Aflevering 46

Gepubliceerd op 14 november 2013

NTFR 2013/2143 - Rechters en hun politieke opvattingen

Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 geschreven door mr. J. Lamens
Als de voorzitter van de Raad van de Rechtspraak, Frits Bakker, en plein public wordt gevraagd op welke partij hij stemt, geeft hij daarop geen antwoord omdat, zegt hij, rechtspraak per definitie a-politiek is en zijn politieke voorkeur er dus niet toe doet. De bekendheid met de politieke voorkeur van de rechters schaadt volgens hem het beeld van de apolitieke rechter.Hij merkt dit op in een interne blog ‘Raadspraak’ naar aanleiding van het artikel van Marlies Bouman ‘De persoon van de rechter’, in: Rechtstreeks 2013/2, p. 12-15. Engelse rechters houden daarover hun kaken ook stevig op elkaar. Tien jaar lang deed Penny Darbyshire in Engeland onderzoek naar het rechterlijk functioneren. Ze kreeg bijna overal antwoord op, maar nooit op de vraag naar iemands politieke voorkeur.Penny Darbyshire, Sitting in judgment. The working lives of judges, Hart Publishing, Oxford 2011. In Nederland ligt dat iets anders. Sommige rechters zijn persoonlijk actief in de politiek en laten zo hun politieke voorkeur blijken. Ook van de rechtspraak als groep is redelijk wat bekend. Meermalen heeft Vrij Nederland enquêtes gehouden onder de Nederlandse rechters en heeft op basis van hun openhartige antwoorden vastgesteld dat een aanzienlijk deel van hen een voorkeur heeft voor D66. Zij die belang stellen in dergelijke gegevens willen daar veelal over beschikken omdat ze denken dat de politieke mening van invloed is op de oordeelsvorming en beslissing van een rechter. Is dat ook zo?

NTFR 2013/2144 - Voortgang Belastingplan 2014: vierde nota van wijziging en brief met antwoord op vragen

Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief geantwoord op vragen van de Tweede Kamer over het Belastingpakket 2014 die zijn gesteld tijdens een wetgevingsoverleg. Verder stuurt hij de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2014, de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2014 aan de Tweede Kamer en de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit.

NTFR 2013/2146 - Nota n.a.v. verslag en nota van wijziging verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren

Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013
Het wetsvoorstel Maatregelen woningmarkt 2014, 33 756, behelst onder meer de invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren. De minister voor Wonen en Rijksdienst heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën, de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging inzake het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gestuurd. In dit item wordt ingegaan op het onderdeel verhuurderheffing.

NTFR 2013/2147 - Concept regeling vermindering verhuurderheffing 2014 naar Tweede Kamer

Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013
De minister voor Wonen en Rijksdienst stuurt, mede namens de staatssecretaris van Financiën, de Tweede Kamer ter informatie het concept van de Regeling vermindering verhuurderheffing 2014 bij het wetsvoorstel ‘Wet maatregelen woningmarkt 2014’. Met de beoogde regeling wordt voor de voorgestelde heffingsverminderingen voorzien in nadere regels omtrent de inhoud van de aanmelding van een voorgenomen en gerealiseerde investering, alsmede omtrent de gegevens die daarbij moeten worden verstrekt.

NTFR 2013/2148 - Kamerbrief over evaluatie uitvoering inkomensafhankelijke huurverhoging

Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013
Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst en staatssecretaris Weekers van Financiën sturen een brief aan de Tweede Kamer over de voortgang van de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. De brief geeft ook uitvoering aan de aangenomen motie-Ortega-Martijn (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 129, nr. 31) waarin de regering werd verzocht om het proces van het aan verhuurders verstrekken van inkomensindicaties door de Belastingdienst te evalueren in overleg met Aedes en de Woonbond en de Kamer te informeren over het aantal aangevraagde inkomensindicaties en de verdeling over de inkomensgroepen van deze indicaties. Na een uiteenzetting over de gemiddelde voorgestelde huurverhogingen in 2013 (macrogegevens), geeft de brief een beeld van de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging door achtereenvolgens de Belastingdienst, de verhuurders en de Huurcommissie. Eveneens wordt ingegaan op de budgettaire effecten van de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging voor het Rijk, met aanbevelingen en voorgenomen maatregelen voor de huurverhoging van 2014.

