NTFR 2015/1530 - Het Hof van Justitie en onze interne levering

NTFR 2015/1530 - Het Hof van Justitie en onze interne levering

pmdRW
prof. mr. dr. R.A. WolfProf.dr. R.A. Wolf is verbonden aan Baker & McKenzie en aan de Vrije Universiteit, beide gevestigd te Amsterdam.
Bijgewerkt tot 21 mei 2015

Op deze plek wil ik aandacht besteden aan wat eigenaardigheden van het Hof van Justitie en dan met name die ten aanzien van ‘onze’ interne levering. Per 1 januari 2014 afgeschaft, wellicht mede wegens vermeende strijd met het Unierecht, per 18 februari jongstleden door het Hof van Justitie gerehabiliteerd.

Om het terrein te verkennen eerst het volgende. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is net zoals bijvoorbeeld de Europese Commissie en het Europees Parlement een instelling van de Europese Unie. Deze instelling bestaat uit drie hoven: het Ambtenarengerecht, het Gerecht en het Hof van Justitie. Op btw-gebied hebben we vooral te maken met het Hof van Justitie; deze beantwoordt prejudiciële vragen en beslist in infractieprocedures tegen lidstaten.

De interne levering

Terug naar de interne levering. Een interne levering deed zich voor bij het vervaardigen van zaken (en dan met name onroerende zaken) die gebruikt gaan worden voor prestaties waarvoor geen (volledig) recht op aftrek van btw op kosten bestaat. Op het moment van ingebruikneming van het betreffende object was btw verschuldigd over de (althans: in de meeste gevallen) totale voortbrengingskosten inclusief de elementen waarop geen btw rust, zoals de loonkosten. Zonder interne levering zou het voor ondernemers aantrekkelijk zijn om de betreffende zaken in eigen beheer te vervaardigen om aldus btw-heffing over onder meer loonkosten te vermijden. De interne levering zorgde ervoor dat deze mogelijke concurrentieverstoring werd weggenomen.

In 2009 overweegt Hof Den Haag1 dat de Nederlandse integratieheffing gedeeltelijk in strijd kwam met de Btw-richtlijn. Het gaat hierbij om de heffing bij ingebruikneming van een kunstgrasveld door de gemeente Vlaardingen. Volgens Hof Den Haag staat de richtlijn een integratieheffing enkel toe bij een ondernemer die op eigen grond zelf nieuwbouw realiseerde. In cassatie plaatst ook de Hoge Raad vraagtekens bij de EU-toelaatbaarheid van het Nederlandse stelsel en stelt vragen aan het Hof van Justitie.

Dit hof komt met een opzienbarend antwoord. Volgens het Hof van Justitie2 mag een interne levering zich niet uitstrekken over elementen waarop bij aankoop al btw is betaald, of, en ik citeer het dictum van het betreffende arrest:

‘(…) moet in die zin worden uitgelegd dat het door een belastingplichtige voor een van belasting over de toegevoegde waarde vrijgestelde economische activiteit van velden in zijn eigendom die hij door een derde heeft laten bewerken, onderworpen kan worden aan een btw-heffing met als maatstaf van heffing de som van de waarde van de grond waarop deze velden liggen en de kosten van de bewerking ervan, voor zover die belastingplichtige over die waarde en kosten nog geen btw heeft betaald (…)’

Ook elders in het arrest verwijst het Hof van Justitie naar btw die al dan niet betaald is.

Het arrest veroorzaakt de nodige beroering in Nederland. Het Hof van Justitie houdt klaarblijkelijk geen rekening met de vraag of de eerder betaalde btw in aftrek is genomen; daadwerkelijk ‘gedrukt’ heeft. Met een dergelijke uitleg zou de neutraliteit van het btw-stelsel beter gediend zijn. Bovendien, wat meer is, met een dergelijke uitleg zou het Nederlandse stelsel richtlijnconform blijven. Maar ja, er staat toch echt ‘betaald’ en niet ‘betaald en niet in aftrek genomen’. Maar wellicht is er iets misgegaan in de vertaling?

Andere taalversies

Regelgeving van de EU is in alle inmiddels vierentwintig taalversies authentiek. Het vergelijken van taalversies is dan een nuttige exercitie. Voor uitspraken van het Hof van Justitie geldt dit minder; deze arresten zijn slechts authentiek in de procestaal. De procestaal is de taal van lidstaat waaruit de vraag afkomstig is.

Toch kan het ook hier zinvol zijn om aandacht te besteden aan in ieder geval één andere taalversie; de Franse. De interne taal van het Hof van Justitie is namelijk het Frans. De raadsheren beraadslagen in deze taal en de conceptuitspraak wordt in deze taal opgesteld en pas daarna vertaald in de procestaal. Hierna volgt de vertaling in andere taalversies, maar deze zijn niet authentiek.

In de Franse versie van het arrest is sprake van acquitter la taxe, wat zoveel betekent als ‘betaald’. Een verwijzing naar belasting die al dan niet in aftrek is genomen ontbreekt ook in deze taalversie.

De druppel die de emmers doet overlopen?

Het Nederlandse stelsel van de interne levering hield in dat eventuele btw op kosten aftrekbaar was (deze kosten waren immers gemaakt voor een btw-belaste interne levering) en dat vervolgens een integrale heffing over koopprijs dan wel kostprijs plaatsvond. Een dergelijk stelsel kon ertoe leiden dat over bepaalde kostencomponenten twee keer btw werd betaald. Het Nederlandse stelsel zou dan in strijd zijn met het Unierecht.

Wellicht is het arrest van het Hof van Justitie het laatste zetje geweest voor het afschaffen van de interne levering. Dit gebeurde met het in werking treden van het Belastingplan 2014.3 Wie in de wetsgeschiedenis een uitgebreide toelichting verwacht over het waarom van het juist nú vervallen van deze regeling, komt bedrogen uit. De memorie van toelichting4 beperkt zich tot de constatering dat de integratielevering vervalt en omschrijft de gevolgen hiervan voor lopende projecten.

Luxemburg revisited

Enige tijd na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Gemeente Vlaardingen stelt de Hoge Raad5 wederom een vraag aan het Hof van Justitie over onze interne levering. Het gaat om de gemeente ’s-Hertogenbosch, die een stadskantoor heeft laten bouwen dat voor 94% gebruikt wordt voor overheidsprestaties, voor 5% voor belaste prestaties en voor 1% voor vrijgestelde prestaties. Hoe verloopt een eventuele interne levering? Het Hof van Justitie overweegt:

‘(…) het bedrag aan btw dat de gemeente uit hoofde daarvan moet voldoen, moet krachtens (…) worden berekend op basis van de integrale waarde van elk van de bestanddelen, het terrein en het gebouw, met dien verstande dat niet eerder btw over die bestanddelen mag zijn geheven (zie in die zin arrest Gemeente Vlaardingen, ECLI:EU:C:2012:698, punten 28-33).’6

De Franse versie van het arrest vermeldt hier: ‘étant entendu que la TVA ne doit pas avoir été antérieurement perçue sur lesdits éléments’.

‘Geheven’ lijkt al iets anders dan ‘betaald’, maar geeft het Hof van Justitie hiermee tevens aan dat rekening gehouden moet worden met een eerdere aftrek?

Driemaal is scheepsrecht

Het Hof van Justitie haalt bakzeil

Tot besluit