NTFR 2016/2353 - Géén erfrechtelijk 'grande bouffe' (slot)
NTFR 2016/2353 - Géén erfrechtelijk 'grande bouffe' (slot)
Woelige tijden in de fiscale wereld. Zorgen baren mij iedere keer weer de krantenberichten over de ‘exodus’ bij de Belastingdienst. Het doet mij steeds denken aan een onderwijstrip naar Suriname, jaren geleden, waar wij tijdens de cursus te horen kregen dat wij ons niet zo moesten ‘uitsloven’ omdat de heffing van successierecht ‘in onbruik was geraakt’, aangezien er geen ambtenaren meer te vinden waren om de klus te klaren. Ik hoop dat we dit in de Nederlandse cursuszaaltjes nooit mee hoeven te maken.
In de erfrechtelijke wereld is men nog steeds druk doende met de vraag wie de miljoenen van Prince gaat erven. Hij had immers geen testament. In Nederlandse verhoudingen zal zich dit probleem niet snel voordoen. Iedereen die een fiscalist heeft, heeft ook een testament. Van groot tot klein. Tijd voor de Opinie van vandaag. Op 1 september jl. was het zover. De media zijn er maar druk mee geweest, waaronder niet alleen begrepen de vaktijdschriften1 maar ook de ‘damesbladen’, zoals ik zelf aan den lijve heb mogen ondervinden. De Wet Bescherming erfgenamen tegen schulden (Bets) is in werking getreden. Ik schreef er eerder al over in dit blad.2 Driemaal is echter scheepsrecht. Hoewel de crisis voorbij is, althans dat kunnen we aan de prijzen op en de snelheid van de Amsterdams huizenmarkt afleiden (is mij verteld), kan een erfenis (ook na 1 september!) nog steeds iemands faillissement inluiden. In zoverre is de titel van de betreffende nieuwe wet zeer relatief. Ter bepaling van de achtergrondgedachten eerst een blik op de teksten zoals zij uit de parlementaire eindstrijd zijn gekomen. Dat praat en schrijft wat gemakkelijker. Niet iedereen heeft immers Boek 4 BW op de keukentafel liggen.
Art. 4:192 lid 1, BW
‘Een erfgenaam die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij goederen van de nalatenschap verkoopt3, bezwaart of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt, aanvaardt daardoor de nalatenschap zuiver, tenzij hij zijn keuze reeds eerder heeft gedaan.’ (Curs. BS)
Art. 4:194a BW
‘1. Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, wordt, indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter gemachtigd om alsnog beneficiair te aanvaarden.
2 Wanneer een erfgenaam na vereffening of verdeling van de nalatenschap bekend wordt met een schuld, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, kan hij de kantonrechter, binnen de in het eerste lid genoemde termijn, verzoeken om te worden ontheven van zijn verplichting de schuld uit zijn vermogen te voldoen voor zover deze niet uit hetgeen hij krachtens erfrecht uit de nalatenschap heeft verkregen, kan worden voldaan. De kantonrechter verleent deze ontheffing, tenzij de erfgenaam zich zodanig heeft gedragen dat de schuldeiser erop mocht vertrouwen dat de erfgenaam deze schuld uit zijn overige vermogen voldoet.’
Zelfs voor raadsheren is het terrein van de beneficiaire aanvaarding glibberig. Voor de aardigheid een korte passage als tussendoortje uit een arrest van Hof Den Haag van 29 december 2015,
, waar een belangrijk fiscaal regeltje uit het oog verloren werd:‘18. Het hof oordeelt als volgt. In de toelichting op haar grief heeft de dochter zelf aangevoerd dat zij de aangifte voor het recht van successie heeft gedaan– deze heeft zij gedaan in haar hoedanigheid van erfgenaam – en de wat zij noemt dagelijkse zaken met betrekking tot de nalatenschap heeft verricht. Daaruit moet worden geconcludeerd dat zij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als erfgenaam heeft gedragen zoals bedoeld in artikel 1072 e.v. BW (oud) zodat een nadien afgelegde verklaring dat zij de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard geen betekenis meer heeft.’ (Curs. BS)
U weet wel beter. Fiscaal kenden we vóór ‘1 september’ reeds een beperking van de zuivere aanvaarding van de nalatenschap. Op grond van art. 71, lid 2, SW 1956 geldt al sinds jaar en dag met betrekking tot het doen van de aangifte erfbelasting:
‘De vervulling van die verplichtingen wordt niet beschouwd als een daad van aanvaarding.’ (Curs. BS)
Ik wil in deze opinie een uitstapje met u maken naar de tijd dat de nieuwe éénseptemberregels nog niet golden en dan de vraag stellen (en beantwoorden) of het nu – in het nieuwe erfrechtelijke tijdperk – veel anders is geworden. We gaan naar het arrest van Hof Den Haag van 28 juni 2016,
. Weer een ‘culinair’ arrest dat zich afspeelde in een restaurant, thans niet in de Koperen Pan te Delft, maar in een Thais restaurant (nu niet vóór, maar na de crematie). De problematiek die ik aanstip is voor u (mede door de media) dagelijkse kost geworden. Heb ik me al als erfgenaam gedragen of niet? Zo ja, dan heb ik de nalatenschap reeds zuiver aanvaard met alle gevolgen van dien (ook de schuldenkant, art. 4:182 BW!) en ben ik te laat met de verklaring van beneficiaire aanvaarding. Let wel: het gaat vaak om een klassieke Assepoestercasus waar de onderhavige problematiek speelt. Hier dus ook. De stiefkinderen hebben nog niet-opeisbare erfrechtelijke vorderingen uit de tijd dat hun vader overleed, terwijl de langstlevende haar ‘eigen’ dochter tot enig erfgenaam benoemt. En dan worden de keiharde (thans in de nalatenschap van de stiefmoeder opeisbare) vorderingen van de voorkinderen nog wel eens in de vermogensopstelling over het hoofd gezien. Die overigens met al die fiscaal georiënteerde oprenting zomaar in de tonnen kunnen lopen. Het lieverdje is niet altijd beter af.In de Thaise casus was men er relatief snel bij. Binnen een maand na het overlijden werd bij de griffie van de rechtbank de verklaring van beneficiaire aanvaarding afgelegd. U raadt het al. In de tussentijd was reeds het een ander gebeurd, bij de benzinepomp, in de supermarkt en ook op culinair gebied. Een standaardverweer van advocaten lijkt te worden dat de betreffende transacties enigszins samenhangen met de uitvaart. In de Koperen Pan-situatie, HR 22 mei 2015, nr.14/03601, werd dit verweer gehonoreerd, de koelkast was immers leeg, hetgeen een hapje buiten de deur rechtvaardigde in het verlengde van het regelen van de uitvaart. Deed deze situatie in het arrest van 28 juni 2016 zich weer voor? De erfrechtelijke spanning stijgt.
