NTFR 2014/1430 - De Eerste Wereldoorlog en belastingen
NTFR 2014/1430 - De Eerste Wereldoorlog en belastingen
In een bespreking van de door Simon Vestdijk geschreven roman De beker van de min, een onderdeel van de zogenoemde Anton Wachter-cyclus, spreekt Maarten ’t Hart zijn verbazing erover uit dat in de roman, waarvan het verhaal zich afspeelt tijdens de Eerste Wereldoorlog, niet de geringste toespeling te vinden is op het wereldgebeuren. Volgens ’t Hart heeft Vestdijk welhaast krampachtig elke toespeling op oorlog vermeden.1
Op zoek naar sporen
Deze constatering verdient mijns inziens nuancering. De roman bevat namelijk de volgende passage. Anton Wachter loopt ’s nachts grappend en grollend na een ‘kroegjool’ met een aantal studievrienden door Amsterdam. Maar ‘even later zochten ze het meer in het militaire, het sluipschutterige, door op hun buik in het zand te gaan liggen van een opengebroken straatgedeelte, een loopgraaf, waaruit veel op niet aanwezige voorbijgangers werd geschoten onder rauw gegil, dat Anton overdreef…’.2 In de roman wordt een aantal malen naar de loopgraafepisode verwezen.3 Ook is sprake van een neef Kees, die gemobiliseerd was als sergeant.4 De Eerste Wereldoorlog heeft derhalve wel degelijk sporen achtergelaten in de roman van Vestdijk. Vanuit fiscaal perspectief is nog interessant dat Anton Wachter enige tijd later achter de Muiderpoort een kamertje huurt in de woning van een belastingcontroleur, de heer Korbach, die wordt aangeduid als ‘een niet ongoedmoedige plebejer’ met ‘een rechthoekig bijgeknipt belastingsnorretje’.5 Wanneer we de bundel Wetteksten 2014 bekijken, kunnen wij dan nog sporen zien van de Eerste Wereldoorlog? Ik beantwoord die vraag volmondig met ja. De huidige belastingwetgeving rust deels op door de Duitse bezetter gelegde fundamenten. Die fundamenten zelf zijn weer grotendeels ontleend aan de ingrijpende en snel doorgevoerde herziening en modernisering van het Duitse belastingstelsel in 1920. Die herziening was noodzakelijk in verband met de financiële verplichtingen die op Duitsland waren komen te rusten op grond van het vredesverdrag van Versailles. De belastingherziening vormde fysiek een zware last voor Duitse fiscalisten. Zo schreef één van hen: ‘Bei dem Tempo, mit welchem unsere Steuergesetzgebung gegenwärtig zustande kommt, versagt vielen der Atem’.6
De schuldvraag
Met name in Groot-Brittannië wordt in dit jubileumjaar stilgestaan bij de vraag wie de Eerste Wereldoorlog heeft veroorzaakt en of Groot Brittannië wel aan de oorlog had moeten deelnemen. Dit leidt tot discussies onder historici en politici, die qua heftigheid vergelijkbaar zijn met de discussies die worden gevoerd over ‘tax morality’.7 Ewald Engelen, die zich vorig jaar al had gemengd in de tax morality-discussie, heeft zich inmiddels ook gemengd in deze discussie. Volgens Engelen is het antwoord op de schuldvraag helder. De schuld ligt met name bij Frankrijk en Rusland en niet bij Duitsland. Hij baseert dit op een studie van Christopher Clark, getiteld The Sleepwalkers.8 Engelen gaat nog een stap verder: ‘Als Duitsland in augustus 1914 het ‘‘slachtoffer’’ was van Franse en Russische agressie wordt het ressentiment jegens wat in Duitsland in de jaren twintig en dertig steevast ‘‘het dictaat van Versailles’’ werd genoemd plots een stuk begrijpelijker. Dat riep Duitsland namelijk eenzijdig uit tot agressor en legde het een oorlogsschuld op van drie maal zijn vooroorlogse bruto binnenlands product. In het licht van Clarks boek is deze ‘‘transfer’’ van Duitsland naar Frankrijk een doelbewuste poging geweest om de Duitse economie zo veel mogelijk te schaden. En daarmee is de germanofobe Raymond Poincaré9 indirect verantwoordelijk voor de machtsgreep van Hitler in 1933 en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939.’10 Keynes uitte al in 1919 vanuit economisch perspectief kritiek op ‘Versailles’: ‘The Treaty includes no provisions for the economic rehabilitation of Europe’.11 Vlak na de Eerste Wereldoorlog liepen in Duitsland de meningen uiteen over de schuldvraag. Sommigen legden de schuld bij Duitsland.12 Anderen zagen Duitsland als slachtoffer van een samenzwering.13 In Nederland was de dichter en revolutionair Herman Gorter er al in 1915 uit. De wereldoorlog was veroorzaakt door het grootkapitaal. Gorter zag de oorlog als een nieuwe fase in de strijd tussen kapitaal en arbeid ‘waarin het Wereldkapitaal zich richt tegen het Wereldproletariaat met onderdrukking en belasting zooals nog nimmer, met oorlog en ondergang en dood.’14
Belastingheffing als wapen
