NTFR 2013/405 - Pitbulltax
NTFR 2013/405 - Pitbulltax
Voor alle voetballiefhebbers onder u: nee, ik heb het niet over een belastingaanslag voor de bekende voetballer Edgar D. Waar ik wel op doel is de heffing in Duitsland van een soort hondenbelasting. Als ik het goed begrijp, heft de gemeente Nürnberg een hondenbelasting waarbij voor bepaalde soorten honden (de zogenoemde ‘Kampfhunden’) een verhoogd tarief geldt. Doel hiervan is om het aantal ‘Kampfhunden’ te beperken.
Volgens informatie op de internetsite van de gemeente Nürnberg zijn ‘Kampfhunden’ honden waarbij op grond van kenmerkende eigenschappen, opvoeding en training moet worden uitgegaan van een verhoogd(e) agressiviteit en gevaar tegenover mens en dier. Hieronder vallen de Pitbull, Bandog, American Staffordshire Terriër, Staffordshire-bullterriër en de Tosa-Inu. Ook vallen de volgende honden hieronder, zij het dat bij deze soorten honden een ‘Negativzeugnis’ kan worden overgelegd: Alano, American Bulldog, Bullmastiff, Bullterrier, Cane Corso, Dog Argentino, Dogue de Bordeaux, Fila Brasileiro, Mastiff, Mastin Espanol, Mastino Napoletano, Perro de Presa Canario (Dogo Canario), Perro de Presa Mallorquin en de Rottweiler.
In een zaak die leidde tot de uitspraak van het Bayerischer Verwaltungsgerichtshof München 4. Senat, 26 september 2012, nr. 4 B 12.1389, is de belastingplichtige eigenaar van een Bullterriër. Een dergelijke hond wordt gezien als een ‘Kampfhund’ waardoor een verhoogd tarief hondenbelasting van € 660 van toepassing is. Dit hoge tarief wordt voor de onderhavige Bullterriër gehalveerd indien een zogenoemde ‘Negativzeugnis’ wordt overgelegd, een verklaring waaruit blijkt dat er geen verhoogde kans bestaat op agressiviteit en gevaar ten opzichte van mens en dier. De belastingplichtige, die over een dergelijke ‘Negativzeugnis’ beschikt, stelt zich op het standpunt dat hierdoor het normale tarief hondenbelasting van toepassing is. Het beroep wordt afgewezen.
Gevaarlijke honden in Nederland
In Nederland gold tot 2009 de Regeling Agressieve Dieren (RAD). De RAD zag alleen op honden van het ‘Pitbull terriër-type’, waaronder werd verstaan honden die in belangrijke mate voldoen aan de in bijlage 1 van de RAD vermelde karakteristieken – zoals een geblokt hoofd, doosvormig en zwaar in verhouding tot het lichaam – of in belangrijke mate gelijkenis vertonen met de in genoemde bijlage 1 vermelde afbeeldingen. Op grond van de RAD was het houden van dergelijke honden alleen geoorloofd indien aan een aantal voorwaarden werd voldaan, zoals kort aangelijnd en gemuilkorfd. De RAD is destijds afgeschaft omdat het aantal bijtincidenten niet terugliep.
In een aantal Algemene Plaatselijke Verordeningen, zoals in die van de gemeente Rotterdam (art. 2.59), is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders, indien het een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod kan opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander. Overtreding van dit gebod kan leiden tot een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie (art. 6.1 Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012). Verder kan de burgemeester bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, op grond van art. 172, lid 3, Gemeentewet, de hond in beslag laten nemen.
Bij strafbare feiten zou vervolging van de eigenaar van de hond door het Openbaar Ministerie kunnen plaatsvinden hetgeen zou kunnen worden gebaseerd op art. 425 (het aanhitsen, het niet terughouden van een aanvallend dier of onvoldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een gevaarlijk dier), 300 (mishandeling), 302 (zware mishandeling) of 350 (doden of verwonden van een dier van een ander) Wetboek van Strafrecht.
Een vraag die zou kunnen rijzen, is of in Nederland aan hondenbelasting een hoger bedrag kan worden geheven voor bepaalde soorten honden, namelijk die waarbij sprake is van een verhoogd gevaar voor mens en dier. Het antwoord lijkt op grond van de Gemeentewet ‘nee’ te zijn. Het tweede lid van art. 226 Gemeentewet bepaalt immers dat hondenbelasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden. Een heffing naar het soort hond lijkt hierin niet besloten te liggen.
Met betrekking tot een mogelijk reguleringsaspect van de hondenbelasting kan nog worden gewezen op HR 21 juni 2000, nr. 33.816, LJN: AA6253, , waarin wordt geoordeeld dat de hondenbelasting een algemene belasting is ten behoeve van de verwerving van inkomsten door de gemeente, zodat het – globaal gezegd – de gemeente vrijstaat om de ontvangen hondenbelasting naar eigen goeddunken te besteden. Overigens werd met ingang van 1822 de hondenbelasting een bestuurlijk instrument tot het terugdringen van het aantal honden in verband met de verspreiding van hondsdolheid (zie 3.1 van de conclusie van A-G Ilsink bij genoemd arrest); voor zover er thans nog een reguleringsaspect is te ontdekken, betreft dit volgens mij alleen het aantal honden dat wordt gehouden.
Zou wettelijk gezien wel een hoger tarief voor gevaarlijke honden mogelijk zijn, teneinde te streven naar een beperking van het aantal, dan zou de vraag kunnen opkomen of dit niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Indien bijvoorbeeld een poedel en een Pitbull (mits een gevaarlijke hond) gelijke gevallen zijn, is de vraag of bedoeld streven een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling vormt. De Duitse rechter lijkt in de hiervoor genoemde uitspraak te oordelen dat een dergelijk streven een rechtvaardiging vormt (rechtsoverweging 28).
Tsja, heb ik nu slapende honden wakker gemaakt ...