NTFR 2018/2169 - Vijftig Jaar Fiscaal Instituut Tilburg

NTFR 2018/2169 - Vijftig Jaar Fiscaal Instituut Tilburg

pdPE
prof. dr. P.H.J. EssersProf.dr. P.H.J. Essers is als hoogleraar belastingrecht verbonden aan het Fiscaal Instituut Tilburg van Tilburg University; voorzitter van het departement belastingrecht.
Bijgewerkt tot 17 september 2018

Inleiding

18 december aanstaande is het vijftig jaar geleden dat de hoogleraren J.E.A.M. (Jan) van Dijck, Ch.P.A. (Chris) Geppaart, Th.A. (Theo) Stevers en D. (Dieter) Brüll het Fiscaal Instituut Tilburg (hierna: FIT) oprichtten als interfacultair samenwerkingsverband aan de Katholieke Hogeschool Tilburg (thans Tilburg University). Van Dijck werd voorzitter van het bestuur dat belast was met de algemene leiding van het instituut, Geppaart werd secretaris, Stevers en Brüll ‘gewone’ leden. Stevers werd tevens de directeur van het instituut, belast met de dagelijkse leiding, ‘in het bijzonder met betrekking tot het onderzoeksprogramma’; dr. N.H. (Nico) Douben was tot zijn benoeming tot hoogleraar in Rotterdam in 1971 adjunct-directeur ‘tot bijstand aan de directeur’. Per 1 september 1971 werd Douben als adjunct-directeur opgevolgd door mr. A. (Aart) Overbosch. Het secretariaat werd vervuld door mejuffrouw Mieke Waalwijk. Destijds bestond het FIT uit twee afdelingen: de afdeling belastingrecht en de afdeling openbare financiën.

De doelstelling van het FIT was ‘het verrichten en bevorderen van wetenschappelijk werk op het terrein van de belastingen’. Deze doelstelling trachtte men te verwezenlijken door:

  • het verrichten van wetenschappelijk onderzoek op ruime schaal op het terrein van belastingen, daaronder begrepen het verrichten van onderzoek ten behoeve van derden tegen vergoeding;

  • het bevorderen van publicaties;

  • het verzamelen van documentatie op het terrein van de belastingen;

  • het verzorgen van cursussen op doctoraal en postdoctoraal niveau;

  • het verzorgen van niet-universitaire cursussen;

  • het bevorderen van internationale contacten;

  • het bevorderen van congressen;

  • het verzorgen van stageregelingen, in het bijzonder voor studenten in de fiscale studierichtingen.

Waren in de beginjaren de aan het FIT werkenden op de vingers van twee handen te tellen, vijftig jaar later zijn ruim zeventig onderzoekers en docenten aan het FIT verbonden. Het studentenaantal bestond oorspronkelijk uit enkele tientallen fiscaal-economische en fiscaal- juridische studenten; iedereen kende elkaar. Thans zijn er gemiddeld vijfhonderd à zeshonderd studenten in totaal die in Tilburg belastingrecht en fiscale economie studeren, en ruim zeventig (vooral buitenlandse) studenten die de Master International Business Taxation volgen, de relatief nieuwe (vanaf 2013/2014) loot aan de stam van de Tilburgse fiscale opleidingen.

In deze bijdrage zal ik de begintijd van het FIT beschrijven en deze vergelijken met het heden. Wat waren de voor- en nadelen in die beginperiode en hoe verhoudt zich dit tot de huidige situatie?1 Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken voor de toekomst?