Gorter noemt belasting en oorlog terecht in één adem. Voor de belastingheffing had de Eerste Wereldoorlog grote gevolgen, niet alleen voor de oorlogvoerende landen maar ook voor de landen die neutraal bleven, zoals Nederland. Een bondig overzicht is te vinden in de brochure War Taxation of Incomes, Excess Profits and Luxuries in certain foreign countries.15 Hierin wordt ook summier aandacht besteed aan de Nederlandse oorlogswinstbelasting. Bijzonder is dat in de aanloop naar de oorlog is gewezen op de invloed die belastingheffing op het strijdverloop zou hebben. In 1912 verscheen het boek Modern War and War Taxes van de hand van de Britse econoom Lawson.16 Lawson zet uiteen dat een succesvolle oorlogsvoering is gebaseerd op drie peilers: bewapening, voedselvoorziening en financiering. Met betrekking tot de financieringspeiler merkt hij op: ‘War is a business of a special kind, and, like every other business, it requires working capital.’ De funding van het working capital vindt plaats door een mix van belastingen en geldleningen.17 Lawson maakt aan de hand van een analyse van de begrotingen en de bezittingen van de diverse grootmachten inzichtelijk wie in geval van oorlog de waarschijnlijke winnaars en verliezers zullen zijn bij ongewijzigde voortzetting van het fiscale beleid. Aan de ene kant staan Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië, de ‘entente’. Aan de andere kant Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Ook Italië rekent Lawson op grond van de toenmalige bondgenootschappen tot de groep Duitsland. Italië blijft in 1914 echter neutraal en verklaarde in mei 1915 Oostenrijk-Hongarije de oorlog. Dat zal de uitkomst van de oorlog niet of nauwelijks hebben beïnvloed. De Italiaanse filosoof Benedetto Croce dacht daar anders over.18 De entente stond er cijfermatig iets beter voor dan Duitsland c.s.19 Maar dat was volgens Lawson geen reden om de volgens hem nagenoeg onvermijdelijke oorlog met vertrouwen tegemoet te zien. Hij maakte zich met name grote zorgen over de zijns inziens te hoge inkomstenbelasting en erfbelastingdruk in Groot-Brittannië, volgens hem ‘the most heavily taxed country in Christendom.’20 Die belastingdruk kon wat hem betreft niet verder stijgen, terwijl bijvoorbeeld in Duitsland de belastingdruk relatief laag was zodat daar nog veel ruimte voor extra financiering zou zijn.21 Ook op het terrein van consumptiebelastingen (‘proletarian taxes’) en douanerechten was volgens hem de Britse druk het hoogst.22 In 1915 herhaalde Lawson zijn gevoelens van onrust over de Britse belastingdruk. Hij merkt op: ‘In fact, our income-tax system is in urgent need of a general overhaul. That should have been one of our financial preparations for the war, but is one of the many that were neglected.’23 In september 1914 voorspelde Lloyd George, destijds Chancellor of the Exchequer dat Groot-Brittannië de oorlog zou winnen op grond van zijn financiële kracht. In september 1917 zei Bonar Law, de toenmalige Chancellor of the Exchequer echter dat zonder de Amerikaanse interventie de financiële positie van de geallieerden eind 1917 desastreus zou zijn geweest.24 Lawson had gelijk gekregen. Volgens Keynes was de slechte financiële toestand van de geallieerden veroorzaakt door Franse nalatigheid bij de belastingheffing.25
Lessons learned
Zijn er fiscale lessen getrokken uit de Eerste Wereldoorlog? Jazeker. De volgende les wil ik u niet onthouden. Op 10 december 1927 vond een bijeenkomst plaats in Hamburg. De inleider had net als belastingcontroleur Korbach een rechthoekig snorretje. Volgens de inleider ‘schreit nun die deutsche Industrie über die schweren Steuerlasten und sagt: Ja, wenn wir die Steuerlasten und die Soziallasten nicht zu tragen hätten, dann würden wir viel billiger produzieren und doch wieder konkurrenzfähig werden. Darauf geben wir ihr die folgende Antwort: Freilich, wenn wir keine Steuerlasten hätten, und wenn wir keine Soziallasten hätten, und wenn wir immer billiger produzieren könnten, um den Engländern das Feld wirklich zu nehmen, dann hätten wir eben morgen wieder Krieg!’26 Een lage Duitse belastingdruk als casus belli voor de Britten. Dat was nog eens een Action against Harmful Tax Practices! Dat Groot-Brittannië om economische redenen in 1914 de strijd is aangegaan met Duitsland was één van de stokpaardjes van Hitler en is door hem regelmatig verkondigd vanaf 1919.27 Het was volgens hem een tactische fout geweest van Duitsland om vóór 1914 geen bondgenootschap aan te gaan met Groot-Brittannië. Hij zag Groot-Brittannië ook als toekomstig bondgenoot in de zijns inziens onvermijdelijke oorlog met de Sovjet Unie.28 Dit kon niet verhinderen dat in 1939 Groot-Brittannië Duitsland de oorlog verklaarde. Dat was de schuld van Poincaré, weten we nu dankzij Ewald Engelen. Als belastingcontroleur Korbach ten tijde van de bezetting nog bij de Belastingdienst had gewerkt en blij was geweest met het onder Duits bewind ingevoerde nieuwe fiscale instrumentarium, had hij derhalve een briefje met de boodschap ‘merci beaucoup’ aan de erfgenamen van Poincaré moeten sturen.