NTFR 2014/818 - Vrijwillige belastingbetaling
NTFR 2014/818 - Vrijwillige belastingbetaling
Belastingen vormen een omvangrijke ingreep in de vrijheid van de burgers. Zij worden in het algemeen gezien als een gedwongen bijdrage aan de schatkist. Dwang is nodig omdat belastingen niet afhankelijk kunnen zijn van vrijwillige actie en eigen initiatief van de belastingplichtigen, zo is de gedachte. Maar kunnen belastingen als afgedwongen heffingen misschien vervangen worden door vrijwillige afdrachten van burgers aan de staat? Zou dat niet mooi zijn: vrijwilligheid als basis voor de financiering van overheidsactiviteiten in plaats van dwang?
1. Starbucks’ gulle gave
In december 2012 maakte koffieketen Starbucks bekend dat het vrijwillig meer belasting gaat betalen in het Verenigd Koninkrijk. Het gaat om ongeveer 16510 miljoen (€ 12 miljoen) per jaar.
Aanleiding was de negatieve publiciteit, de ‘naming and shaming’ campagne van ngo’s en de kopersstaking die een reactie waren op Starbucks agressieve tax planning-strategie. Kris Engskov, directeur van het Britse onderdeel van dit Amerikaanse bedrijf zegt op de website dat hoewel Starbucks altijd belasting heeft betaald ‘to the letter of the law, we know that to retain public trust we need to do more.’1 Dat vertrouwen is zijns inziens ‘the most important asset that we have built in our time in the UK is trust – trust with our employees, customers and the wider society in which we operate. We fundamentally believe that acting responsibly and listening to our customers makes good business sense’. 2 Starbucks ziet zichzelf dus expliciet als een ‘responsible company’.3 Dat moet fiscale gevolgen hebben. Een onderneming die haar maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus neemt dient dan de fiscaliteit daarin te betrekken.4
Niet iedereen was overtuigd dat meer betalen dan de letter van de wet een vorm van het tonen van verantwoordelijkheid is. De Amerikaanse IRS zal geen tax credit voor deze vrijwillige betalingen in het Verenigd Koninkrijk geven, zo viel te horen. Allereerst valt op dat dit de wereld op zijn kop is. Alsof de eerdere keuze voor een agressieve tax planning-strategie niet aan de basis staat van de latere vrijwillige betaling die dan in de USA geen credit zal opleveren. Maar misschien is de impliciete veronderstelling wel: agressieve tax planning is helemaal geen keuze, dat moet gewoon; dus Starbucks is een bedrijf dat niet anders kan dan naar belastingminimalisatie te streven. Een bedrijf zonder eigen wil, zonder eigen verantwoordelijkheid. Een bedrijf dat niets te danken heeft aan maatschappij en overheid en dus functioneert in een (moreel) vacuüm. Alleen het enge korte termijn eigenbelang geldt dan waarbij belastingen enkel een te minimaliseren kostenpost zijn.
Zo’n bedrijf zou perfect in de libertarische wereld van Robert Nozick passen. ‘Taxation is on a par with forced labor.’5 Nozick huldigt het ideaalbeeld van een atomistische samenleving. Hij verabsoluteert ‘the separateness of persons, at the expense of the value they give and benefit they derive from their relationships with others.’6 Maar mensen, ook de grootste individualisten, kunnen juist niet zonder elkaar bestaan. Maatschappelijke samenwerking maakt arbeidsdeling mogelijk die via het vrije marktsysteem een breed gedeelde welvaart en individueel welzijn mogelijk maakt. Niet voor niets is dit het hoogst ontwikkelde stadium van de menselijke beschaving volgens Adam Smith.7 En wat voor personen geldt, geldt natuurlijk ook voor bedrijven op de markt: zonder relaties met andere bedrijven, leveranciers, afnemers (consumenten), en bescherming en steun van de overheid, om maar iets te noemen, zouden bedrijven niet bestaan.8
2. Geven via de staat
De vrijwillige belastingbetaling van Starbucks past goed in het voorstel van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk zoals dat onder andere te vinden is zijn boekje getiteld Die nehmende Hand und die gebende Seite.9 Zijns inziens zou het mogelijk moeten zijn dat de middelen die een staat nodig heeft via vrijwillige afdrachten van de burgers en bedrijven te verzamelen. Zij geven dan uit eigen beweging aan de staat. Nu is Sloterdijk een eigenzinnig filosoof die niet wars is van controversiële uitspraken. Zijn boekje over vrijwillige belastingbetalingen bevat niet een echte uitgewerkte meer omvattende theorie; laat staan dat er sprake is van een duidelijke overeenkomst met andere (grote) denkers. Toch is het zeer de moeite om van zijn betoog kennis te nemen.
