NTFR 2019/2655 - Gele hesjes en niet-gemotiveerde arresten
NTFR 2019/2655 - Gele hesjes en niet-gemotiveerde arresten
De lezer van NTFR zal het niet zijn ontgaan dat wij er de laatste jaren een nieuw fenomeen bij hebben: mensen die in gele hesjes protesteren. Vooral Parijs heeft er last van. Het gaat vaak om grote groepen demonstrerende mensen die het verkeer behoorlijk hinderen. Dat is nog tot daaraan toe; het hoort als het ware bij een gezonde democratie. Maar verschillende keren is een en ander uitgemond in opstootjes, vechtpartijen, baldadigheid en meer. Bovendien wordt vermoed dat zich onder de demonstranten ook wel criminele elementen begeven die erop uit zouden zijn om de staat te destabiliseren.
Gele hesjes en hun achtergrond
Maar toch. Laten we proberen de minder frisse aspecten die soms doordringen tot de beweging – voor zover je daar al van kunt spreken – buiten beschouwing te laten. Waar is het de ‘gele hesjes’ om te doen? In Frankrijk zijn ze oorspronkelijk vooral opgestaan tegen het liberale beleid van president Macron. Die probeert de Franse economie uit alle macht uit het slop te trekken door haar meer in lijn te brengen met de globale ontwikkelingen, een reeks vastgeroeste privileges af te schaffen of te beperken en zo de concurrentiekracht te vergroten. Een van de eerste plannen was om de benzineprijs op te trekken. Maar dat was tegen het zere been van de vele Fransen die het zich niet kunnen permitteren in Parijs te wonen en vele kilometers, tijd en geld moeten investeren om er te komen werken vanuit de periferie van de metropool. Andere klachten zijn het verlies van arbeidsplaatsen als gevolg van de globalisering (outsourcing) en de immigratie. De gevolgen heeft iedereen op tv kunnen zien.
Macron op zijn beurt heeft, in elk geval in mijn ogen, adequaat gereageerd door zelf het gesprek aan te gaan met de demonstranten en hij heeft daarmee dan ook de storm enigszins tot bedaren gebracht. Hij heeft daarmee, denk ik, de juiste snaar geraakt, omdat de onvrede van een niet onbelangrijk deel van de ‘gewone‘ Fransen erin bestaat dat zij het gevoel hebben niet te worden gehoord. Het beleid, zeker dat van Macron, dient in hun perceptie de ambtelijke en industriële elite in – vooral – Parijs. Het platteland moge dan sedert decennia ontvolkt raken, maar het is zo groot dat er toch echt nog enkele tientallen miljoenen mensen wonen die het gevoel hebben verweesd achter te blijven.
Wat heeft dit betoog van doen met een Opinie over fiscaliteit in Nederland? Voorop staat dat de gele hesjes in ons land maar mondjesmaat voet aan de grond hebben gekregen. Voor zover mijn herinnering strekt, zijn er alleen in de Nederlands-Belgische grensstreek enige acties geweest. Een paar demonstraties in Maastricht waarbij de leider nog een keer op staatskosten heeft mogen overnachten, en een blokkade van de autosnelweg. Ik zal vast wel iets vergeten, maar een groot oproer heeft ten onzent in elk geval niet plaats gevonden.
Nederland is dan ook een ander land dan Frankrijk. Wij tellen de zegeningen van het poldermodel en ons koloniale verleden ligt niet zoals het Franse als het ware om de hoek, in Noord-Afrika en in de banlieues van Parijs. In ons land kan de regering rustig de btw verhogen zodat het verschil met de ons omringende landen nog hoger wordt dan het al was, en vervolgens zeggen dat het voor de pompstations in de grensstreken niet uitmaakt. Dit terwijl daar de prijs aan de Nederlandse pomp noodgedwongen al 5 of 6 cent lager is dan elders in het land, en gisteren een chirurg mij nota bene vertelde dat hij consequent in België tankt. Kortom, de emoties lopen in ons land minder snel hoog op, maar dat wil niet zeggen dat er niet (veel) mensen zijn die het gevoel hebben dat er niet naar hen wordt geluisterd. In het stemhokje wordt er wel degelijk gereageerd. Het CDA weet er alles van nadat het – ik denk een jaar of twintig geleden – had gewaagd te tornen aan de belangen van de AOW’ers. De PvdA is het ‘kwartje van Kok’ eigenlijk nooit meer te boven gekomen, en kreeg niet lang geleden een enorme klap toen zij deelnam aan een kabinet dat ‘handen aan het bed van oma wegbezuinigde’. Kiezers reageren boos wanneer ‘hun’ volksvertegenwoordigers hen in de steek laten. Net als de gele hesjes voelen zij zich dan niet meer serieus genomen; hun belangen tellen blijkbaar niet meer mee.
