NTFR 2016/1221 - Is de wereld veranderd?

NTFR 2016/1221 - Is de wereld veranderd?

mFvH
mr. F. van HorzenPartner bij Meijburg & Co.
Bijgewerkt tot 5 mei 2016

Op 14 april jl. werd staatssecretaris Wiebes aan de tand gevoeld door Het Financieele Dagblad naar aanleiding van de op die dag in de pers verschenen berichten dat Nederland gedurende lange tijd heeft dwarsgelegen bij het doorvoeren van EU-maatregelen gericht tegen belastingontwijking. Volgens de staatssecretaris waren die berichten verhalen uit de oude doos. Naar eigen zeggen las hij de krant als een geschiedenisboek. Verderop in het interview merkte hij echter op dat hij zich niet in de geschiedenis heeft verdiept. Deze uitlatingen deden mij denken aan de opmerkingen van de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset. In zijn magnum opus De opstand van de massamens1 constateerde Ortega y Gasset zelfs bij de meest ‘gecultiveerde’ mensen van zijn tijd een ontstellend gebrek aan historisch besef.2 De vraag is of dit erg is. De in fiscale kringen ‘salonfähig’ geworden Duitse filosoof Peter Sloterdijk noemde geschiedenis oude koek die snel taai werd en hij kwalificeerde historici als leden van een gilde die zich gedragen alsof ze met de bedwelmende stelling zijn behandeld dat er maar één wetenschap bestaat: de wetenschap van de geschiedenis.3 Sloterdijk lijkt hiermee in de voetsporen te zijn getreden van Ortega y Gasset, die opmerkte dat hij de kwalificatie ‘genie’ zou reserveren voor die politicus die alle hoogleraren in de geschiedenis bij zijn eerste optreden de mond snoert door hun wetenschappelijke ‘diagnoses’ naar de vuilnisbelt van de geschiedenis te verwijzen.4 Is Wiebes zo’n politicus? Volgens het interview deed hij de volgende uitspraak: ‘De wereld is veranderd en wij veranderen mee.’5 Is dit een geniale constatering van iemand die zich niet in de geschiedenis heeft verdiept, oftewel klopt deze constatering? Als deze vraag, toegespitst op de fiscaliteit, in een referendum aan de kiezers zou worden voorgelegd, is mijn inschatting dat het ja-kamp een overweldigende meerderheid zou behalen. Het ja-kamp zal ter onderbouwing van zijn stem verwijzen naar het anti-BEPS-initiatief van de OESO, de anti-BEPS-gerelateerde acties binnen de EU, de staatssteunonderzoeken naar rulings en fiscale regimes, de publieke en parlementaire verontwaardiging over het als onethisch ervaren fiscale gedrag van multinationals, vermogende particulieren en regeringsleiders, in de ogen van velen die hun stem verheffen in het debat een peloton van graaiers of asociale vrekken die zich hebben laten drogeren door al dan niet verboden stimulantia voorgeschreven of toegediend door belastingadviseurs, accountants, trustboeren, bankiers en andere diefjesmaten.6 Ook zal door sommigen worden aangevoerd dat Nederland mede door de Panama Papers en andere door het ICIJ gepubliceerde ‘leaks’ voor het oog van de hele wereld is ontmaskerd als een safe house voor internationale belastingontwijkers als gevolg waarvan Nederland als het fiscale Molenbeek kan worden gekwalificeerd. Ongetwijfeld zal ook worden gerefereerd aan de disruptieve digitale economie waarbij op de vlag die de lading van het ja-kamp dekt in hoofdletters het woord ‘globalisering’ met uitroepteken zal zijn geschreven.