De beginjaren van het FIT

Het FIT is niet vanuit het niets ontstaan. Belastingrecht werd al ver voor de Tweede Wereldoorlog in Tilburg gedoceerd. De eerste hoogleraar belastingrecht in Tilburg was M.J.H. (Mathieu) Smeets (1896-1984). Hij combineerde vanaf 1931 zijn werkzaamheden aan het Ministerie van Financiën met een lectoraat (in de huidige tijd te vergelijken met een universitair hoofddocentschap) in het belastingrecht aan de toenmalige Roomsch Katholieke Handelshoogeschool te Tilburg (vanaf 1936: Katholieke Economische Hoogeschool); in 1936 werd zijn leeropdracht uitgebreid met het vak leer der openbare financiën. In 1946 werd Smeets in Tilburg benoemd tot buitengewoon hoogleraar, in 1949 volgde zijn benoeming tot fulltime gewoon hoogleraar. Belastingrecht was in die tijd in Tilburg nog slechts een keuzevak. De belangrijkste fiscale opleiding was toen de Rijksbelastingacademie te Rotterdam, die was opgericht in 1939 en voorzag in een opleiding tot belastinginspecteur. In oktober 1951 startte Smeets in Tilburg de tweejarige postdoctorale opleiding tot belastingkundige. Twee jaar later zou een dergelijke opleiding ook aan de UvA worden aangeboden. In 1954 was Jan van Dijck (1923-2012) als assistent van Smeets naar Tilburg gekomen. Van 1955 tot 1963 was hij lector. In 1963 werd hij benoemd tot hoogleraar belastingrecht aan de economische faculteit. Smeets droeg in 1960 zijn leeropdracht wat betreft de leer der openbare financiën over aan Theo Stevers (1923-2013), die eerst lector en daarna hoogleraar werd. In 1964 werd Dieter Brüll (1922-1996) parttime docent belastingrecht in Tilburg; in 1967 werd hij tot buitengewoon hoogleraar in Tilburg benoemd. Hij was vooral verantwoordelijk voor het onderwijs en onderzoek op het terrein van de belastingheffing van ondernemingen. In 1966 werd Chris Geppaart (1931-2016) benoemd tot hoogleraar belastingrecht aan de juridische faculteit met als speciale aandachtsgebieden methodologie en formeel belastingrecht. Smeets nam in november 1967 afscheid van Tilburg. In 1968 ontstond wettelijk de mogelijkheid tot invoering van doctorale fiscale studierichtingen in de juridische en economische faculteiten. In Amsterdam (UvA), Leiden, Groningen, Rotterdam en Tilburg werden deze doctorale opleidingen toen ingevoerd. Daarnaast bleven de postdoctorale opleidingen tot belastingkundige bestaan. Het gevolg was een in potentie aanzienlijke uitbreiding van het aantal studenten. Dit is een van de redenen geweest om tot de oprichting van het FIT over te gaan. Doorslaggevend was de wens om een sterkere grondslag te leggen voor het doen van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het belastingrecht en de openbare financiën. Vanwege de onderlinge verwevenheid van de sectoren belastingrecht en openbare financiën werd de behoefte aan een nauwe samenwerking tussen deze beide terreinen gevoeld. Ook was een verregaande samenwerking nodig bij het verzorgen van het onderwijs in de fiscaal-juridische en fiscaal-economische doctorale en postdoctorale studies.

Uiteindelijk is elk instituut, ook het FIT, mensenwerk. Die mensen zullen moeten willen samenwerken om hetgeen aan het papier is toevertrouwd in de praktijk tot een succes te maken. Dat lag in die tijd niet meteen voor de hand. Jan van Dijck en Chris Geppaart, de enige Tilburgse fulltime hoogleraren belastingrecht in die tijd, waren twee totaal verschillende persoonlijkheden. Van Dijck was dominant, nam geen blad voor de mond en was vooral geboeid door het materiële (inkomsten)belastingrecht, dat hij vanuit een economische, sterk systeemgerichte invalshoek benaderde. Geppaart was ook dominant, maar op een andere (minder directe) wijze dan Van Dijck; in zijn optreden naar buiten toe was Geppaart meer een diplomaat dan Van Dijck. Hij was jurist pur sang en vooral gericht op methodologie en het formele belastingrecht. Beiden hadden hart voor de (Tilburgse) zaak, waren gedreven en excellente fiscalisten. Hun verschillende karakters stonden echter niet bepaald borg voor een harmonieuze samenwerking. Aangezien Van Dijck al sinds 1954 werkzaam was in Tilburg, eerst als lector daarna als hoogleraar, was hij gewend om eerst samen met de aimabele Mathieu Smeets, daarna alleen, leiding te geven aan de toenmalige kleine staf van FIT-fiscalisten. Geppaart kon daar na zijn benoeming tot hoogleraar in 1966 maar moeilijk tussen komen. Met Theo Stevers, die de leerstoel openbare financiën bekleedde, was er kennelijk ook niet veel chemie. Zijn pleidooien voor een bestedingsbelasting2 en voor het centraal stellen van het profijtbeginsel bij de inrichting van het belastingstelsel3 sloten niet goed aan bij de opvattingen van Van Dijck en Geppaart. Dat het FIT ondanks deze persoonlijke tegenstellingen toch eind 1968 tot stand is gekomen, zal enerzijds te maken hebben gehad met de wens om de machtspositie van Van Dijck enigszins in te tomen, maar vooral met het inzicht van deze drie hoogleraren dat zij van elkaar afhankelijk waren om de zich aandienende uitdagingen van die tijd het hoofd te kunnen bieden. Door de oprichting van het FIT werd het mogelijk om belastingrecht en openbare financiën structureel in de fiscaal-juridische en fiscaal-economische opleidingen aan te bieden. Ook gezamenlijk onderzoek op beide terreinen werd beoogd, maar dat is in die beginjaren minder van de grond gekomen. De publicaties in het belastingrecht en de openbare financiën bleven strikt gescheiden van elkaar. Stevers richtte zich na zijn aanvankelijke onderzoekexcursies op het terrein van het belastingrecht steeds meer op het toezicht op de Rijksfinanciën met beschouwingen over de Rekenkamer en analyses van de Rijksbegroting en de Miljoenennota; op dit terrein werd hij een landelijke autoriteit. Het was vooral universitair hoofddocent dr. Ed Kertzman die in zijn onderzoek steeds weer de link probeerde te leggen tussen belastingrecht en openbare financiën. Eind jaren tachtig werd de band met openbare financiën nog losser, toen de vakgroep openbare financiën werd overgenomen door de vakgroep algemene economie en prof. Stevers in 1989 met emeritaat ging. Wel werd op onderwijsterrein de samenwerking tussen het FIT en de sectie openbare financiën gecontinueerd.