NTFR 2013/2150 - Betalingen komen niet voort uit onroerendgoedtransacties en zijn dus niet aftrekbaar

ECLI:NL:GHAMS:2013:2756, datum uitspraak 05-09-2013, publicatiedatum 11-09-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende vormt samen met haar 100%-dochtervennootschap een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De dochtervennootschap heeft op 18 februari 2005 een terrein gekocht voor (afgerond) € 1.300.000. Op 1 juli 2005 verkoopt zij een deel van dit terrein voor € 2.215.000. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het terrein mede is gekocht door A, B en C en dat hieraan een participatieovereenkomst ten grondslag ligt. Belanghebbende wil betalingen aan deze personen ten laste van de winst brengen. Net als de rechtbank acht het hof een participatieovereenkomst niet aannemelijk. Er is geen schriftelijke participatieovereenkomst opgemaakt en belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat vooraf (mondeling) afspraken zijn gemaakt over de winstverdeling, verdeling van risico’s en inbreng van de genoemde participanten. De betalingen aan de hiervoor genoemde personen kunnen dan ook niet in aftrek van de winst worden gebracht. Belanghebbende heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de betalingen zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. In het bijzonder is door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat die betalingen voortspruiten uit onroerendgoedtransacties waarbij zij overigens betrokken is. De inspecteur heeft de betalingen derhalve terecht niet in aftrek toegestaan.

NTFR 2013/2151 - Toepassing landbouwvrijstelling op cultuurgrond waarop de koper een bouwblokbestemming kan krijgen

ECLI:NL:GHAMS:2013:2357, datum uitspraak 18-07-2013, publicatiedatum 07-08-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. G.J.W. Kinnegim
Belanghebbende heeft twee percelen verkocht; een perceel aan B en een perceel aan C, beide voor € 200.000. B en C zijn beide agrarische bedrijven. De percelen zijn door belanghebbende binnen zijn bedrijf steeds gebruikt als cultuurgrond en hebben de bestemming ‘agrarische doeleinden’. Er mogen hierop dus geen agrarische bedrijfsgebouwen worden gerealiseerd. B en C wilden er een nieuwe bedrijfswoning op laten bouwen en hebben hiertoe een wijziging van het bestemmingsplan gevraagd. In geschil is tot welk bedrag de landbouwvrijstelling van toepassing is op de winst die is gerealiseerd bij de verkoop van de percelen. Het hof neemt als uitgangspunt dat landbouwgrond die wordt gebezigd om daarop een agrarische bedrijfswoning te bouwen, niet langer wordt aangewend in het kader van een landbouwbedrijf. De vraag is welk gedeelte van de verkoopprijs (en – dus – ook van de boekwinst) is terug te voeren op de stijging van de waarde in het economische verkeer die is toe te rekenen aan de mogelijkheid (een deel van) de percelen aan te wenden voor het bouwen van een bedrijfswoning. Het hof is van oordeel dat de waardetoename naar evenredigheid moet worden toegerekend aan ondergrond bestemd voor woning (belast) en ondergrond bestemd voor bedrijfsgebouwen (vrijgesteld).

NTFR 2013/2153 - Inspecteur niet bevoegd om nieuwe beschikkingen loonheffingen gedifferentieerde premie WAO en WGA te nemen

ECLI:NL:GHAMS:2013:3384, datum uitspraak 26-09-2013, publicatiedatum 18-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Nadat aan belanghebbende beschikkingen loonheffingen gedifferentieerde premie WAO en gedifferentieerde premie WGA voor 2007 waren afgegeven, geeft de inspecteur op 27 december 2008 nieuwe (herziene) beschikkingen af. De daarop vermelde gedifferentieerde premies WAO en WGA zijn daarbij verhoogd. Belanghebbende is van mening dat de inspecteur niet bevoegd was nieuwe beschikkingen te nemen. Gebleken is dat de nieuwe beschikkingen zijn genomen omdat bij de berekening van de voor belanghebbende geldende korting of opslag een of meer fouten zijn gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat die fouten te wijten zijn aan belanghebbende. Het hof is van oordeel dat uit geen enkele wettelijke bepaling kan worden afgeleid dat de inspecteur bevoegd is de omstreden (nieuwe) beschikkingen te nemen. Bovendien zou de rechtszekerheid niet gediend zijn met een mogelijkheid om (steeds) nieuwe beschikkingen te nemen.

