NTFR 2017/2667 - Reactie op Opinies Essers en Gooijer
NTFR 2017/2667 - Reactie op Opinies Essers en Gooijer
‘No taxation without Representation’ en ‘Graag meer fundamenteel fiscaal rechtswetenschappelijk onderzoek’
Twee Opinies met relevante onderwerpen, waarop ik graag wil reageren.
Essers constateert, zo zou ik het willen samenvatten, dat het recht om belasting te heffen een plicht tot inspraak van de belastingplichtigen impliceert. Die plicht is niet absoluut, maar belastingheffing van personen die geen recht op inspraak hebben is lastiger. Essers kijkt daarbij met name naar buitenlands belastingplichtigen en binnenlands belastingplichtigen zonder de Nederlandse nationaliteit. Hij pleit ervoor om burgers zonder de Nederlandse nationaliteit die nagenoeg hun hele inkomen in Nederland verdienen onder voorwaarden ook kiesrecht te geven.1 Een standpunt waarin ik mij goed kan vinden.
Waarom wil ik dan reageren op Essers’ Opinie? Omdat hij met een grote boog om de olifant in de kamer heen loopt. Hij vergeet volkomen een zeer grote en relevant groep belastingplichtigen zonder stemrecht. Zijn betoog impliceert dat alleen natuurlijke personen belasting betalen. Natuurlijk is het zo dat feitelijk alleen natuurlijke feitelijk een last kunnen ervaren. Maar bijna een half miljoen rechtspersonen zijn wel degelijk belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting in Nederland. Dat levert in 2017 zo’n 21 miljard euro op (ruim 10% van de belastingopbrengsten).2 En op het morele besef van die belastingplichtige rechtspersonen wordt door de politiek en ‘het volk’ ook een beroep gedaan. Maar inspraak via stemrecht hebben ze niet.
Essers gaat in zijn betoog volkomen voorbij aan dit probleem. Het is ook geen probleem met een eenvoudige oplossing. Er zijn goede redenen om rechtspersonen als belastingplichtigen aan te merken. Er zijn ook goede redenen om rechtspersonen geen stemrecht te geven. Maar (substantiële) belastingheffing zonder stemrecht is problematisch. Het concept rechtspersoon en de rechtvaardiging van de belastingheffing daarvan, is geen onderwerp dat zich simpel bij DWDD laat uitleggen. En ook niet in het bestek van een NTFR Opinie. Dus, het is wel zo handig om het probleem niet aan te orde te stellen.
Dit brengt mij bij de Opinie van Gooijer. Hij roept op tot meer fundamenteel fiscaal rechtswetenschappelijk onderzoek.3 Een oproep die er bij mij ingaat als God’s woord in een ouderling. Voortschrijdend wetenschappelijk inzicht zie ik als vooruitgang. Alleen, ik vrees dat zijn oproep, gelijk vorige, weinig of geen effect zal hebben.
Waarom leiden dergelijke oproepen tot weinig of niets? Er is te weinig ‘markt’ voor.
Politici en opiniemakers hebben geen enkele belangstelling voor fundamenteel fiscaal wetenschappelijk onderzoek. De politiek maakt zich vandaag de dag druk over, pakweg, de verhoging van de belastingvrije voet in box 3 met € 5000 (levert maximaal € 82,50 belastingvoordeel per jaar op voor miljonairs). Opiniemakers reageren enthousiast om multinationale bedrijven en belastingadviseurs en trustkantoren aan de schandpaal te nagelen na ieder nieuw datalek. Vragen of een bepaalde belastingmaatregel wetenschappelijk verdedigbaar en gerechtvaardigd is, leidt maar af.
Wat betreft de onderbouwing belastingheffing van (multinationale) bedrijven, komt men hoogstens met de stoplappen ‘het levert geld dat we goed kunnen besteden’ en ‘de bakker op de hoek betaalt belasting, dus moet die bv dat ook doen’. Wat dat laatste betreft, de bakker op de hoek heeft stemecht (althans meestal), krijgt die bv die belasting betaalt dan ook stemrecht?
Ook de academische wereld heeft slechts beperkte aandacht voor fundamenteel fiscaal wetenschappelijk onderzoek. Dat geldt, in mijn waarneming, vooral bij de vakgroepen fiscaal recht binnen de rechtenfaculteiten. En dat is te verklaren omdat de invloed van de (advies)praktijk op deze vakgroepen groot is. Die heeft – terecht – vooral belang bij een goede opleiding tot een praktijkfiscalist. Het is al een heksenklus om de huidige complexe en omvangrijke wetgeving, beleidspublicaties, internationale initiatieven en jurisprudentie binnen vier jaar erdoor te douwen. Veel ruimte is er niet om de uitkomsten van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en de nog openstaande vragen voor verder onderzoek goed te behandelen.
Voor een praktijkfiscalist is het moeilijk genoeg om alle ontwikkelingen bij te houden. Wetgeving wordt complexer en wijzigt geregeld. Er is ook veel meer jurisprudentie dan vroeger. De tijd om ook fiscaal wetenschappelijke stukken te lezen is daarom beperkt. Ook de vakmedia hebben meer dan genoeg materiaal om uit te geven als zich daartoe beperken. Hun lezers vragen weinig om fundamenteel fiscaal wetenschappelijk onderzoek.
Kortom, wie zit er nu echt te wachten op fundamenteel fiscaal wetenschappelijk onderzoek?
Dit stuk is niet bedoeld als klaagzang. Ik wil vast stellen dat de wereld om mij heen is zoals die is en dat daar oorzaken voor zijn. Die oorzaken zijn moeilijk te veranderen. Maar in die wereld is het Nederlandse fiscale stelsel is zo slecht nog niet. Voor verbetering vatbaar, maar geen onrechtvaardige en/of economisch slechte rampentoestand. Ook zonder fundamenteel onderzoek, durf ik de conclusie wel aan dat in de praktijk het redelijk functioneert.
Tot slot zou ik het volgende nog willen opmerken over Essers’ Opinie. Het is belangrijk dat de relatie tussen belastingheffing en inspraak weer eens onder de aandacht komt. Ik denk zelf dat we niet alle belastingplichtigen (natuurlijke en rechtspersonen) stemrecht kunnen geven. Maar van degene die dit stemrecht niet hebben, moeten we niet meer belasting willen heffen, dan de baat die zij hebben van de Nederlandse overheidsvoorzieningen (het profijtbeginsel als grondslag).
En wat Gooijer’s wens om meer fiscaal rechtswetenschappelijk onderzoek betreft: fiscaal wetenschappelijk onderzoek vindt wel degelijk plaats. Meer dan het lijkt en meer dan ik tot mij kan nemen. Het vindt alleen vooral ergens anders plaats in de Nederlandse fiscaal-juridische arena, bijvoorbeeld in economische fora. En ook in internationale fora. Het is zeker welkom als meer daarvan doorsijpelt in de Nederlandse fiscaal-juridische media (waaronder NTFR), maar ook zonder dat schrijdt het inzicht voort.