NTFR 2013/2143 - Rechters en hun politieke opvattingen
NTFR 2013/2143 - Rechters en hun politieke opvattingen
Als de voorzitter van de Raad van de Rechtspraak, Frits Bakker, en plein public wordt gevraagd op welke partij hij stemt, geeft hij daarop geen antwoord omdat, zegt hij, rechtspraak per definitie a-politiek is en zijn politieke voorkeur er dus niet toe doet. De bekendheid met de politieke voorkeur van de rechters schaadt volgens hem het beeld van de apolitieke rechter.1 Engelse rechters houden daarover hun kaken ook stevig op elkaar. Tien jaar lang deed Penny Darbyshire in Engeland onderzoek naar het rechterlijk functioneren. Ze kreeg bijna overal antwoord op, maar nooit op de vraag naar iemands politieke voorkeur.2 In Nederland ligt dat iets anders. Sommige rechters zijn persoonlijk actief in de politiek en laten zo hun politieke voorkeur blijken. Ook van de rechtspraak als groep is redelijk wat bekend. Meermalen heeft Vrij Nederland enquêtes gehouden onder de Nederlandse rechters en heeft op basis van hun openhartige antwoorden vastgesteld dat een aanzienlijk deel van hen een voorkeur heeft voor D66. Zij die belang stellen in dergelijke gegevens willen daar veelal over beschikken omdat ze denken dat de politieke mening van invloed is op de oordeelsvorming en beslissing van een rechter. Is dat ook zo?
Gekleurde uitspraken?
Penny Darbyshire vermeldt in haar boek dat er een Amerikaans onderzoek is waaruit blijkt dat er in de VS doorgaans geen enkele relatie blijkt te zijn tussen partijpolitieke voorkeuren en beslissingen van individuele rechters. Als dat onderzoek ook richtinggevend is voor ons land dan lijkt er dus geen vuiltje aan de lucht. Lijkt, want het gaat natuurlijk om het woordje ‘doorgaans’. Mijn persoonlijke ervaring van meer dan 25 jaar is ook dat in het overgrote deel van de gevallen politieke voorkeur bij het oordeel geen rol speelt, maar de bewering dat rechtspraak per definitie a-politiek is gaat me door het ontbreken van nuance veel te ver. Net zo ver als wanneer een rechter zou zeggen dat een proces-verbaal van de politie per definitie betrouwbaar is omdat het op ambtseed is opgemaakt. De praktijk is nu eenmaal weerbarstiger dan de regel. De burger in het land ziet die praktijk en is veelal niet geïnteresseerd in de regel. De rechterlijke macht kan zich al geruime tijd niet meer koesteren in een vanzelfsprekend gezag. Mensen van nu zijn gelukkig veel kritischer. Waar onduidelijkheden blijven bestaan wordt men wantrouwend en ontwikkelt zich soms een onstuitbare drang om duidelijkheid te krijgen (Ruijs over bijbanen, Poot in de Schipholzaak, benoemingen leden Hoge Raad). Aan de rechter van nu worden extern veel meer eisen gesteld. Helaas zijn rechters nogal eens geneigd om op kritiek en vragen te reageren met stilzwijgen, ontwijken of bagatelliseren, kennelijk in de hoop dat de bui wel overwaait.
De rechter lid van een partij
Een van de meest verregaande discussies gaat over de vraag of de rechter wel lid van een partij mag zijn.3 Door deelnemers wordt opgemerkt, dat ook zij die niet lid van een partij zijn een politieke voorkeur zullen hebben en dat we niet moeten verwachten dat rechters automaten zonder persoonlijke mening worden. Zou de volgende stap dan moeten zijn, zegt iemand, dat rechters geen krant meer mogen lezen of televisie kijken? Anderen merken op dat rechters het product zijn van de klasse waaruit ze voortkomen en dat ze niet buiten zichzelf kunnen treden.
Opvallend is dat er, stel ik vast, overwegend begrip is voor de rechter in die discussies. Er zullen naar mijn inschatting ook niet veel rechters zijn die lid zijn van een partij en, als ze dat al zijn, zullen ze daar doorgaans geen prominente rol willen vervullen. Een verbod om partijlid te zijn of, ruimer, politiek actief te zijn beschouw ik als een ernstige inbreuk op de democratische rechten van de persoon. Niet mee bemoeien dus. We zouden eerst eens moeten kijken hoe die kennelijk bij sommigen aanwezige indruk dat rechters misschien wel eens vanuit een politieke overtuiging redeneren, kan ontstaan.
