NTFR 2015/1212 - Niet voor raam hangen!

NTFR 2015/1212 - Niet voor raam hangen!

mBvH
mr. B.F.A. van HuijgevoortRaadsheer bij Hof Arnhem-Leeuwarden.
Bijgewerkt tot 16 april 2015

Ik weet het ... ik weet het ... zodra u een opinie van mijn hand leest, is het uw diepste wens om deze voor het raam te hangen zodat een ieder hiervan kennis kan nemen, wat u zeer wenselijk acht. Dank u voor deze loftuitingen, maar, voordat u dit doet, moet ik u wel op het volgende attent maken!

In artikel 227 van de Gemeentewet is opgenomen dat ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg een reclamebelasting kan worden geheven.

Het begrip openbare aankondigingen wordt niet in de Gemeentewet of de parlementaire geschiedenis gedefinieerd. Wel is in de parlementaire geschiedenis opgemerkt dat ‘de belasting slechts kan betreffen openbare aankondigingen die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. Voor het overige zijn er geen beperkingen naar vorm of wijze van publicatie. Het is niet noodzakelijk dat de aankondiging alleen een aangelegenheid betreft die tegen een vergoeding in welke vorm dan ook ter beschikking wordt gesteld. In beginsel kunnen, evenals thans het geval is, ook waarschuwingsborden langs autowegen, die deze leden bij wijze van voorbeeld noemden, als openbare aankondigingen worden gezien.’ (Kamerstukken II, 1990-19/91, nr. 21 591, nr. 7, p. 33).

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 maart 2007, nr. 42.353, NTFR 2007/662, geoordeeld dat onder openbare aankondigingen dienen te worden verstaan alle tot het publiek gerichte mededelingen welke erop zijn gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd. Hierbij gaat het om elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap (Hof Amsterdam 22 juni 2005, nr. 04/03441, NTFR 2005/1162 en Hof Den Haag 25 augustus 2009, nr. 08/00102, NTFR 2010/2154).

Het begrip openbare weg wordt evenmin in de Gemeentewet of de parlementaire geschiedenis gedefinieerd. Uit HR 21 september 2001, nr. 35.502, NTFR 2001/1390, lijkt dat voor dit begrip moet worden aangesloten bij de Wegenwet. Onder weg vallen ook voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen en kerkwegen. Van belang zullen zijn de concrete feiten en omstandigheden, bijvoorbeeld of de weg voor iedereen toegankelijk is. Bij de heffing van reclamebelasting maakt het overigens niet uit dat de openbare aankondiging op particulier terrein is gedaan.

Na deze aankondiging van de reclamebelasting ga ik nader in op in welke gevallen deze zou kunnen worden geheven. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de situatie dat u achter de ruit van uw woning een biljet plakt waarop de op de weg lopende lezer wordt geattendeerd op de komende uitvoering van een koor, fanfare of toneelvereniging, op een bingo- of kienavond of op een sportwedstrijd. Uit HR 2 november 1977, nr. 18.528, BNB 1977/272, kan worden afgeleid dat ook reclamebelasting kan worden geheven bij een bord waarop een woning te koop wordt aangeboden met vermelding van de naam en het adres van de betreffende makelaar. Maar niet alleen dit, ik denk dat ook reclamebelasting kan worden geheven bij het plakken achter de ruit van een poster van een politieke partij of een andere algemeen nut beogende instelling. En wat te denken van uw huisnummer (of speelt de grootte van de cijfers een rol?), vermelding van uw naam naast de voordeur, het stickertje van kinderpostzegels of indien u uw woning een naam heeft gegeven of bijvoorbeeld uw woning oranje heeft geschilderd in verband met het optreden van een Nederlands sportteam of indien u de gevel van uw woning in kerstsfeer heeft gebracht? En, zou het nog uitmaken als u in een flat of appartementencomplex woont? En zo ja, op welke verdieping u woont?

