NTFR 2017/2607 - Regeerakkoord kabinet-Rutte III: enkele fiscale bespiegelingen
NTFR 2017/2607 - Regeerakkoord kabinet-Rutte III: enkele fiscale bespiegelingen
Op 10 oktober 2017 is dan eindelijk het langverwachte regeerakkoord van het kabinet-Rutte III (
) gepubliceerd. In deze opinie laat ik de belangrijkste fiscale wijzigingen de revue passeren en geef daarop commentaar.Geen algemene belastingherziening en belastingvereenvoudiging
Het kabinet-Rutte III, bestaande uit vier politieke partijen, heeft verschillende politieke denkbeelden op het gebied van belastingen met elkaar moeten zien te verenigen. Dat kost veel tijd en leidt a priori tot een situatie waarbij grote koerswijzigingen achterwege blijven. Zo staan er allerlei verschillende fiscale maatregelen in het regeerakkoord, maar een echte belastingvereenvoudiging, bijvoorbeeld in de vorm van een nieuwe Wet inkomstenbelasting 2019 blijft uit. Dat is op dit moment duidelijk een brug te ver en ligt naar men mag aannemen politiek te gevoelig.1
Op weg naar een vlaktax in box 1
Het aantal tariefschijven in box 1 wordt teruggebracht van vier naar twee, waarbij in de eerste tariefschijf een tarief van 36,93% van toepassing is en in de tweede schijf, tevens het maximale tarief, een tarief van 49,5%. Het toptarief voor de inkomstenbelasting in box 1 gaat dus omlaag met 2,5%. De middeninkomens gaan er, door het vervallen van de huidige tweede en derde tariefschijf met een tarief van thans 40,80% duidelijk op vooruit. Voor de laagste inkomens gaat het tarief licht omhoog van 36,55% naar 36,93%. Dit wordt deels gecompenseerd door een verhoging van de algemene heffingskorting. Ook wordt de arbeidskorting verhoogd, maar wat minder tot de verbeelding spreekt is dat er bij de arbeidskorting een derde opbouwtraject komt. Dit maakt het systeem van heffingskortingen opnieuw complexer en is het tegenovergestelde van een dringend gewenste belastingvereenvoudiging.
Voor het overige is dit nu ook weer niet zo revolutionair als in de diverse media is voorgesteld. Dit jaar zijn de tarieven van de eerste drie schijven 36,55%, 40,80% en 40,80%. Deze liggen al relatief dicht bij elkaar, dus zo’n grote operatie is het in elkaar schuiven van de eerste drie tariefschijven nu ook weer niet. In de media is deze operatie ook wel aangeduid als de introductie van een vlaktax, maar dit lijkt mij iets te optimistisch. Het introduceren van één belastingtarief in box 1 zie ik nog niet snel gebeuren; daarvoor zijn de politieke tegenstellingen te groot en bovendien moet er in dat kader dan een tariefverschil van 12,57% worden overbrugd.
Beperking fiscaal voordeel aftrekposten
Het fiscale voordeel van aftrekposten, waaronder de hypotheekrenteaftrek en de zelfstandigenaftrek, wordt vanaf 2020 in vier jaarlijkse stappen van 3%-punt verlaagd naar het basistarief van 36,93%. Ervan uitgaande dat hier sprake is van subsidies die op grond van politieke keuzes door het belastingstelsel lopen, is dit een logische ontwikkeling. Het betekent immers dat het fiscale voordeel van deze aftrekposten voor iedereen even groot is, ongeacht de hoogte van het inkomen. Ik kan mij hierin vinden, ook al raakt het veel eigenwoningbezitters die voor dertig jaar financiële verplichtingen zijn aangegaan en in de loop van hun hypotheekcontract met deze wijzigingen worden geconfronteerd. Niets is immers zo veranderlijk als belastingwetten, en als je overgangsregimes van dertig jaar gaat hanteren levert dit uitvoeringstechnisch onoverkomelijke problemen op.
Gefaseerd afschaffen Wet Hillen
De aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld op de voet van art. 3.123a Wet IB 2001 wordt in fasen – genoemd is twintig jaar maar kennelijk wordt dit dertig jaar – afgeschaft. Deze maatregel treft vooral ouderen, omdat met name zij degenen zijn met geen of een lage hypotheekschuld. Ik vraag mij af of dit wel zo’n gelukkige maatregel is. Systeemtechnisch is deze geheel en al te rechtvaardigen. In het huidige systeem met toepassing van art. 3.123a kan de eigen woning per saldo nooit meer een positieve opbrengst opleveren en voldoet daarmee niet meer aan de algemene broncriteria die ten grondslag liggen aan box 1.
Maar het is anderzijds ook een fiscale maatregel die het aflossen van de eigenwoningschuld stimuleert. De Nederlandsche Bank heeft recent zijn zorgen uitgesproken over de omvang van de totale hypotheekschuld in Nederland.2 De Nederlandse hypotheekschuld bestaat voor 55% uit aflossingsvrije en beleggingshypotheken waarop niet of nauwelijks wordt afgelost. In totaal gaat het hier om een hypotheekschuld van € 340 miljard. De Nederlandse staatshuishouding als geheel heeft een belang bij het terugdringen van de hypotheekschuld. In zoverre werkt deze maatregel dus contraproductief. Bovendien zullen ouderen die vrijwel hun gehele vermogen in hun eigen woning hebben zitten en over weinig liquide middelen beschikken, op termijn hard door deze maatregel worden getroffen.