NTFR 2015/1839 - Is privacy diefstal?
NTFR 2015/1839 - Is privacy diefstal?
Op 20 mei 2015 heeft het Europese Parlement de vierde Europese antiwitwasrichtlijn aangenomen. De richtlijn is 5 juni jl. in het Europese Staatsblad gepubliceerd. Nederland dient deze richtlijn voor 27 juni 2017 te implementeren. Onderdeel van deze richtlijn is de invoering van een UBO-register.
De UBO, ultimate beneficial owner, van een juridische entiteit moet worden opgenomen in een register. Volgens de richtlijn is een UBO iedere natuurlijk persoon die ten minste voor 25% is gerechtigd tot een juridische entiteit.
De richtlijn heeft onder andere binnen vermogende families tot onrust geleid. Zij vinden dat hun recht op privacy wordt geschonden met de invoering van een UBO-register. Voor deze families is anonimiteit vaak – om andere dan fiscale redenen, zoals veiligheid en vertrouwelijkheid – een groot goed. Dit kan ertoe leiden dat een deel van deze families zich gaat oriënteren op structuren buiten de Europese Unie die niet onder de richtlijn vallen. De vraag is of dat nou de consequentie van de richtlijn zou moeten zijn.
Doel UBO-register
Het doel van de richtlijn en het UBO-register is het voorkomen van belastingontduiking, het tegengaan van witwassen en tegengaan van financieren van terrorisme. Wie kan tegen een dergelijk doel zijn?
Het UBO-register is tot stand gekomen onder aanvoering van de Nederlandse Europarlementariër Judith Sargentini. De Nederlandse regering heeft in eerste instantie geen steun verleend aan het voorstel. Sargentini noemde deze opstelling van Jeroen Dijsselbloem tegen het UBO-register als een opstelling voor geheimzinnigheid en tegen transparantie.
Dit doet me denken aan het boek van Dave Eggers, De Cirkel, waarin openbaarheid van alle informatie als hoogste doel wordt nagestreefd, ook met als argument dat de wereld dan veiliger wordt en bijvoorbeeld criminaliteit verdwijnt. Onder het motto: privacy is diefstal en ‘sharing is caring’.
Er zijn vele voorbeelden van situaties uit het recente verleden waarin het recht op privacy ondergeschikt werd gemaakt aan beweerde veiligheid. Ervan uitgaande dat absolute veiligheid niet gewaarborgd kan worden, is de vraag of op een aantal punten het beperken van het recht op privacy te ver gaat. Voor wat betreft het UBO-register beantwoord ik deze vraag bevestigend. Het is naïef of – positief geformuleerd – te optimistisch gedacht dat witwassers en terroristen er geen zorg voor zullen dragen dat zij nimmer als UBO in het register vermeld worden. Dat het niet vermelden tegen de wet is, zal ze daar niet van weerhouden, vrees ik.
Te publiceren gegevens
De gegevens die van een UBO in het register moeten worden vermeld zijn:
naam;
geboortemaand en -jaar;
nationaliteit;
woonstaat;
aard en omvang van het gehouden economische belang.
De juridische entiteit dient ervoor zorg te dragen dat de gegevens van haar UBO’s op juiste wijze in het register worden vermeld.
Toegang UBO-register
Een grote groep personen krijgt toegang tot het register, te weten:
overheidsinstanties en opsporingsdiensten;
meldingsplichtige instellingen. Dit zijn instellingen die op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht zijn tot het instellen van cliëntenonderzoek, zoals financiële instellingen (banken, verzekeraars, effecten- en beleggingsinstellingen, geldtransactiekantoren, creditcardmaatschappijen en casino’s), maar ook niet-financiële dienstverleners zoals handelaren in zaken van grote waarde (auto’s, kunst en antiek, schepen, veilinghuizen en juweliers) en bepaalde beroepsgroepen (advocaten, notarissen, accountants, belastingadviseurs en makelaars);
burgers en organisaties, zoals non-governmental organizations (NGO’s) en onderzoeksjournalisten, die een ‘legitiem belang’ kunnen aantonen.
Met name toevoeging van de tweede maar ook de derde categorie1 hierboven maakt de toegang tot het register naar mijn mening wel erg ruim. Overigens kan een lidstaat bij uitzondering bepaalde meldingsplichtige instellingen, burgers of organisaties toegang tot het register weigeren, bijvoorbeeld wanneer een risico bestaat op ontvoering, chantage, geweld of intimidatie of indien de UBO minderjarig of anderszins handelingsonbekwaam is. Het is aan de UBO om een dergelijk risico te onderbouwen.
Het centraal aandeelhoudersregister
Op nationaal niveau heeft begin dit jaar een internetconsultatie over het voorontwerp van het wetsvoorstel tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 plaatsgevonden. Onderdeel van dit wetsvoorstel is de invoering van een centraal aandeelhoudersregister. Het centraal aandeelhoudersregister is de nationaalrechtelijke variant op het UBO-register. De doelstelling is vergelijkbaar met de doelstelling tot invoering van het UBO-register. In het kader van het voorstel tot invoering van een centraal aandeelhoudersregister is veel aandacht besteed aan de afweging tussen het belang van opsporing en toezicht enerzijds en het privacybelang anderzijds. Dit heeft geleid tot het voorstel tot introductie van een besloten register. Het centraal aandeelhoudersregister is door middel van een autorisatie toegankelijk voor aangewezen publieke diensten in het kader van specifieke wettelijke taken ten aanzien van controle en toezicht op rechtspersonen en opsporingstaken.
Voorts is ervoor gekozen om in de mogelijkheid te voorzien dat op verzoek van de aandeelhouder en de bestuurder van de vennootschap door de Kamer van Koophandel – tegen kostprijs – informatie verstrekt kan worden in de vorm van een gedagtekend, gewaarmerkt uittreksel. Hierdoor wordt geborgd dat de natuurlijke persoon op een praktische en laagdrempelige manier zijn persoonsgegevens aan anderen kan verstrekken. Deze informatie kan dan bijvoorbeeld aan de Wwft-plichtige in het kader van een cliëntonderzoek worden verstrekt.
Het meer besloten karakter van het centraal aandeelhoudersregister waarbij opsporingsdiensten en toezichthouders ‘vrij’ toegang hebben tot het register maar overige belanghebbenden zich via de vennootschap of de aandeelhouder kunnen melden om de benodigde gegevens te verkrijgen, lijkt de privacy van belanghebbenden beter te waarborgen. Zo wordt voorkomen dat bijvoorbeeld een belastingadviseur die in het kader van de Wwft-verplichtingen het register raadpleegt voor een cliëntenonderzoek, ook ‘zomaar’ de gegevens van andere willekeurige personen kan raadplegen.
De vraag is of voor het UBO-register niet een vergelijkbare toegangsregeling bij implementatie kan worden opgenomen.