Maar het hoeft helemaal niet om een particuliere woning te gaan, het kan natuurlijk ook bedrijfsgebouwen betreffen met op de gevel de bedrijfsnaam. En ook, om maar eens een voorzet te geven, de clubaanduiding op een voetbalstadion, zoals het stadion van de Tricolores (voor de niet-voetballiefhebbers: googlet u maar even). En maakt het nog uit dat de naamaanduiding op een gebouw een overheidsinstantie is (bijvoorbeeld ministerie, provinciehuis, gemeentehuis, scholen, Belastingdienst of paleis van justitie)? Of een kerk? Bus- en treinstations? Hierbij merk ik wel meteen op dat een bordje met alleen de tekst hoofdingang erop waarschijnlijk niet zal leiden tot heffing van reclamebelasting (Hof Amsterdam 30 januari 1998, nr. P96/1378, Belastingblad 1998/530). En ik denk ook dat heffing van reclamebelasting niet goed mogelijk is als op het bordje alleen de openingstijden staan vermeld, maar u kunt dit niet bij mij reclameren. En, hoe zit het eigenlijk met bouwterreinen? En met graffiti op muren? Ook reclame die wordt gemaakt op rotondes waarvan het onderhoud niet meer voor rekening van de gemeente komt, maar voor rekening van bedrijven die in ruil daarvoor op de rotonde reclame mogen maken, kan met reclamebelasting worden belast.

De heffing van reclamebelasting beperkt zich niet tot vanaf de openbare weg zichtbare openbare aankondigingen in, op of aan onroerende zaken. Zo zou ook kunnen worden geheven bij een openbare aankondiging op uw auto, bijvoorbeeld indien u reclame maakt voor uw eigen bedrijf of het bedrijf van uw werkgever (HR 22 juni 1937, NJ 1937, 756) of zou het enkel aanwezig zijn van de aanduiding van het merk op uw auto al voldoende zijn? Of alleen al de kentekenplaat? De auto moet dan natuurlijk in ieder geval ook geparkeerd staan dan wel rijden binnen de gemeentegrenzen, maar als wordt aangeknoopt bij het adres van de houder van de auto lijkt mij dat geen onoverkomelijk probleem. Hetzelfde geldt voor vrachtwagens en bussen (ook openbaar vervoer). En, kan de trein (passagiers dan wel goederen) wel bij de heffing van reclamebelasting ontsporen? Verder kan worden gedacht aan luchtballonnen waarop de naam van een bedrijf prijkt. Misschien is het wat lastig als de eigenaar van de luchtballon niet binnen de gemeentegrenzen is gevestigd, maar het maken van een foto waarbij deze hangt boven gemeentegebied zou voldoende kunnen zijn. En hoe zit het eigenlijk met vliegtuigen (iets voor de gemeente Haarlemmermeer?) en kan het ook gelden voor toestellen van de luchtmacht? En boten, waarbij ook kan worden gedacht aan marineschepen (iets voor de gemeente Den Helder; een vrijstelling voor onderzeeërs)? Verder zou reclamebelasting kunnen worden geheven voor openbare aankondigingen op bushaltes, (water)fietsen (merk al voldoende en zo ja, is dan de omvang van belang?), bakfietsen, blauw-gele OV-fietsen, scooters, brommers, scootmobiels, verkeersborden, plaatsnaamborden, straatnaambordjes, glasbakken, kledingbakken, hondenpoepbakken, krantenbakken, brievenbussen, vlaggen, parasols, via lichtkranten of bij in de stad wandelende reclameborden. En zou heffing van reclamebelasting ook niet mogelijk zijn bij collectanten of het dragen van merkkleding op straat?

Ik realiseer me dat de voorgaande opsomming misschien al te theoretisch is omdat natuurlijk de heffing van reclamebelasting ook uitvoerbaar moet blijven, waarbij bijvoorbeeld kan worden aangeknoopt bij een minimale termijn dat de openbare aankondiging zichtbaar moet zijn of dat deze een minimale oppervlakte moet hebben. Ook kunnen de perceptiekosten een rol spelen. De hoogte hiervan kan worden aangevoerd bij de rechtvaardiging van een vrijstelling (Hof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2014, nr. 13/00102, NTFR 2014/1252 en Hof Arnhem-Leeuwarden 22 oktober 2014, nr. 13/00611, NTFR 2014/2890). Verder kunnen gemeenten de heffing van reclamebelasting beperken tot een bepaald deel van de gemeente, bijvoorbeeld het centrumgebied, mits voor die beperking een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat (HR 11 november 2011, nr. 10/04446, NTFR 2011/2740).

Mijn advies luidt: alvorens u deze opinie voor het raam gaat hangen, controleert u dan nog even of uw gemeente een verordening reclamebelasting heeft!