Volgens Sloterdijk zijn belastingen een moreel verschijnsel bij uitstek.10 Zij maken vrijheid mogelijk. Belastingen zijn dus nooit alleen maar geld. Het gebruik van belastingen ten behoeve van inkomensherverdeling is een illustratie van dit morele karakter. Belastingen maken ook bescherming van eigendom mogelijk, daaronder intellectuele eigendom.
Sloterdijk wijst erop dat ‘der nehmende Staat’ veel en vaak hoge belastingen heft en daarmee inkomen herverdeelt. De fiscalisering van het bestaan betekent dat belastingen steeds meer handelen van de burgers raken. Maar desondanks wordt belastingheffing nog steeds met name vanuit het perspectief van de staat gezien.
Er zijn mijns inziens twee essentiële elementen in Sloterdijks betoog om belastingen als afgedwongen heffingen te veranderen in vrijwillige afdrachten van burgers voor de maatschappij – maar via de staat. Opvallend hieraan is de dubbele perspectiefwisseling: enerzijds dwang tegenover vrijwilligheid en anderzijds belasting betalen aan de staat tegenover betalingen ten behoeve van de samenleving.
Belastingen zijn voor Sloterdijk overigens geen vorm van slavernij of diefstal. Hij is geen libertariër die een minimale staat wil. Integendeel, de ‘Steuerstaat’ brengt veel goeds.11 Sloterdijk wijst erop dat ‘der nehmende Staat’ via talloze belastingen enorme hoeveelheden geld van de burger aftapt en daarmee inkomen herverdeelt. De fiscalisering van het bestaan heeft ertoe geleid dat de belastingstaat bij bijna al het handelen van zijn burgers als ‘(af)pakkende partij’ betrokken is. Tegenover deze forse fiscale burgerplichten, zou men ruime ‘fiscale burgerrechten’ van deze gulle gevers verwachten, dat wil zeggen wederkerigheid tussen staat en burger. Maar dat is niet zo, meent Sloterdijk. Er is daarom discussie nodig over de aan dit ‘(af)nemende gedrag’ ten grondslag liggende waarden en beginselen. Is de belastingbetaling door de burger ten gunste van de samenleving niet te zien als vrijwillige gave aan de staatskas; dus niet als een schuld van ieder die inkomen verwerft of consumeert?
3. Van plundering naar filantropie
De eerste vraag is dan: hoe komt de staat eigenlijk aan zijn (belasting)middelen? Sloterdijk noemt vier manieren om ‘Einnahmen der öffentlichen Hand’ te verkrijgen en te funderen: plunderingen, eenzijdig opleggen, ‘tegenonteigening’ en filantropie. Plunderingen kennen we vanuit een aloude traditie van oorlogen en oorlogsbuit maar kan geen echte basis van belastingheffing zijn. De volgende fase wordt gekenmerkt door een autoritair-absolutistische visie waar fiscale bijdragen aan de onderdanen worden opgelegd (zoals de term impôts goed weergeeft). Een verlicht paternalisme legitimeerde hier belastingen die betalingen vormden voor de weldaad van een autoritair opgelegde orde.12 In de volgend fase staat het motief van de tegenonteigening centraal. Belastingheffing als tegenonteigening is gerechtvaardigd omdat eigendom diefstal is waarbij de burgerlijke rijkdom te danken is aan de uitbuiting van de arbeidersklasse (Marx/Proudhon). De filantropische traditie, tot slot, is te herleiden tot een christelijke en humanistische, of gewoon onder het volk levende morele overtuiging over de noodzaak van solidariteit: degenen die het goed hebben moeten diegenen die niets hebben en de organisaties die hen helpen een passend maar niet onbeduidend deel van hun overschot afstaan.