Globalisering volgens Peter Sloterdijk

Het boek Het kristalpaleis probeert door de geschiedenis van de aardse globalisering te recapituleren aanzetten te geven voor een theorie van het heden.7 Volgens Sloterdijk is globalisering steeds het gevolg van zakelijke transacties met gevolgen op afstand.8 Hij onderkent drie fasen in de globalisering. De eerste fase eindigt in 1492. Sloterdijk concentreert zich in de eerste fase op de oude Grieken. Volgens hem was voor Aristoteles de hemel de buitenste schil van de bol die alles bevat maar door niets bevat wordt. Het in gedachte nauwkeurig meten van deze hemel betekende volgens Sloterdijk het voltrekken van de eerste globalisering.9 In de tweede fase wordt de aardse globalisering voltrokken door de christelijk-kapitalistische zeevaart. De tweede fase maakte de immense uitgebreidheid van de planeet voor de mens aanschouwelijk. De nieuwe ondernemers uit de Europese voortrekkersnaties zijn niet meer in hun geboortegrond geworteld. Hun vestigingsplaats is voortaan de kaart, op de punten en lijnen waarvan ze zich zonder voorbehoud een positie verwerven. Het belangrijkste gegeven van deze fase is niet dat de aarde om de zon draait, maar het geld om de aarde.10 De derde fase begint volgens Sloterdijk hetzij in 1944 met de invoering van het monetaire stelsel van Bretton Woods, dan wel in 1974 met het vertrek van Portugal uit zijn laatste kolonie in Afrika. De globalisering is in morele zin verzadigd op het moment dat de slachtoffers de daders wereldwijd gaan wijzen op de gevolgen van hun daden. De elektronische globalisering begint dan. De reële globe wordt van haar ruimte beroofd. Het gevoel van weidsheid verdwijnt. Als gevolg van de telecommunicatie kunnen we elkaar op afstand ongelukkig maken, wat vroeger alleen voor directe buren was weggelegd. Sloterdijk voorziet dat de geglobaliseerde wereld door de toenemende kloof tussen arm en rijk in politieke en morele zin onder spanning zal komen te staan, waarbij uiteindelijk de mensheid in een ecologische belangengemeenschap zal veranderen.11

Fiscaliteit in de door Peter Sloterdijk beschreven fasen van globalisering

Sloterdijk staat slechts kort stil bij de eerste fase van globalisering. Vanuit fiscaal perspectief valt echter bijzonder veel op te merken over deze periode, omdat daarin al de fundamenten zijn neergelegd van fiscale begrippen en uitgangspunten die met name in het kader van het anti-BEPS-initiatief ook buiten de kring van fiscalisten zijn gaan leven. Vooral wanneer we bij de oude Grieken te rade gaan, vinden we veel herkenbare zaken.