De belastingplichtige die zich genegeerd voelt
Ook voor de rechter is het van wezenlijk belang om zijn ‘klanten’ serieus te nemen en hen te overtuigen van de juistheid van zijn beslissing. Niet alleen helpt dat partijen – voor zover mogelijk – om de beslissing te aanvaarden, ook als deze geheel of gedeeltelijk in hun nadeel is, maar een goed gemotiveerde beslissing is ook in het belang van de rechter zelf. Hij ontleent zijn gezag immers voor een heel belangrijk deel aan de overtuigingskracht van zijn uitspraak. Het moet ook gezegd dat in veel van de uitspraken die mij onder ogen komen, veel moeite is gedaan om het oordeel zorgvuldig en helder te motiveren, voor zover het complexe recht dat toelaat.
Daartegen steken de vele arresten die de Hoge Raad ongemotiveerd wijst met toepassing van art. 80a of 81 Wet RO, schril af. De wetgever heeft voor deze weg gekozen omdat naar zijn mening de beschikbare capaciteit van de cassatierechter vooral moet worden ingezet voor beslissingen die van belang zijn voor de rechtsvorming of de rechtseenheid. Meestal hebben al twee rechters over de zaak geoordeeld, dus is het niet zo hard nodig dat de Hoge Raad nog eens uiteenzet waarom (meestal) het hof een goede uitspraak heeft gedaan. Ook veel andere landen kennen een of ander ‘verlofstelsel’ voor de toegang tot de hoogste rechter. De Nederlandse variant is zelfs maar een gematigde vorm daarvan. De Hoge Raad onderzoekt immers wel of de klachten gegrond of ongegrond zijn, en alleen in het laatste geval kan het beroep in cassatie worden afgewezen zonder nadere motivering.
Wat betekent een dergelijk arrest voor het gezag van de Hoge Raad en voor het gemoed van de klager? Wat het eerste betreft: een ongemotiveerde beslissing zal in de regel weinig overtuigingskracht bezitten. Wat het tweede betreft, is van belang dat nagenoeg al diegenen die beroep in cassatie instellen, daarvoor heel gegronde redenen zullen hebben. Zij doen een ultiem beroep op de hoogste rechter omdat zij er ten diepste van overtuigd zijn dat hun onrecht wordt aangedaan. De redenen kunnen zowel van emotionele als van zakelijke aard zijn. Daarnaast zijn er ook nog wel beroepen op oneigenlijke gronden, maar aan deze categorie ga ik hier voorbij.
Bij zuiver zakelijk gemotiveerde beroepen wordt de kans op succes afgewogen tegen de kosten van het griffierecht en vaak ook die van de gemachtigde, de eigen tijd die eraan moet worden besteed, en het voortduren van de onzekerheid over de uitkomst van het geschil mede gezien de kans op een incidenteel beroep van de wederpartij. Een ongemotiveerde afwijzing zal dan kunnen aankomen als een klap in het gezicht van de belanghebbende en zijn gemachtigde: ondanks zorgvuldige afweging en naar beste kunnen ingezette expertise is het resultaat het kennelijk niet waard om uit te leggen wat eraan schort.
Daarnaast zijn er beroepen waarin allerhande emotionele aspecten de boventoon voeren. De indiener begrijpt de uitspraak van de rechter (bijvoorbeeld over bewijsregels) niet, vindt dat de inspecteur hem onbehoorlijk heeft behandeld, ervaart een of andere fiscale regeling als volstrekt onrechtvaardig (autokostenforfait) of voelt zich oneerlijk belast in vergelijking met bepaalde andere belastingplichtigen. Het kan allemaal zelfs nog erger zijn in de zin dat de belanghebbende lijdt aan een psychische stoornis. Dergelijke beroepen in cassatie zullen in veel gevallen uitmonden in een arrest waarin art. 80a Wet RO wordt toegepast. Het gevolg lijkt mij te zijn dat de onvrede waarmee de belanghebbende leeft, niet alleen niet wordt verholpen, maar dat hij een extra kras op zijn gemoed oploopt. ‘De hoogste rechter, waarop hij al zijn hoop had gevestigd, de rechter die in ultimis recht zou brengen, maakt aan het enorme onrecht dat hem is aangedaan, geen woorden vuil!’
De lezer begrijpt waarschijnlijk wat ik wil zeggen: je zou voor minder een geel hesje aantrekken! Zijn de ongemotiveerde afwijzingen van beroepen in cassatie niet de manier bij uitstek om iemand het gevoel te geven dat er niet naar hem wordt geluisterd, kortom dat hij in zijn probleem wordt genegeerd? Wij kunnen dit natuurlijk prima wegrationaliseren. Er is immers door de cassatierechter wel naar de zaak gekeken, er hebben eerder al twee andere rechters naar gekeken, en de staat heeft toch het recht, zo niet de plicht, om efficiënt met de belastingmiddelen om te springen? Deze argumenten zijn wel degelijk steekhoudend, en het bestaan van de betreffende regels in cassatie zal heus niet een maatschappelijke revolte uitlokken. Dat neemt niet weg dat de ongemotiveerde ongegrondverklaringen zeer teleurstellend zijn voor de indieners van die beroepen in cassatie (die bovendien hun griffierecht niet terugkrijgen) en dat zij het gezag van de Hoge Raad niet bevorderen.
