NTFR 2015/1843 - Hoge Raad geeft algemene regels inzake beoordelingsmaatstaf 'in overwegende mate zakelijke overwegingen'
ECLI:NL:HR:2015:1460, datum uitspraak 05-06-2015, publicatiedatum 05-06-2015
Aflevering 27, gepubliceerd op 02-07-2015 met annotatie van prof. dr. J.N. BouwmanBelanghebbenden, X1 bv en haar moedervennootschap X2 bv, zijn onderdeel van een Zuid-Afrikaans concern. De tophoudster in Zuid-Afrika houdt alle aandelen in een subtopholding in Zuid-Afrika, die alle aandelen houdt in belanghebbende X2 bv (Nederland) en in C, een holding op Mauritius. C houdt alle aandelen in D die een speciale fiscale status geniet waardoor zij nauwelijks of geen winstbelasting betaalt. X2 bv houdt naast haar deelneming in X1 ook deelnemingen in Europa, Zuidoost-Azië, Afrika en Zuid-Amerika. In 2007 heeft de Afrikaanse tophoudster met een emissie $1 miljard eigen vermogen opgehaald. Daarvan is $581,4 miljoen rechtstreeks overgemaakt naar X2 bv. Boekhoudkundig en contractueel heeft de tophoudster het geld uitgeleend aan de subtopholding, die het als kapitaal heeft gestort in C, die het renteloos heeft uitgeleend aan D, die het rentedragend heeft doorgeleend aan belanghebbenden. Eveneens in 2007 hebben belanghebbenden vijf belangen gekocht van derden, gefinancierd met leningen verstrekt door D, die de middelen heeft verkregen deels uit de genoemde emissieopbrengst en deels uit eigen inkomsten van C (een dividenduitkering en aflossingen en rente op groepsleningen). De inspecteur heeft ex art. 10a Wet VPB 1969 aftrek geweigerd van de door belanghebbenden op de schulden aan D verschuldigd geworden rente en daarop geleden valutaverliezen.