NTFR 2013/2154 - Beantwoording vragen WUL

Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft over de Wet uniformering loonbegrip (WUL) vragen beantwoord die zijn gesteld tijdens een algemeen overleg. Hij gaat in op de evaluatie van de WUL en op het achterwege laten van compensatie de inkomenseffecten voor directeuren-grootaandeelhouders.

NTFR 2013/2155 - Brief over aanhouden wetsvoorstel afbouw partnertoeslag AOW

Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een brief aan de Eerste Kamer gestuurd met het verzoek het wetsvoorstel tot afbouw van de partnertoeslag in de AOW aan te houden. Het wetsvoorstel heet volledig ‘Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot’.

NTFR 2013/2157 - Pensioenuitkering terecht volledig belast bij belanghebbende

ECLI:NL:GHARL:2013:6663, datum uitspraak 10-09-2013, publicatiedatum 19-09-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. drs. A.C.M. Kuypers
Belanghebbende, geboren in 1933, is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. In het verleden heeft hij in het kader van zijn dienstbetrekking pensioenaanspraken opgebouwd. In het onderhavige jaar (2009) heeft hij daaruit een pensioen ontvangen. Belanghebbende wenst de helft hiervan bij hemzelf in aanmerking te nemen en de andere helft bij zijn echtgenote. De inspecteur heeft de volledige pensioenuitkering echter in het belastbare inkomen van belanghebbende begrepen. Volgens het hof is dat juist. In aanmerking nemende dat het pensioen aan belanghebbende als rechthebbende is uitgekeerd, heeft hij het pensioen namelijk ‘genoten’. Nu geen sprake is van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel, dient de volledige pensioenuitkering bij hem te worden belast. Anders dan belanghebbende stelt, doet het zogenoemde Boon/Van Loon-arrest hieraan niet af. Dat arrest zag op een feitelijk en rechtens andere situatie dan hier aan de orde, aldus het hof.

NTFR 2013/2158 - Belasten niet-gerealiseerde koerswinsten in Antilliaanse beleggingsdochter toegestaan

ECLI:NL:HR:2013:841, datum uitspraak 11-10-2013, publicatiedatum 11-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. dr. J. Gooijer
Belanghebbende, een in Nederland gevestigde bv, is enig aandeelhouder van een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap die feitelijk op de Nederlandse Antillen is gevestigd. De bezittingen van deze dochtermaatschappij bestaan (nagenoeg) uitsluitend uit beleggingen. Hof Arnhem (NTFR 2012/1875) heeft geoordeeld dat op grond van art. 28b, lid 1, Wet Vpb (tekst 2004) het belang in de dochtermaatschappij moet worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. In cassatie betoogt belanghebbende dat de stille reserves die schuil gaan in de bezittingen en schulden van de dochtermaatschappij bij de waardering buiten beschouwing mogen blijven. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof. De wetsgeschiedenis biedt geen steun aan de opvatting van belanghebbende dat de wetgever uitzonderingen op de waarderingsregel van art. 28b, lid 1, Wet Vpb, heeft willen toelaten.

NTFR 2013/2159 - Royaltyopbrengst op grond van vaststellingsovereenkomst belast als fictief loon

ECLI:NL:RBGEL:2013:2547, datum uitspraak 27-08-2013, publicatiedatum 27-08-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. drs. A.J. van den Bos
X nv, belanghebbende, en de inspecteur hebben naar aanleiding van een geschil over de toerekening van royaltyopbrengsten een vaststellingsovereenkomst gesloten. De inspecteur heeft ambtshalve een aanslag VPB opgelegd omdat X nv niet tijdig de vereiste aangifte heeft ingediend. In geschil is of de aanslag tot een juist bedrag is opgelegd.

NTFR 2013/2160 - Subjectieve vrijstelling voor AWBZ-toegelaten private thuiszorginstelling

ECLI:NL:PHR:2013:982, datum uitspraak 27-09-2013, publicatiedatum 25-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende is een door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) toegelaten stichting die AWBZ-geld ontvangt ter uitvoering van de AWBZ. Zij bemiddelt en coördineert bij de thuiszorgvraag, het thuiszorgaanbod, de zorgorganisatie en de zorgfinanciering en zij vervult administratieve taken. De feitelijke thuiszorg wordt verleend door zzp’ers. Het AWBZ-geld betaalt zij voor een groot deel aan andere bij de zorgverlening betrokken partijen, vooral aan de zzp’ers, op basis van budgettering en nacalculatie. Belanghebbende heeft steeds exploitatie-overschotten behaald. In geschil is of belanghebbende subjectief is vrijgesteld voor de vennootschapsbelasting. Hof Amsterdam (NTFR 2013/734) heeft die vraag bevestigend beantwoord.