De rol van de wetgever
Er werd en wordt nogal eens een door de politiek zeer belangrijk geacht besluit door de rechter op juridische gronden vernietigd. In de ogen van bestuurders vaak vanwege futiele juridische kwesties, gelet op het met het besluit gediende algemeen belang. In politieke kringen bestaan regelmatig zorgen over het verlammende effect dat dit heeft op de besluitvorming. Die beslissingen (onder andere gasboringen in de Waddenzee, de grenscorrectie bij Haarlemmerliede, de bouwplannen voor het Haarlems centrum, de grenscorrectie in de regio Den Haag) leiden soms tot geïrriteerde opmerkingen alsof de rechter eigenlijk politieke motieven had, of dat hij op de stoel van de bestuurder is gaan zitten, wat door sommigen als hetzelfde fenomeen wordt gezien.
Ook de wetgever voelt zich beperkt door de rechter. Er is door Van Kemenade4 ooit gezegd dat de verontwaardiging zich dan juist niet zou moeten richten op de rechter, maar op de wetgever. Die zou de hand in eigen boezem moeten steken, want ‘de overheid heeft zelf het keurslijf van regelgeving gespannen waardoor zij nu nauwelijks kan bewegen.’ Anderzijds is hij van mening dat de trias politica met zich mee brengt dat de overheid als uitvoerende macht niet onder de voogdij van een rechter mag worden geplaatst. Daarin klinkt door, en het wordt ook vaak gezegd, dat het primaat bij de politiek ligt. Corstens5 heeft daarbij ooit een relevante nuancering gegeven, namelijk dat er niet alleen sprake is van een democratische rechtsstaat omdat de meerderheid de macht heeft, maar vooral ook omdat die meerderheid gebonden is aan het recht en de fundamentele rechten van burgers en de onafhankelijke positie van de rechter respecteert.
De rol van de rechter; vage normen en belangenafweging
De rechter moet varen tussen Scylla en Charybdis. Enerzijds is er art. 12 Wab: ‘Geen regter mag bij wege van algemeene verordening, dispositie of reglement, uitspraak doen in zaken welke aan zijn beslissing zijn onderworpen.’ Anderzijds geldt voor hem art. 13: ‘De regter die weigert regt te spreken, onder voorwendsel van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid der wet, kan uit hoofde van regtsweigering vervolgd worden.’
Er zijn in de rechterlijke praktijk gevallen waarin het niet mogelijk is om aan beide bepalingen tegelijkertijd recht te doen.
Niet alleen bij belangenafwegingen maar ook als de rechter met vage normen te maken krijgt (redelijkheid, zorgvuldigheid) komen we in een probleemterrein waar de rechter in politiek vaarwater terecht kan komen. Als de rechter aan een vage norm in een concreet geval invulling moet geven, beschikt hij niet over een concrete regel met vastomlijnde begrippen met de daarbij behorende wetsgeschiedenis, maar moet hij binnen het systeem van de wet, zonder tussenkomst van een wetgever, zelf een regel maken, zelf recht verzinnen. De rechter treedt dan eigenlijk op als wetgever. Als je het begrip ‘politiek’ definieert als ‘het door middel van regels en besluiten richting geven aan de maatschappij’ bedrijft de rechter in dat geval politiek. Bij de invulling van die norm doet de rechter een beroep op zijn persoonlijke opvatting over wat redelijk, billijk, zorgvuldig, en dergelijke. is. De overwegingen die aan die oordelen ten grondslag liggen bepalen vaak ook de politieke keuze. De rechter moet in zulke gevallen rechtspreken. Hij betreedt daarmee niet de politieke arena. Het behoort tot zijn taak, tot het rechterlijk domein.
De vraag is dan waar dat rechterlijk domein dan wel eindigt. Waar de rechter het primaat aan de politiek heeft te laten. Stolker6 heeft beschreven waar de taak van de rechter eindigt en die van de wetgever en bestuur begint.