De fairsharegedachte vinden we bijvoorbeeld bij Aristoteles. In Magna Moralia verkondigt Aristoteles dat degene die veel bezittingen heeft veel belasting moet betalen, terwijl degene die weinig bezit weinig belasting hoeft te betalen. Aristoteles kan ook worden beschouwd als de grondlegger van transfer pricing. Hij merkte namelijk op dat iemand die hard werkt, veel dient te ontvangen, terwijl degene die weinig werk verricht, weinig dient te ontvangen.12 In feite beschrijft hij hier de gevolgen van een functionele analyse. Plato zou kunnen worden omschreven als de geestelijk vader van exitheffingen. Volgens Plato zouden alle staten regels moeten opstellen voor de buitenlandse reizen van de eigen burgers. De meeste staten hadden volgens hem op dat vlak geen goede wetten en het kon hun niets schelen of ze werden bezoedeld door de burgers vrolijk naar andere staten te laten gaan als die zin kregen in een reisje, waarheen en wanneer ze maar wilden.13 Plato beschrijft echter ook de aanzet tot het ontwikkelen van een gunstig fiscaal investeringsklimaat. Athene hief geen belasting van vreemdelingen die ervoor kozen inwoner van Athene te worden. Voorwaarde om toegelaten te worden was wel dat de vreemdeling een ambacht uitoefende.14 In de klassieke oudheid waren er ook al belastingparadijzen die werden gebruikt in het kader van belastingontwijking. In het hierna nog aan de orde komende zogenoemde Gordon-rapport wordt beschreven dat het invoeren van een in- en uitvoerheffing door Athene ten bedrage van 2% ertoe leidde dat handelaren ter vermijding van de heffing hun handelsroutes verlegden en eilanden in de omgeving als ‘vrijhaven’ gingen gebruiken.15 In het Oude Testament kunnen de wortels van het nut van transparantie worden gevonden, met name in II Koningen 4, vers 2. De echtgenote van Obadiah had de profeet Elisha om hulp gevraagd. In het kader van dat verzoek vroeg Elisha haar hem te laten zien wat zij in haar huis had. Nadat zij aan dit verzoek had voldaan, vielen wonderen haar ten deel. In De Zohar, het boek van de joodse mystiek dat aan het eind van de dertiende eeuw opdook in Spanje, wordt dit vers aangegrepen om het belang van de aanwezigheid van substance te onderstrepen. Volgens De Zohar dalen zegeningen neer op een plek waar substantie is en niet op een plek waar niets is.16 Dus de boxen transparantie en substance kunnen ook worden aangevinkt. Met de in de filosofie en religies neergelegde verwerping van het uitlenen van geld tegen rente hebben we de wortels van BEPS Actieplan 4 en art. 4 van het ontwerp van de EU-anti-avoidancerichtlijn ook in de eerste globaliseringsfase getraceerd. Ook bestond er in de oudheid al aandacht voor de verhouding tussen moraliteit en belastingheffing, getuige de volgende passage uit het werk van Demosthenes: ‘Dat soort lui zijn jullie Atheners. Jullie zien geen aanleiding jullie belasting te betalen. En dan vinden jullie het vreemd dat jullie zaken fout lopen. Denken jullie dat ik dan wel mijn belasting ga betalen, zodat jullie het uit kunnen geven?’17 De problemen die de digitale economie oproepen, de beperkingen van de vaste-inrichtingsdefinitie en meer in het algemeen de moeilijkheden om het fiscale gedrag van multinationals te kunnen volgen, worden al aangekondigd in II Kronieken 6, vers 18: ‘… de Hemel en de Hemel der Hemelen kunnen U niet omvatten, nog minder het Huis dat ik voor U heb gebouwd.’

In de door Sloterdijk beschreven tweede fase vinden we verdere aanzetten voor het latere fiscale ontwijkingsgedrag van multinationals, met name bij Adam Smith. Hij merkt op: ‘A merchant … is not necessarily the citizen of any particular country. It is a great measure indifferent to him from what place he carries on his trade; and a very trifling disgust will make him remove his capital, and together with it all the industry which it supports, from one country to another.’18