Ondanks de tegenstellingen tussen Van Dijck en Geppaart, is dit nooit ten koste gegaan van het FIT. Beiden hadden hun eigen verantwoordelijkheden. Van Dijck zat de vakgroepvergaderingen voor en leefde zich helemaal uit in onderwijs en onderzoek. Zijn onderzoek op het terrein van een rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting is jarenlang inspiratiebron geweest voor de onderzoeksprogramma’s van het FIT. Geppaart doceerde en verrichtte onderzoek op de terreinen van vermogensbelasting en successiewet alsmede methodologie en formeel belastingrecht, Hij hield ook de lange termijn in de gaten; zo was hij er bijvoorbeeld zeer op gebrand dat de FIT-medewerkers zouden promoveren omdat hij voorzag dat een afgeronde dissertatie steeds meer een conditio sine qua non zou worden voor een academische carrière. Ook fysiek kwamen de beide hoogleraren elkaar niet veel tegen. Van Dijck werkte vooral in zijn huis aan de Professor Gimbrèrelaan, Geppaart had een kamer op ‘het Instituut’ en werkte voor het overige thuis in zijn woning aan het Arthur van Schendelpark.

De periode daarna

Na het tijdperk Van Dijck/Geppaart kwam er meer evenwicht in de leiding van het FIT. De vakgroep belastingrecht (onderdeel van de juridische faculteit) kreeg daarbij een even grote rol als de vakgroep fiscale economie (onderdeel van de economische faculteit). De hoogleraren Jan van der Geld en Arie Rijkers wisselden elkaar om de drie jaar af als voorzitter van de vakgroep fiscale economie. Onderbroken door een periode rondom mijn decanaat aan de rechtenfaculteit, toen prof. Richard Happé en prof. Inge van Vijfeijken voorzitter waren, ben ik zelf na mijn aanstelling als hoogleraar in 1991 tot heden voorzitter geweest van de vakgroep belastingrecht. Prof. Inge van Vijfeijken coördineert het fiscaal-juridische onderwijs, prof. Ton Stevens het fiscaal-economische onderwijs en prof. Hans Gribnau het onderzoek van het FIT. Ondanks het feit dat er ook grote verschillen tussen de karakters van de huidige hoogleraren bestaan, zijn de onderlinge verhoudingen en zeker ook die tussen de voorzitters van de vakgroepen belastingrecht en fiscale economie altijd uitstekend geweest. Datzelfde geldt ook voor de samenwerking met de huidige voorzitter van de vakgroep fiscale economie (prof. Eric Kemmeren). In feite opereren we zo veel mogelijk als één vakgroep, of beter gezegd: als één instituut. Naar mijn mening is dit aspect, naast het voortdurende streven naar de hoogste kwaliteit, een van de voornaamste redenen voor het succes van het FIT geweest in de afgelopen vijftig jaar.

De beide faculteiten waar het FIT uit is voortgekomen, de juridische en de economische faculteit, zijn altijd blij geweest met de efficiencyvoordelen die werden behaald doordat de fiscale colleges in de fiscaal-juridische en fiscaal-economische opleidingen gelijktijdig aan zowel juristen als economen werden aangeboden. De beide opleidingen konden zich vanaf het midden van de jaren tachtig ook in een grote belangstelling verheugen. Er zijn jaren geweest dat ruim duizend studenten belastingrecht en fiscale economie in Tilburg studeerden. Het onderzoek van het FIT was vooral juridisch van aard. In de jaren negentig werd op onderzoeksterrein samenwerking gezocht met de vakgroep company (later: business) law, van welke vakgroep destijds prof. Theo Raaijmakers voorzitter was. Sinds die tijd vindt het onderzoek van het FIT vooral plaats vanuit het Center for Company Law, een onderzoekssamenwerkingsverband tussen het FIT en de vakgroep business law. Een belangrijk onderzoeksgebied is van oudsher de hervorming van de belastingheffing van ondernemingen. Het door met name Brüll en Van Dijck gedane onderzoek op dat gebied is met succes in de jaren daarna verder uitgebouwd.

