NTFR 2015/1248 - Inspecteur maakt niet aannemelijk dat de fiscale woonplaats van belanghebbende in Nederland ligt
ECLI:NL:GHDHA:2015:531, datum uitspraak 10-03-2015, publicatiedatum 12-03-2015
Aflevering 16, gepubliceerd op 16-04-2015 met annotatie van dr. A.W. HofmanBelanghebbende, een Brit, was in de jaren 2008 tot en met 2010 in dienstbetrekking bij een Engelse werkgever, waar hij zich bezighield met de aankoop en installatie van raffinaderijen. Hij verbleef op projectbasis in het buitenland, waarbij steeds sprake was van een minimale verblijfsperiode van zes aaneengesloten weken (‘zes weken op, twee af’) en er tevens meerdere aaneengesloten uitzendperiodes per land zijn geweest. De Engelse werkgever heeft Britse belasting op het loon van belanghebbende ingehouden. Belanghebbende heeft sinds 2005 de beschikking over een burgerservicenummer. Hij stond vanaf 2006 op een adres in Nederland ingeschreven. In 2008 heeft belanghebbende samen met D een woning in Nederland gekocht, waarvoor hij een hypotheek is aangegaan. Daarnaast beschikte belanghebbende over een aantal Nederlandse bankrekeningen en heeft hij sinds 2006 in Nederland een auto op zijn naam staan. In geschil is onder meer of belanghebbende zijn fiscale woonplaats in Nederland heeft. Volgens het hof heeft de inspecteur, anders dan de rechtbank heeft beslist, dit niet aannemelijk gemaakt. De door de inspecteur aangedragen formele aanwijzingen komen niet overeen met het beeld van de materiële werkelijkheid waarvan het hof overtuigd is geraakt. Belanghebbende woonde in de onderhavige jaren gelet op het, mede door zijn werk ingegeven, nomadeachtige bestaan niet op een vast adres, aldus het hof. Voorts bracht belanghebbende zijn vrije tijd door bij zijn vader en kinderen in Engeland. Ook hecht het hof geloof aan de ontkenning van belanghebbende en D dat zij een affectieve relatie hebben en/of een gezamenlijke huishouding voeren. Het hof vernietigt de aanslagen.