dat wanneer een zaak naar haar aard zowel voor economische doeleinden als voor privédoeleinden kan worden gebruikt, alle exploitatieomstandigheden moeten worden onderzocht, teneinde uit te maken of zij werkelijk wordt gebruikt om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Wanneer in dit geval belanghebbende aannemelijk maakt dat de ruimten duurzaam ter beschikking zijn gesteld aan C bv om te worden gebruikt als kantoorruimte voor haar directeur respectievelijk als parkeerruimte voor de bedrijfsauto, en ook daadwerkelijk hiervoor worden gebruikt, en voorts aannemelijk is dat belanghebbende in ruil daarvoor van C bv een vergoeding ontvangt, is dat voldoende om te concluderen dat de ruimten worden gebruikt om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. In dat geval moet de dienstverlening door belanghebbende worden aangemerkt als een economische activiteit.

NTFR 2013/2005 - Verleggingsregeling kan worden toegepast bij invoer van jacht

ECLI:NL:HR:2013:781, datum uitspraak 04-10-2013, publicatiedatum 04-10-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende huurt een jacht van een Arubaanse vennootschap (E), die het op haar beurt heeft gehuurd van de eigenaar, een op Guernsey gevestigde vennootschap (B). Belanghebbende verhuurt het jacht aan de natuurlijke persoon (A) die de enige aandeelhouder is van de eigenaar. Het jacht is gebouwd op een Nederlandse werf en is in internationale wateren (zonder btw) overgedragen aan de eigenaar. Op 15 december 2003 heeft belanghebbende het jacht aangegeven voor het vrije verkeer. Zij heeft met toepassing van de verleggingsregeling van art. 23 Wet OB 1968 de verschuldigde omzetbelasting op aangifte voldaan en in aftrek gebracht. De inspecteur meent dat belanghebbende bij de invoer ten onrechte de verleggingsregeling heeft toegepast. Hof Amsterdam (NTFR 2011/2389) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. De strekking van art. 23 Wet OB 1968 brengt mee dat als degene die de invoer verricht ondernemer is, niet meer is vereist dan dat deze ondernemer de verschuldigde omzetbelasting op aangifte voldoet, alsmede dat deze ondernemer de goederen in het kader van zijn bedrijfsactiviteiten heeft betrokken uit een derde land, ofwel de goederen na invoer gebruikt in het kader van zijn bedrijfsactiviteiten. Belanghebbende voldoet aan deze vereisten. Van misbruik van recht is geen sprake.

NTFR 2013/2007 - Certificering van aandelen leidt niet tot verbreking fiscale eenheid omzetbelasting

ECLI:NL:PHR:2013:620, datum uitspraak 18-06-2013, publicatiedatum 06-09-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013
In deze procedure gaat het onder meer om de vraag of de certificering van aandelen in een van de tot een fiscale eenheid in de zin van de omzetbelasting behorende vennootschap ertoe leidt dat tussen de desbetreffende vennootschappen geen fiscale eenheid (meer) kan bestaan vanwege het verbreken van een financiële verwevenheid als bedoeld in art. 7, lid 4, Wet OB 1968. De aandelen in X2 zijn alle in handen van X1, die tevens de directie over X2 voert. De aandelen X1 zijn gecertificeerd en berusten bij de Stichting Administratiekantoor B (STAK B). Enig bestuurder van STAK B en houder van de certificaten van aandelen X1 is A. Op 6 augustus 2007 worden de aandelen X2 door X1 overgedragen aan de Stichting Administratiekantoor C (STAK C), dit tegen uitgifte van certificaten. Het bestuur van STAK C wordt gevormd door A. X1 en X2 zijn met ingang van 1 juli 2007 aangemerkt als fiscale eenheid in de zin van art. 7, lid 4, Wet OB 1968. De vennootschappen bestrijden onder meer dat zij een fiscale eenheid vormen, zo niet op 1 juli 2007, dan toch vanaf 6 augustus 2007.

