NTFR 2016/2398 - De bevooroordeelde rechter

NTFR 2016/2398 - De bevooroordeelde rechter

mJL
mr. J. LamensRaadsheer-plaatsvervanger Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Bijgewerkt tot 6 oktober 2016

De rechter van nu kan niet meer rekenen op vanzelfsprekend gezag bij de burger. De meeste burgers zijn nu eenmaal niet langer onder de indruk van rangen, standen en titels. Legaal en traditioneel gezag zijn niet meer voldoende. Het verwerven van persoonlijk gezag is gaandeweg steeds belangrijker geworden. Een gezag dat stoelt op vertrouwen.

Vele beoefenaren van vertrouwensfuncties (o.a. notarissen, artsen, politiemensen, accountants) zijn zich in toenemende mate ervan bewust geworden dat vertrouwen verdiend moet worden. Meer dan ooit geldt het oud adagium: vertrouwen komt te voet en gaat te paard.

De rechtzoekende moet er blindelings op kunnen vertrouwen dat zijn zaak door een rechter eerlijk, onbevangen en onbevooroordeeld wordt behandeld. Nationale kiezersonderzoeken peilen regelmatig het vertrouwen van de bevolking in de rechter. Het gemeten percentage ligt steeds boven de 70%. Het vertrouwen in het rechtssysteem scoort aanzienlijk lager, tussen 35% en 45%.

Onbevooroordeeld

Een rechter kan als het gaat om onbevooroordeeldheid voor een aantal problemen komen te staan.

  • Het behandelen van zaken van familie, vrienden, kennissen, collega’s, buurtgenoten, elftalleden, kerkleden, enz. is doorgaans niet verstandig. Veelal staat de enkele kennis die men over iemand heeft reeds een onbevangen oordeel in de weg. Bovendien sta je niet altijd onafhankelijk tegenover zo iemand.

  • Voorts zou het behandelen van een zaak over een onderwerp waarover men een, al dan niet gepubliceerde, geharnaste mening heeft wel eens het zicht op andere oplossingsrichtingen kunnen benemen, althans bemoeilijken.

  • Ik noem verder de bedreigingen voor vervuiling van het rechterlijk oordeel die te maken hebben met eigenheden van de rechtzoekende (stropdas of plunje, voorkomend of brutaal, opgewonden of rustig, vlotte babbel of moeizaam sprekend enz.).

  • Ook kunnen mogelijke belemmeringen voor een integere beroepsuitoefening gelegen zijn in de persoon zelf. In de periode 2001-2011 is in zes gevallen aan rechters een disciplinaire maatregel opgelegd wegens integriteitsschending. Er wordt in dat verband wel opgemerkt dat bij de selectie van personeel niet zozeer gekeken wordt naar de morele overtuigingen van de kandidaat, maar naar diens competenties.

  • Ten slotte kunnen de houding, de gezichtsuitdrukking en opmerkingen ter zitting door de rechter gemaakt bij de rechtzoekende de indruk vestigen dat er sprake is van een vooroordeel.

Vooroordeel en voor-oordeel

Rechters zijn, welhaast van nature, geneigd om aan een conglomeraat van feiten juridische oordelen te verbinden. Bij de voorbereiding van zaken voor de zitting ontstaat op basis van de stukken zo een beeld van de zaak en vormt zich bijna altijd een voorlopig oordeel over de in geschil zijnde kwestie. Ik aarzel niet om dat een vooroordeel te noemen. Ik wil het echter wel onderscheiden van het echte vooroordeel en noem het daarom voortaan vooroordeel. Een voorlopig oordeel op basis van de tot dan toe bekende feiten. Met dit vooroordeel gaat de rechter naar de zitting.

De rechter heeft bij de voorbereiding nauwkeurig de standpunten van partijen bestudeerd, de toepasselijke wetgeving gezien en de relevante jurisprudentie bekeken. Op basis daarvan weet hij vaak wel welke kant het uitgaat. Vragen die over de stukken rijzen worden genoteerd en worden gereserveerd voor de zitting.

Op twee manieren kan het vooroordeel nader handen en voeten worden gegeven, door een voor de zitting gemaakte conceptuitspraak en door vooroverleg in raadkamer.

Soms is door de beoogde concipiënt voor de zitting al een conceptuitspraak gemaakt, waardoor vaak nog eens helder wordt waar de eventuele knelpunten in de motivering van de uitspraak kunnen zitten als het vooroordeel de uiteindelijke beslissing wordt. Op die manier kan worden voorkomen dat na de zitting bij het maken van de uitspraak blijkt dat er nog een en ander opgehelderd moet worden. Die nadere feiten moeten dan alsnog worden verschaft in een tijdrovende briefwisseling of in een nadere zitting.

In de raadkamer vindt vrijwel steeds vooroverleg plaats over de zaak. Ik zeg vrijwel steeds omdat het soms voorkomt dat een belastingkamer tegen zo’n vooroverleg principieel bezwaar heeft. Die collegae willen ‘blanco’ naar de zitting. Deze uiting van sympathie voor een soort fiscaal onmiddellijkheidsbeginsel verdient respect. Er is bij hen kennelijk de vrees dat de zaak daarmee wel erg in een vast spoor wordt geduwd.