De huidige Caraïbische belastingparadijzen gingen destijds door het leven als piratennesten.19 De rijkdom van Holland in de gouden eeuw werd mede toegeschreven aan het feit dat de handel met het buitenland (zowel import als export) geen fiscale belemmeringen kende.20 Kritiek op het gedrag van Nederland in het internationale financiële verkeer ontstond al tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarin Nederland neutraal bleef. Zo merkte Lenin in het in 1917 verschenen pamflet ‘Bourgeois Pacifisme en Socialistisch Pacifisme’ op dat het Nederlandse grootkapitaal schandalig veel geld had verdiend aan de Eerste Wereldoorlog.21 In 1771 schrijft de Fransman Louis-Sébastien Mercier het boek Het jaar 2440, waarin hij een ideale staat schildert waarin burgers vrijwillig bijdragen aan de kosten van de staat. Eenzelfde idee dat later wordt beschreven door Peter Sloterdijk in Die nehmende Hand und die gebende Seite. Wie niet vrijwillig zou willen bijdragen werd door zijn landgenoten als een schandelijke dief beschouwd.22 De staat zonder belastingheffing was aanvankelijk ook een kroonjuweel van de Duitse NSDAP.23 Jeremy Bentham creëerde en beschreef in 1787 het zogenoemde Panopticon vanuit de gedachte dat transparantie het gedrag van degenen die wisten dat zij werden geobserveerd, positief zou beïnvloeden.24 Bentham is wat mij betreft dan ook de geestelijk vader van de huidige initiatieven tot verhoging van de transparantie van multinationals ter verbetering van hun fiscale gedrag. Wie voor een historische vindplaats voor de oproep tot transparantie minder ver terug in de tijd wil gaan, kan terecht bij het eind van de door Sloterdijk beschreven tweede periode van globalisering. Op 26 oktober 1972 riep de toenmalige Amerikaanse president Richard M. Nixon tegen zijn adviseurs: ‘For Christ sake. Let’s find out what the other side is doing, so that we can have intelligence.’25 Van veraf lijkt eurocommissaris Moscovici eerlijk gezegd wel een beetje op Nixon zonder hoofdhaar. In 1888 oordeelde de US Supreme Court dat een telegraafonderneming de verplichting kon worden opgelegd ‘to pay its fair proportion of the taxes necessary to its support’ in de staten waar de onderneming telegraafpalen had geplaatst.26 In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw vond een enorm project plaats onder de verantwoordelijkheid van de Volkerenbond om tot internationale fiscale toewijzingsregels te komen, een project dat qua omvang en output zeker niet onderdeed voor het huidige BEPS-project. Gezegd kan worden dat het BEPS-project voortborduurt op het vroegere werk van de Volkerenbond.

Met betrekking tot de door Sloterdijk beschreven derde fase, kan erop worden gewezen dat er al aan het begin van die fase bijzonder veel aandacht ontstond voor internationale belastingontwijking, belastingparadijzen en ook de rol van Nederland in dat verband. In 1978 en 1979 publiceerde het Instituut voor Fiscale Studies van de Erasmus Universiteit een uit twee delen bestaand rapport, getiteld International Tax Avoidance.27 In 1980 stond gebruik en misbruik van tax havens op de agenda van een te Parijs gehouden seminar van de International Fiscal Association.28 In 1981 publiceerde Richard A. Gordon, Special Counsel for International Taxation, een rapport over tax havens.29 In dit rapport kregen met name Nederland en de Nederlandse Antillen forse kritiek op de rol die zij speelden bij het faciliteren van het ontwijken van Amerikaanse bronheffingen door inwoners van derde landen. Het Gordon-rapport vormde de basis voor de aanscherping van de complexe Limitation on benefits clausules in de Amerikaanse belastingverdragen en kan worden beschouwd als de voorloper van BEPS Actie 6. In 1999 en 2000 is in het Nederlandse parlement al uitgebreid gesproken over het Nederlandse rulingbeleid. Zo merkte de toenmalige staatssecretaris van Financiën Wouter Bos op dat het verstrekken van rulings zich geheel zou gaan voltrekken volgens door de OESO goedkeurde formats, waarbij transparantie zou worden geboden. Volgens Bos zou daarmee voor een heel groot deel het blackboxkarakter verdwijnen dat het Nederlandse rulingbeleid voor een aantal van de critici in Europees verband zou hebben. Hij hoopte dat Nederland op deze manier op een meer open en transparante wijze de discussie over de rulingpraktijken zou kunnen voeren.30