Sloterdijk ziet het huidige fiscale systeem als een amalgaam van de tweede en derde variant (waardoor een innerlijke tegenstrijdigheid is ingebakken.) De staat domineert hier het denken over belastingen. Terwijl juist de burgers en hun vrijheid centraal moeten staan in een democratische rechtsstaat.
Maar in feite neem je de burgers niet serieus als je ze (nog steeds) als onderdanen beschouwt die gedwongen en als het ware automatisch, zonder er bij na te denken, hun belastingschuld voldoen aan deze nemende staat, zo betoogt Sloterdijk. Dergelijk routinematig handelen doet hen ook vergeten waarvoor ze betalen, of beter: geven. Bij vrijheid hoort dan ook vrijwilligheid en dat is precies het uitgangspunt van variant vier, waar filantropie centraal staat. Filantropie staat voor het naar eigen inzicht en vrijwillig geven. Belastingheffing, met name de inkomstenbelasting, zou daarop moeten worden geënt. Geven aan een bovenpersoonlijk doel past bij vrije burgers die zich betrokken voelen bij hun samenleving en staat. Dat past in een democratie waar burgers naar hun eigen inzicht de inrichting van hun samenleving meebepalen. Belastingen als moreel verschijnsel bij uitstek van onze beschaving kunnen dan eraan bijdragen het vertrouwen van burgers in de politiek en de overheid door twijfels over de juiste besteding van belastingen weg te nemen.
4. Voorzichtig beginnen
Sloterdijk betoogt dan ook dat ‘Kleine Änderungen des Steuerrechts können den moralischen Tonus des Gemeinwesens entscheidend modifizieren.’13 Hier spreekt geen naïeve idealist die de wereld even gaat verbeteren. Hij bepleit een voorzichtige start. Begin eens met burgers een paar procent minder belasting te laten betalen en hen de vrijheid te geven dat ‘uitgespaarde’ bedrag te doneren aan de staat en daarbij een bestemming te noemen: een doel dat het algemeen belang dient.14 Het gaat dus om een donatie aan de staat waarbij de burger een algemeen belang kan aanwijzen. Dat zal volgens Sloterdijk leiden tot een grotere ethische betrokkenheid van burgers bij belastingen en bij de samenleving; het bewustzijn van het belang van dergelijke bijdragen aan de samenleving zal groeien. Een dergelijke vrijwillige gift aan de staat zou voor de gever leiden tot een gevoel van betrokkenheid bij staat en de financiering van de samenleving als een coöperatieve onderneming waaraan ieder zijn steentje bijdraagt.
Sloterdijk heeft met name de rijkere belastingplichtigen op het oog – die nog te vaak denken dat zij edelen zijn – met hun fiscale privileges – die niet zien waarom zij iets aan de samenleving zouden moeten bijdragen –‘über die Wohltat ihrer bloßen Gegenwart hinaus.’15 Hun eigen welstand lijkt dan vanzelfsprekend en de ellende van anderen ver weg. Alice Munro vat deze houding knap samen: ‘he had no time for tragedy – for the squalor of real tragedy – in ordinary life. His parents were healthy and good-looking and prosperous. (...) Failures in life – failures of luck, of health, of finances – all struck him as lapses.16