NTFR 2013/2162 - Gronden voor boeten zijn tijdig meegedeeld

ECLI:NL:HR:2013:968, datum uitspraak 25-10-2013, publicatiedatum 25-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 30 mei 2003 navorderingsaanslagen IB 1997 en VB 1998 met boeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Volgens Hof Leeuwarden zijn de gronden voor de boeten niet voor het opleggen daarvan aan belanghebbende meegedeeld. De boeten zijn daarom vernietigd. Naar het oordeel van de Hoge Raad ten onrechte. In een brief van 16 april 2003 heeft de inspecteur aan belanghebbende de gronden vermeld waarop het voornemen tot het opleggen van de boeten rust en is de omvang van die boeten aangekondigd. Van een schending van art. 67k AWR is derhalve geen sprake.

NTFR 2013/2163 - Uitspraak op bezwaar is tijdig genomen, ook als deze niet is toegezonden aan gemachtigde

ECLI:NL:HR:2013:969, datum uitspraak 25-10-2013, publicatiedatum 25-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
De gemachtigde van belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een boete. Vóór het verstrijken van de wettelijke termijn heeft de inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan. Daarbij is hij volledig aan het bezwaar tegemoetgekomen door de boete te vernietigen. De uitspraak is naar belanghebbende gestuurd en niet naar de gemachtigde. Vervolgens heeft de gemachtigde de inspecteur in gebreke gesteld. Na de ingebrekestelling heeft de inspecteur de uitspraak niet binnen twee weken alsnog aan de gemachtigde toegestuurd. Bij de rechtbank is beroep ingesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar en is verzocht om toekenning van een dwangsom. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van het niet tijdig doen van een uitspraak en heeft geen dwangsom toegekend. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Belanghebbende heeft binnen de daarvoor in de wet gestelde termijn kennis kunnen nemen van de beslissing van de inspecteur om de boete te vernietigen. Dat de uitspraak op bezwaar niet op de in art. 6:17 Awb bepaalde wijze is toegezonden aan de gemachtigde, en daardoor niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, doet daaraan niet af. Art. 6:17 Awb strekt tot bescherming van de procedurele belangen van de belanghebbende. Dat is van een andere orde dan de strekking van de bepalingen inzake het tijdig beslissen, die ziet op zekerheid omtrent de inhoudelijke positie van de belanghebbende tegenover het bestuursorgaan.

NTFR 2013/2164 - Inspecteur mag zich op hofzitting nog beroepen op interne compensatie

ECLI:NL:HR:2013:1017, datum uitspraak 01-11-2013, publicatiedatum 01-11-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. M.H.W.N. Lammers
Belanghebbende is de echtgenote van de belanghebbende in het arrest HR 1 november 2013, nr. 12/02791, ECLI:NL:HR:2013:1016. Voor wat betreft de KB-Luxrekening is het oordeel van de Hoge Raad gelijkluidend aan dat in eerdergenoemd arrest. In de onderhavige zaak heeft de inspecteur ter zitting van Hof Amsterdam (3 mei 2012, nr. 10/00051, 10/00052, 10/00116 en 10/00117, NTFR 2012/1391) een beroep gedaan op interne compensatie. Belanghebbende heeft een box 3-inkomen aangegeven van ruim € 15.000 dat ten onrechte niet in de aanslag is begrepen. De vermindering van die aanslag door de rechtbank op basis van de nadere berekening van de correctie uit hoofde van de KB-Luxrekening dient daarom achterwege te blijven, aldus de inspecteur. De inspecteur heeft dit beroep pas ter zitting van het hof gedaan. Belanghebbende heeft ter zitting daarop gereageerd en heeft zich niet verzet tegen behandeling van het beroep op interne compensatie. Gelet daarop is volgens de Hoge Raad geen sprake van strijd met de goede procesorde. De Hoge Raad doet de zaak zelf af rekening houdend met het beroep op interne compensatie.