‘Bij het antwoord op de vraag of uit de gedragingen van een erfgenaam de bedoeling kan worden afgeleid de nalatenschap zuiver te aanvaarden is naar het oordeel van het hof van belang of door deze gedragingen gelden aan het verhaal van de schuldeisers van de nalatenschap zijn onttrokken. De opname en betalingen ten laste van de rekening van erflaatster moeten als dergelijke onttrekkingen worden aangemerkt: door deze betalingen verminderde de nalatenschap. Appellante was zich ervan bewust dat zij betaalde met de pinpas van de rekening van erflaatster en dat er schuldeisers van de nalatenschap van erflaatster waren: zowel de beide zusters/legatarissen en hun broers, die mede-erfgenaam waren van de nalatenschap van de vader, hebben een vordering op de nalatenschap van erflaatster; de omvang van deze vorderingen was eerder na uitgebreid debat tussen partijen door de notaris vastgesteld.’(Curs. BS)
Kunnen we dan wel nog iets met het uitvaartverweer? De overledene lag tenslotte thuis opgebaard en dan komt nog wel eens iemand langs. En die heeft dan toch wel trek in een kopje koffie of daar waar nodig in iets sterkers?
‘Appellante beroept zich erop dat de ten laste van de rekening van erflaatster betaalde kosten redelijke kosten voor een passende uitvaart betreffen. Naar het oordeel van het hof kunnen in ieder geval de benzinekosten, de opname van € 500,- en de betaling bij AH niet als dergelijke kosten gelden. De kosten van de benzine zijn geen kosten van de uitvaart maar betreffen kosten van appellante zelf. Zij heeft ten eigen bate over de rekening van erflaatster beschikt. Dat de opname van € 500,- en de betaling bij AH ten behoeve van een passende uitvaart hebben gestrekt is niet aangetoond; appellante heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat kosten tot deze omvang voor dat doel zijn gemaakt. (...).’ (Curs. BS)
De clou: Zou het naar nieuw recht, oftewel na ‘1 september’, anders zijn geweest?
‘Nog daargelaten dat de wetswijziging waar appellante naar verwijst nog niet in werking is getreden, zou zij onder de nieuwe bepaling niet worden beschermd: het gewijzigde artikel 4:192 lid 2 BW beperkt de gedragingen die leiden tot een zuivere aanvaarding van de nalatenschap tot gedragingen die leiden tot een benadeling van schuldeisers door nalatenschapsgoederen te verkopen, te bezwaren of anderszins aan het verhaal van schuldeisers te onttrekken. Zoals onder r.o. 10 is overwogen moeten de handelingen van appellante als dergelijke gedragingen worden gekwalificeerd. Het toe te voegen artikel 4:194a BW biedt slechts bescherming voor de erfgenaam tegen schulden van de nalatenschap die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen. Daarvan is in dit geval geen sprake: appellante was bekend met de vorderingen van de zussen, onder wie appellante, en haar broers. Ook de vijfde grief wordt verworpen.’
Ook dan was het ‘foute boel’ geweest. Erfrechtelijk gedrag en ook geen herkansing. De erfrechtelijke vorderingen van de stiefzussen waren bekend.
De boodschap
Ook in de nieuwe regeling ‘altijd’ beneficiar aanvaarden. De nieuwe bescherming is alleen bedoeld voor degene die een foto-albumpje meeneemt vanwege de emotionele waarde of alvast wat ‘troep’ (zonder enigerlei waarde voor de schuldeisers) wil weggooien. Wees voorzichtig, ook in de nalatenschap van Tante ‘Bets’. De wetgever had er goed aan gedaan als hoofdregel op te schrijven4 dat iedereen geacht wordt een nalatenschap beneficiair te aanvaarden5, tenzij...
Laat deze omissie niet de uwe worden.
En een tip
In het arrest is ook nog te lezen: ‘Overigens heeft appellante ter zitting verklaard dat zij geen executeur was in de nalatenschap van erflaatster, zodat zij steeds als erfgenaam heeft gehandeld’.
Inderdaad, al schrijf ik het zelf, een gouden tip om wel standaard voor een executeur te zorgen.6 Iets voor de belastingadviseur? Het vertrouwen tijdens leven had hij immers al. Waarom niet na de dood?
Al is het (bij wijze van spreken) maar om de benzinepas te beheren.