Kanttekeningen bij de analyse van Peter Sloterdijk

Bij de globaliseringsanalyse van Peter Sloterdijk kunnen een aantal kanttekeningen worden gemaakt. De analyse is, zoals ook door hemzelf aangegeven, eurocentrisch van aard en doet bijvoorbeeld geen recht aan het feit dat de handelsroutes naar India en Zuidoost-Azië ontwikkeld zijn door de Arabieren, lang voordat de Portugezen, en laat staan de Engelsen of de Hollanders, de wereldzeeën gingen bevaren.31 Ook vóór de Arabieren waren er internationale handelsroutes en was er sprake van grensoverschrijdende expansie met het oog op handel. Een nadere verdieping in de door hem als taaie oude koek beschreven geschiedenis zou Sloterdijk wellicht van zijn enigszins simplistische schema hebben afgehouden en zou hem bovendien hebben geleerd dat zijn ideeën uit Die nehmende Hand und die gebende Seite deels uit het herkauwen van ruim twee eeuwen oude koek bestaat. Ik vraag mij eerlijk gezegd af of de derde fase reeds is begonnen. Dat blijkt ook uit het feit dat Sloterdijk zelf aarzelt over de vraag op welk moment de tweede fase overgaat in de derde fase. De huidige fiscale onvrede past goed in het kader van de door Sloterdijk aan het eind van de tweede fase gesitueerde omstandigheid dat de slachtoffers de daders wereldwijd gaan wijzen op de gevolgen van hun daden. De huidige wereldwijde onvrede werd door Ortega y Gasset al in 1929 pakkend beschreven en zal door de hedendaagse fiscaal adviseur ook in ieder geval worden herkend en soms ook zo worden ervaren: ‘… nu meent de massa het recht te hebben om borrelpraatjes een wettelijke status te geven en bindend te verklaren. Ik denk niet dat het ooit eerder in de geschiedenis is voorgekomen dat de massa op zo’n directe manier macht heeft uitgeoefend als tegenwoordig. Daarom spreek ik van een ?hyperdemocratie”.’32 De door Sloterdijk gedane voorspelling dat de mensheid in een ecologische belangengemeenschap zal veranderen, is nog ver van ons verwijderd.33 Als we vasthouden aan een onderverdeling in drie fasen, zou in mijn beleving de eerste fase de fase zijn dat er nog geen nationale staten waren. De tweede fase zou de fase van de nationale staten zijn en de derde fase zou pas ontstaan als de nationale staten zouden wegvallen en de mensheid onder één wereldwijde bevoegde wereldse autoriteit zou vallen. Alle andere criteria lijken mij irrelevant ter afbakening van de fasen, omdat het gaat om varianten op hetzelfde thema. De modernisering van transportmiddelen, productiemiddelen en de communicatiemiddelen heeft niet tot een wezenlijke verandering van de wereld geleid.

Conclusie toegespitst op de fiscaliteit

Bij een ja-stem op de vraag of de wereld is veranderd, kunnen mijns inziens de nodige kritische kanttekeningen worden geplaatst. Wanneer Plato, Aristoteles, Demosthenes of Adam Smith kennis zouden nemen van de Panama Papers of BEPS en zouden aanschuiven bij Nieuwsuur, zouden zij onmiddellijk mee kunnen discussiëren. Zij zouden veel zaken herkennen. Wat mij betreft leggen we de veronderstelde ja-uitslag van het fictieve referendum naast ons neer. Zoals ik reeds opmerkte, zal van een veranderde wereld pas kunnen worden gesproken, ook in fiscale zin, wanneer alle staten hun soevereiniteit afstaan aan één autoriteit. Maar gelet op de opvattingen van de massa, die een terugkeer naar de natiestaat voor lijkt te staan, zal het daar nooit van komen. Ook de lokale overheden zijn gericht op behoud van eigen zelfstandigheid. De internationale samenwerking binnen de VN, de OECD dan wel de EU is slechts gericht op het eigen fiscale belang. Op korte termijn zal van een veranderde (fiscale) wereld pas sprake zijn als staatssecretaris Wiebes de volgende aanbeveling van de Russische dichter Boris Sloetski ter harte neemt bij de implementatie van BEPS-gerelateerde maatregelen: ‘Alle regels zijn incorrect, alle wetten blijven pervers, tenzij zij stevig zijn neergelegd in goed doorwrochte versregels.’34