NTFR 2013/2165 - Geen verschillende wegingsfactoren voor indienen beroepschrift en verschijnen ter zitting

ECLI:NL:GHAMS:2013:2715, datum uitspraak 22-08-2013, publicatiedatum 17-09-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Belanghebbende is in beroep gegaan tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde. In de beroepsfase vermindert de heffingsambtenaar de waarde. Rechtbank Haarlem oordeelt dan ook terecht dat het beroep gegrond is en dat belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van de door de gemachtigde in de beroepsfase verleende rechtsbijstand, aldus het hof. Nu de gegrondverklaring van het beroep deels voortvloeit uit de door de heffingsambtenaar voor de zitting verlaagde waarde van de woning, ziet de rechtbank geen aanleiding om vanwege die reden voor het verschijnen van haar gemachtigde ter zitting aan belanghebbende een procespunt toe te kennen. Wel ziet de rechtbank aanleiding om voor het verschijnen ter zitting van de gemachtigde in verband met het geschil over de hoogte van de kosten van rechtsbijstand en voor het laten opmaken van een taxatierapport een kostenvergoeding toe te kennen. De rechtbank kent 1 punt toe voor het indienen van een beroepschrift met een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een wegingsfactor 0,25. Het hof is van oordeel dat de rechtbank met betrekking tot alle proceshandelingen gezamenlijk de wegingsfactor 1 had moeten hanteren. Het oordeel van de rechtbank dat de gegrondverklaring van het beroep deels voortvloeit uit de door de heffingsambtenaar voor de zitting verlaagde waarde van de woning en dat daarom aanleiding bestaat voor het hanteren van de wegingsfactor zeer licht voor het verschijnen van de gemachtigde ter zitting, is niet gebaseerd op enige rechtsregel. Bovendien is het oordeel van de rechtbank ter zake niet in overeenstemming met de feiten omdat ter zitting nog steeds de waarde in geschil was.

NTFR 2013/2168 - Geen rechtstreeks beroep tegen afwijzing verzoek om ambtshalve vermindering wegens onduidelijkheid over de feiten

ECLI:NL:RBGEL:2013:3001, datum uitspraak 17-09-2013, publicatiedatum 24-09-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd. Belanghebbende heeft verzocht om ambtshalve vermindering van die aanslag. De inspecteur heeft de brief van belanghebbende aangemerkt als een bezwaarschrift en die vervolgens niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het verzoek om ambtshalve vermindering is door de inspecteur afgewezen, waarbij is meegedeeld dat belanghebbende tegen die beslissing niet in beroep kan gaan. Belanghebbende komt in beroep tegen de uitspraak op bezwaar.

NTFR 2013/2169 - Schadeclaim fiscus tegen frauderende belastingadviseur

ECLI:NL:RBMNE:2013:4723, datum uitspraak 09-10-2013, publicatiedatum 15-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Blijkens een strafvonnis heeft een belastingadviseur in de jaren 2008 tot en met 2010 voor zijn cliënten circa 4.000 aangiften IB bewust verkeerd ingevuld (onder meer door te hoge en/of gefingeerde lonen, loonheffingen en aftrekposten op te nemen), met als gevolg dat de ontvanger (veel) te veel belasting heeft teruggeven. In deze civiele procedure vorderen de Staat en de ontvanger schadevergoeding van de belastingadviseur. Volgens hen heeft de belastingadviseur door zijn handelwijze onrechtmatig jegens hen gehandeld. Als gevolg daarvan stellen zij schade te hebben geleden bestaande uit extra werkzaamheden en –wat betreft de ontvanger –oninbare navorderingsaanslagen.

NTFR 2013/2171 - Conclusie over kenbaarheidsvereiste bij toepassing art. 16, lid 2, letter c, AWR

ECLI:NL:PHR:2013:929, datum uitspraak 19-09-2013, publicatiedatum 18-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
Dit is de eerste zaak waarin de Hoge Raad zal oordelen over het kenbaarheidsvereiste bij toepassing van art. 16, lid 2, onderdeel c, AWR. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende op grond van dat artikel een navorderingsaanslag rioolheffing opgelegd ten bedrage van additioneel te betalen € 23. In casu is in geschil of het voor belanghebbende redelijkerwijs kenbaar was dat de heffingsambtenaar ten gevolge van een fout minder rioolheffing heeft geheven dan de Verordening voorschrijft. Daarnaast is naar aanleiding van de wetsgeschiedenis in geschil of ook in absolute zin geringe bedragen op grond van art. 16, lid 2, onderdeel c, AWR kunnen worden nagevorderd. Het materieel verschuldigde bedrag staat niet ter discussie.