Het vooroverleg in raadkamer vind ik evenwel buitengewoon nuttig. Er wordt duidelijk of alle rechters op hetzelfde spoor zitten of dat ze met elkaar van mening verschillen en op welke punten. In het vooroverleg kan worden besproken welke geschilpunten aan de orde zijn en welke vragen in ieder geval gesteld moeten worden om de zaak duidelijk te krijgen. Ook kan dan al onduidelijkheid in de regelgeving aan de orde komen of kunnen vraagtekens met betrekking tot de jurisprudentie op de betrokken terreinen worden besproken. Deze discussies vooraf leveren vrijwel steeds gegevens op die voor het houden van een adequate zitting nodig zijn.

De zaak is voor aanvang van de zitting dus al van alle kanten bekeken en in de hoofden van de rechters heeft zich vaak al een beeld vastgezet welke oplossingsrichtingen voorhanden zijn en langs welke wegen die oplossingen in een goed gemotiveerde beslissing kunnen worden neergelegd.

Deze situatie bergt het risico in zich dat de ontvankelijkheid voor andere oplossingen of denkrichtingen afneemt. De verleiding lijkt groot om uit gemakzucht zo dicht mogelijk te blijven bij het al dan niet reeds in een conceptuitspraak vastgelegd standpunt. En toch… na dertig jaar ervaring in de rechtspraak kan ik zeggen dat het rechters vrijwel nooit moeite kost om als ter zitting de zaak in een ander daglicht komt te staan de steven te wenden en een andere koers te varen.

Wat de rechter daarbij heel erg helpt, is dat hij geen enkel belang heeft bij welke uitspraak dan ook, dat in hoger beroep meervoudige kamers optreden en dat van de zitting een nadien aan partijen toegezonden en op hun verzoek zo nodig te amenderen verslag wordt gemaakt door een beëdigd griffier. Het is niet goed denkbaar dat in strijd met de waarheid net wordt gedaan of de zitting geen nieuwe feiten of inzichten heeft opgeleverd. De inhoud van de stukken en de resultaten van de zitting vormen de harde kern van de uitspraak. De marge zit alleen in de waardering van de feiten en de verklaringen ter zitting en die waardering vindt in hoger beroep ook in meervoudige kamer plaats. Het zal dan ook niet verbazen dat ik, gelet op de goede ervaringen, geen bezwaar heb tegen een werkwijze als hier beschreven.

Tegenkanting

Als de rechter op basis van zijn voorwerk een al dan niet aangekleed vooroordeel heeft, zal hij daarvan op de zitting doorgaans voorzichtig iets laten doorschemeren of misschien zelfs op onderdelen al wat duidelijker zijn. Verstandig is dan natuurlijk om zo’n opmerking te omringen met mitsen en maren, maar soms is een rechter daarover duidelijk om in ieder geval volstrekt onbegaanbare andere wegen voor de discussie ter zitting af te sluiten. De rechter neemt dan als het ware de belanghebbende mee op de tocht naar het eindoordeel en zorgt er naar mijn mening dusdoende voor dat er wellicht geen acceptatie, maar wel begrip bestaat voor dat oordeel. Met name in de vele zaken waarin volstrekt fiscale leken optreden is dat een goede en aanvaardbare weg. De rechter is zich wel bewust dat hij dan koorddanser is. Geeft hij in een zitting te veel prijs in een zaak waarin een partij niet aanstonds bereid is tot een bezonnen kijk op de zaak, dan leidt dat helaas nogal eens tot wrakingsverzoeken. Ik heb soms de indruk dat bij de behandeling van dat soort verzoeken niet altijd voldoende begrip bestaat voor de actieve rechter, die de belanghebbende en de ambtenaar tot participerende deelgenoten wil maken van zijn denkproces.

Het luistert nauw. In een wrakingsuitspraak werd vooringenomen geacht een in jihadzaken geverseerde rechter-commissaris die ter zitting opmerkte: ‘Ik heb in het dossier de ideologie die u aanhangt gelezen en dat is een ideologie die leidt tot strafbare feiten die wij allen verafschuwen.’ Als de rechter was gestopt na het woord feiten was de opmerking waarschijnlijk feitelijk genoeg geweest om aanvaardbaar te zijn. De veroordelende frase daarna doet de rechter vrijwel zeker de das om.

Ook de houding en de gezichtsuitdrukking van de rechter geven soms aanleiding tot de gedachte dat deze vooringenomen is. Ten slotte, in civiele comparities is het allang bon ton om een voorlopig oordeel te geven.

Inperking van het functioneren

Het al te snel toegeven aan de overdreven angst levend bij een kleine, maar volhardende groep voor bevooroordeeldheid van de rechter blijft overigens niet zonder gevolgen voor de feitelijke mogelijkheden tot inzet van een rechter. Tot welke kring van mensen om een rechter heen moet hij voorzichtig zijn bij de beoordeling van de vraag of hij een zaak zelf zal doen? Tot familie, vrienden, collega’s in den lande, kennissen, medeleden van verenigingen of clubs, studiegenoten, enz.? Maken we die kring niet veel te groot?

En moet elke publicatie over een bepaalde kwestie, van welk karakter ook, eraan in de weg staan dat men op een zaak zit? Zeer veel rechters publiceren aan de lopende band en aarzelen daarbij niet om goed gefundeerde meningen aan het papier toe te vertrouwen. Dat betekent toch niet dat ze niet meer in staat zouden zijn om met een schone lei te beginnen aan een soortgelijke zaak? Daarmee verwant is de vraag of een rechter moet bedanken voor een zaak als hij al eerder een dergelijke kwestie van een andere persoon heeft behandeld.

Subjectieve indrukken

Wet en recht