Is er een middenweg?
De Hoge Raad probeert het probleem al aan te pakken door bij art. 81- en 80a-arresten een bijsluiter mee te sturen. Deze verklaart – kort gezegd – wat die bepalingen inhouden en waarom het voor de Hoge Raad van belang is om arresten verkort te kunnen afdoen. Dat een dergelijke toelichting wordt gegeven, verdient waardering. Een nadeel is echter dat zij – mogelijk onbedoeld – is geschreven vanuit het ambtelijke perspectief. Ik betwijfel daarom of zij het gevoel van miskenning bij de in het ongelijk gestelde partij wegneemt. Vandaar dat in mijn ogen toch de vraag overeind blijft of de manier waarop het probleem is aangepakt, de beste is. Globaal genomen lijken er drie andere wegen open te staan.
De eerste is dat de wetgever de ‘niet-motiveringsbepalingen’ intrekt. De Hoge Raad zou daarna zelf een weg kunnen zoeken, bijvoorbeeld met behulp van standaardoverwegingen zoals dat in het verleden ook gebeurde. Maar het parlement is mogelijk weinig genegen tot een voorstel om op zijn schreden terug te keren. Bovendien biedt handhaving van de bestaande wetgeving in feite een scala aan mogelijkheden om zaken van uiteenlopend niveau op een efficiënte manier af te handelen.
De tweede is dat de Hoge Raad op een slimme manier, dus met een minimum aan extra kosten, toch een beperkte toelichting geeft. Het doel daarvan is duidelijk te maken dat de Hoge Raad het beroep (en eventueel het incidenteel beroep van de wederpartij) niet achteloos terzijde heeft geschoven, maar heel serieus heeft beoordeeld. De Hoge Raad zal echter niet een toelichting willen geven die is ‘geïndividualiseerd’, dat wil zeggen: toegesneden op de bijzonderheden van de zaak. Want dan schrijft hij alsnog een volledig gemotiveerd arrest.
De toelichting moet naar mijn mening bestaan uit gestandaardiseerde overwegingen die zo veel mogelijk in ‘normale taal’ zijn geschreven. Zij zouden globaal genomen kunnen inhouden dat de Hoge Raad de klachten van de indiener zorgvuldig heeft bestudeerd. Hij is tot de conclusie gekomen dat het hof (of soms de rechtbank) het geldende recht op de juiste manier heeft toegepast op de vastgestelde feiten. De Hoge Raad heeft ook nagegaan of het hof geen fouten heeft gemaakt bij het vaststellen van de feiten. Maar de wet laat niet toe dat de Hoge Raad zelf onderzoek instelt naar stellingen van partijen over feiten die zij aan hem voorleggen, maar die zij niet eerder aan rechtbank en/of hof hebben voorgelegd. Ten slotte heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de rechter in de aangevallen uitspraak voldoende duidelijk heeft uitgelegd hoe hij tot zijn beslissing is gekomen. Daarom blijkt uit die uitspraak ook dat de klachten daartegen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Daarom is het niet nodig dat de Hoge Raad dat zelf nog eens uitlegt.
De derde mogelijkheid is dat niet de Hoge Raad, maar iemand anders kort toelicht waarom het beroep in cassatie niet kan slagen. Het is een idee dat mij bij eerste oogopslag aantrekkelijk voorkwam. Iemand die niet de last van het ‘stare decisis’ van de Hoge Raad met zich draagt, kan dat toch in een paar regels opschrijven? Maar aan die mogelijkheid zitten haken en ogen. Ik noem er drie. De eerste betreft de vraag wie dergelijke toelichtingen zou kunnen en willen schrijven, en tevens voldoende onafhankelijk is om zoiets te doen. Een tweede kwestie is of wel kan worden toegelaten dat personen die geen deel uitmaken van de ‘zetel’, niet alleen toegang hebben tot het dossier, maar zich er ook publiekelijk over uitlaten. En verder bestaat het risico dat de betrokken persoon een andere opvatting heeft dan de Hoge Raad, en zelfs dat hij of zij van mening is dat de zaak misschien wel als gegrond had moeten worden beoordeeld. Al met al lijkt mij deze weg vooralsnog dus toch weinig aantrekkelijk.
Kortom: noch bestuurders noch rechters zullen iedereen steeds kunnen overtuigen van de juistheid van hun beslissingen. Maar zij kunnen daar wel zo veel mogelijk naar streven en zo ‘gele hesjes’ vermijden.