NTFR 2013/2008 - Ruil van prestaties leidt tot heffing

Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Bodzuliak is eigenaar en tevens zaakvoerder van Serebryannay vek, een Bulgaarse eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid gericht op het verhuren van onroerend goed en het verrichten van activiteiten met betrekking tot toerisme en hotellerie. In juni 2009 heeft Bodzuliak een appartement gekocht dat deel uitmaakt van een appartementenhotel in Varna. Tevens heeft hij een tweede appartement in deze stad verworven. Op 8 april 2009 heeft Bodzuliak twee inhoudelijk identieke overeenkomsten met Serebryannay vek gesloten, waarbij hij deze laatste een ‘zakelijk recht van vruchtgebruik’ heeft verleend op zijn vastgoedpatrimonium in ruwbouwtoestand, en met name op de twee betrokken appartementen, voor een verlengbare periode van vijf jaar. In deze overeenkomsten is bepaald dat Serebryannay vek die appartementen dient te verhuren aan derden. Volgens die overeenkomsten is Serebryannay vek geen huur verschuldigd. Zij moet wel op haar kosten en naar eigen goeddunken reparatie- en montagewerkzaamheden verrichten ten behoeve van de afwerking en de ingebruikneming van de appartementen, opdat deze te gelde kunnen worden gemaakt. Het gaat onder meer om de aankoop en de levering van vloeren, meubilair, decoratie en sanitair. Partijen hebben afgesproken dat de eigenaars de betrokken appartementen en de aangebrachte aanpassingen verkrijgen aan het einde van voornoemde overeenkomsten. Met de Bulgaarse belastingdienst ontstaat een geschil of uitwisseling van prestaties heeft plaatsgevonden en, indien dit het geval is, welke regels van toepassing zijn om de maatstaf van heffing van de twee prestaties vast te stellen. Indien geen sprake is van een uitwisseling van prestaties, rijst de vraag of de door Serebryannay vek verrichte diensten belast zijn en zo ja, op welk tijdstip en op welke wijze de maatstaf van heffing moet worden vastgesteld. Op prejudiciële vragen van de verwijzende Bulgaarse rechter verklaart het HvJ voor recht: Art. 2, lid 1, sub c, Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat reparatie en stoffering van een appartement als een onder bezwarende titel verrichte dienst moet worden beschouwd wanneer de verrichter van die dienst zich enerzijds volgens een met de eigenaar van dit appartement gesloten overeenkomst verbindt deze dienst op zijn kosten te verrichten en hij anderzijds het recht verkrijgt dat appartement gedurende de looptijd van deze overeenkomst te gebruiken voor zijn economische activiteit, zonder dat hij huur hoeft te betalen, terwijl de eigenaar het ingerichte appartement terugkrijgt aan het einde van die overeenkomst.

NTFR 2013/2009 - HvJ scherpt reisbureauregeling aan

Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Het verzoek van de Commissie aan het HvJ vast te stellen dat Spanje de verplichtingen niet is nagekomen uit art. 306 tot en met 310, 226, 168, 169 en 73, Btw-richtlijn wordt toegewezen voor zover wordt toegestaan de reisbureauregeling niet toe te passen op de verkoop aan het publiek, door reisbureaus die detaillist zijn en op eigen naam handelen, van reizen georganiseerd door reisbureaus die grossier zijn. Voorts is sprake van een inbreuk wanneer reisbureaus onder bepaalde omstandigheden wordt toegestaan op de factuur een totaalbedrag aan btw te vermelden, dat geen verband houdt met de aan de klant daadwerkelijk in rekening gebrachte belasting, en in het geval dat de klant wordt toegestaan, als deze belastingplichtige is, dat totaalbedrag in mindering te brengen op de verschuldigde btw, en door reisbureaus toe te staan, voor zover zij zich op deze bijzondere regeling beroepen, de maatstaf van heffing van de belasting voor elk belastbaar tijdvak te totaliseren. De door de Commissie (ook in zeven andere inbreukprocedures) bepleitte ‘reizigersbenadering’ wijst het HvJ af.

NTFR 2013/2010 - Levering en verhuur van onroerende zaken

Aflevering 42, gepubliceerd op 17-10-2013 geschreven door E.H. van den Elsen
In dit nieuwe besluit van de staatssecretaris van Financiën wordt ingegaan op de heffing van btw bij vastgoed. Dit besluit is een actualisering van het besluit van 14 juli 2009. Actualisering is volgens de staatssecretaris onder andere noodzakelijk als gevolg van gewezen (Europese) jurisprudentie en gewijzigde regelgeving.