In de afgelopen vijftig jaren zijn er natuurlijk veel veranderingen geweest in het onderwijs en onderzoek van het FIT. Deze reflecteren de dynamiek van het belastingrecht onder meer vanwege de vele maatschappelijke ontwikkelingen in de afgelopen halve eeuw. Zo is er thans veel meer aandacht voor onderwijs en onderzoek in de indirecte belastingen. Ook het internationale en Europese belastingrecht heeft een veel prominentere plaats gekregen. Verder is er aandacht voor opkomende vakgebieden als Tax Assurance en Tax & Technology. Vanaf het academisch jaar 2013/2014 is er de Masteropleiding International Business Taxation, die vooral is gericht op buitenlandse studenten. Daarmee wordt voortgebouwd op een Tilburgse traditie waarin rechtsvergelijking altijd een belangrijke plaats heeft ingenomen. Dat komt ook naar voren in de jaarlijkse EUCOTAX Wintercourse,4 die al meer dan 25 jaar wordt georganiseerd en gecoördineerd vanuit het FIT. Ook de ethiek van het belastingrecht krijgt een belangrijke plaats in onderwijs en onderzoek. Dat was al zo in de beginjaren van het FIT met Brüll, Van Dijck, Geppaart en Stevers, die op hun beurt weer in de voetsporen traden van Smeets en Cobbenhagen (de grondlegger van de Tilburgse Hogeschool); het laatste decennium is dit onderwerp door de discussies over de belastingethiek van multinationals en de fair-share-gedachte alleen maar belangrijker geworden.

Een verheugende ontwikkeling is dat het FIT door de komst van twee CPB-onderzoekers (dr. Arjan Lejour en dr. Ed Westerhout) weer directe aansluiting heeft gekregen met het vakgebied openbare financiën, thans Public Finance geheten. Daarmee wordt de oorspronkelijke gedachte om binnen het FIT gezamenlijk onderzoek op beide terreinen te entameren weer nieuw leven ingeblazen. Daarnaast zijn er meer initiatieven om de onderzoeks- en onderwijssamenwerking tussen economen en juristen te bevorderen. Zo bestaan binnen het FIT onderzoeks- en onderwijs-joint-ventures tussen juristen en (onder andere) economen gericht op familiebedrijven,5 pensioenen,6 concernfinanciering7, indirecte belastingen8 en Tax Assurance.9

De toekomst

Ondanks alle vernieuwingen is het nog steeds zo dat grondslagenonderzoek en rechtsvergelijking kenmerkend zijn voor het Tilburgse fiscale onderzoek en onderwijs. Daarmee zijn de lijn en de traditie van de oprichters van het FIT doorgetrokken. Ook is er nog steeds het streven om niet alleen kritisch te zijn tegenover wetgever, Hoge Raad, HvJ, Europese Commissie, Belastingdienst en belastingadviespraktijk, maar ook om steeds met constructieve oplossingen te komen. Tilburgse studenten hebben altijd bekendgestaan om hun goede kennis van het positieve belastingrecht, maar ook om hun kritische instelling ten opzichte van dat recht. Met de vele specialismen die het belastingrecht kenmerken, dreigt het overzicht over het systeem van het belastingrecht uit het zicht te verdwijnen. Daarmee dreigt de aandacht voor de beginselen van het belastingrecht verloren te gaan alsmede voor de historische roots van het belastingrecht. Het is de uitdaging om die focus ook in de toekomst te behouden, want in tijden van tax & technology, artificial intelligence en big data zijn deze beginselen van ten minste even groot belang en wellicht nog wel van groter belang dan zij in het verleden zijn geweest. De aan de studenten te stellen eisen zijn alleen maar gestegen. Zo wordt verwacht dat ze naast het volgen van de bachelor- en mastervakken en het schrijven van de bachelor- en mastertheses, stage lopen bij een mogelijke toekomstige werkgever en liefst ook buitenlandervaring opdoen. De beschikbare nominale studietijd is echter niet toegenomen, maar afgenomen. De kritische reflectie op het belastingrecht staat daarmee onder druk. Naar mijn mening is het dan ook zeer gewenst dat de huidige eenjarige master fiscaal recht/fiscale economie met één jaar wordt verlengd. Dat ene jaar extra is hard nodig om de studenten meer diepgaande kennis bij te brengen van de beginselen, ze van daaruit meer inzicht te geven in de fiscale systemen en ze ook nog voldoende inzicht te geven in meer gespecialiseerde onderwerpen. We willen immers ook de komende vijftig jaar FIT met vertrouwen tegemoet zien!