NTFR 2013/2172 - Bij voorkoming dubbele belasting voor tweede woning in Zwitserland wordt geen rekening gehouden met financieringsschuld

ECLI:NL:HR:2013:970, datum uitspraak 25-10-2013, publicatiedatum 25-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van dr. A.W. Hofman
Belanghebbende heeft in 2006 een tweede woning in Zwitserland. Deze woning is (deels) gefinancierd met een lening. Met betrekking tot de woning heeft belanghebbende recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Op grond van art. 2.17 Wet IB 2001 hebben belanghebbende en haar fiscale partner de woning aan belanghebbende toebedeeld en de schuld aan de partner. In geschil is of door die keuze belanghebbende recht heeft op voorkoming van dubbele belasting voor de hele waarde van de woning zonder aftrek van de financieringsschuld. In navolging van Hof Leeuwarden (NTFR 2012/1296) beantwoordt ook de Hoge Raad deze vraag bevestigend. Bij de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op grond van het belastingverdrag kan geen rekening worden gehouden met inkomensbestanddelen die niet zijn begrepen in de grondslag waarover de desbetreffende belasting van de belastingplichtige wordt geheven.

NTFR 2013/2174 - Middellijk bestuurder van cv terecht aansprakelijk gesteld voor niet betaalde omzetbelasting

ECLI:NL:GHARL:2013:7347, datum uitspraak 01-10-2013, publicatiedatum 09-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Belanghebbende was bestuurder/aandeelhouder van een aantal bv’s. Namens de bv’s is hij een samenwerking in de vorm van een cv aangegaan met een derde met het oog op de ontwikkeling van een appartementencomplex. Belanghebbende is middellijk (via een bv) beherend vennoot in de cv. Ultimo 2008 had de cv een aanzienlijk positief banksaldo. In 2009 zijn echter bedragen overgeboekt aan de bv’s van de derde. Met de bv’s van de derde ging het financieel slecht. De cv heeft de verschuldigde omzetbelasting over het vierde kwartaal 2008 niet voldaan. Ter zake daarvan is nageheven. De naheffingsaanslag is niet betaald. De ontvanger heeft belanghebbende op de voet van art. 33 IW 1990 aansprakelijk gesteld. Volgens het hof is dat terecht. Belanghebbende heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij als bestuurder voldoende toezicht heeft gehouden op het financiële beheer van de cv. Anders dan belanghebbende stelt was de ontvanger niet gehouden eerst de bv, de beherend vennoot, aansprakelijk te stellen. Van strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is geen sprake, aldus het hof.

NTFR 2013/2175 - Ontvanger mag schorsende werking van verzet negeren

ECLI:NL:GHARL:2013:7696, datum uitspraak 15-10-2013, publicatiedatum 28-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen opgelegd. Ter zake daarvan heeft de ontvanger dwangbevelen uitgevaardigd. De ontvanger heeft twee executoriale beslagen gelegd op roerende zaken van belanghebbende. Daarbij is 27 januari 2010 aangezegd als datum van de openbare verkoop van de in beslag genomen zaken. Bij dagvaarding van 26 januari 2010 heeft belanghebbende verzet ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen. Ondanks dat verzet heeft op 27 januari 2010 de openbare verkoop plaatsgevonden van de roerende zaken. Belanghebbende is op 2 februari 2010 gefailleerd. Naar het oordeel van de civiele kamer van Rechtbank Utrecht heeft de ontvanger jegens belanghebbende onrechtmatig gehandeld door de schorsende werking van het verzet ex art. 17 IW 1990 te negeren. Tegen dat oordeel heeft de ontvanger hoger beroep ingesteld.

NTFR 2013/2176 - Terechte aansprakelijkstelling formeel bestuurder voor nageheven omzetbelasting

ECLI:NL:RBGEL:2013:3756, datum uitspraak 15-10-2013, publicatiedatum 15-10-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 14-11-2013 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
A bv heeft op 25 maart 2011 een kavel bouwgrond geleverd aan J bv voor € 238.000 inclusief btw. A bv heeft voor het eerste kwartaal van 2011 een nihilaangifte OB gedaan. De inspecteur heeft daarop aan A bv een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd, die door A bv niet is betaald. Belanghebbende, X, is aansprakelijk gesteld voor de nageheven omzetbelasting. In geschil is of dat terecht is.