NTFR 2020/1 - Vaarwel 2019 en welkom 2020

NTFR 2020/1 - Vaarwel 2019 en welkom 2020

pmGM
prof. mr. G.T.K. MeussenProf.mr. G.T.K. Meussen is hoogleraar belastingrecht Radboud Universiteit Nijmegen en als wetenschappelijk adviseur verbonden aan BDO Belastingadviseurs te Tilburg.
Bijgewerkt tot 9 januari 2020

Aangekomen bij het einde van het jaar, neem ik even de tijd om de balans op te maken van het jaar 2019 en u een vooruitblik te geven op het jaar 2020. Het einde van het jaar maakt altijd een beetje weemoedig, geeft een besef van het verglijden der jaren, maar maakt ook weer benieuwd naar het nieuwe jaar. De terugblik geeft tevens aan hoeveel er op fiscaal gebied het afgelopen jaar weer is gebeurd. Wie zou nog willen beweren dat de fiscaliteit saai is? Het belastingrecht is voortdurend in beweging en is daarmee ook een vertaling van de dynamiek van allerlei fiscale ontwikkelingen. Hetgeen hierna is opgenomen is daarvan slechts een selectie, die uiteraard geheel voor rekening van de auteur komt.

De Toeslagenaffaire. Exit staatssecretaris Menno Snel

Op woensdag 18 december 2019 gebeurde het in veler ogen onvermijdelijke. Staatssecretaris Menno Snel van Financiën trad af vanwege de Toeslagenaffaire.1 Dat is wat mij betreft dé fiscale gebeurtenis van het jaar 2019. Het roept een beeld op van een staatssecretaris die de Belastingdienst niet in de greep heeft, maar bovenal ook van het grote cultuurverschil tussen de staatssecretaris en diezelfde Belastingdienst.

De druppel die de (politieke) emmer deed overlopen waren de dossiers die door de Belastingdienst aan toeslagouders werden toegezonden, waarvan het overgrote deel bestond uit zwartgelakte pagina’s. Onbegrijpelijk dat zoiets kan gebeuren en dat niemand, noch de ambtelijke top van de Belastingdienst noch de staatssecretaris, heeft bedacht dat dit tot een golf van kritiek zou leiden. Niemand die heeft gedacht: nee dat moeten we op deze manier toch maar niet doen. Het roept een beeld op van een staatssecretaris die de Belastingdienst niet onder controle heeft, die gebrek heeft aan een politieke antenne. En het roept ook een beeld op van een Belastingdienst waarbij de menselijke maat ontbreekt. Wie heeft er onder deze omstandigheden nog zin om in het jaar 2020 staatssecretaris van Financiën te worden? Dat er nog meer toeslagenaffaires zullen komen lijkt op voorhand al vast te staan.

De Toeslagenaffaire kent in mijn ogen zowel verliezers, daders als schuldigen. Verliezers zijn in de eerste plaats de ouders waarvan de toeslag door de Belastingdienst onterecht is teruggevorderd en die daardoor in financiële problemen zijn gekomen. Schuldig is de politiek, de leden van de Eerste en Tweede Kamer, die wel voortdurend roepen wat er mis is, maar vervolgens niet tot daden overgaan door het stelsel ingrijpend te vereenvoudigen en fraudebestendig te maken. In mijn ogen moeten de toeslagen niet aan betrokkenen worden uitbetaald maar aan de betrokken dienstverleners. Daders zijn degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan toeslagenfraude, een vorm van fraude waarvan de indruk bestaat dat deze grote vormen heeft aangenomen. In deze digitale wereld, waarbij de Belastingdienst zich achter een digitale muur heeft verborgen, wordt frauderen wel heel makkelijk gemaakt als door middel van een digitaal formulier en enkele muisklikken een toeslag kan worden verkregen.

Schuldig zijn echter ook die medewerkers van de Belastingdienst die in een tunnelvisie allerlei toeslagendossiers per definitie hebben gezien als fraude en daarnaar hebben gehandeld. Vervolgens was men blind voor andere signalen. De imagoschade voor de Belastingdienst is groot. Het roept ten onrechte in de publieke opinie het beeld op dat de Belastingdienst in zijn geheel, institutioneel, een hardvochtig ambtelijk apparaat is dat geen mededogen kent en ten onrechte terecht ontvangen toeslagen en niet-verschuldigde belastingen invordert. Ik ga er daarbij echter nog steeds van uit dat dit incidenten zijn. Weliswaar zeer kwalijke incidenten, waarvan elk van dit soort er een te veel is, maar desalniettemin incidenten. Het merendeel van de medewerkers van de Belastingdienst is integer en maakt zich niet aan dit soort praktijken schuldig.

Ik zou menen dat uit de toeslagendossiers een waaier van gevallen naar voren zal komen, variërend van daadwerkelijke fraudegevallen, fouten bij het invullen van toeslagenformulieren, te late meldingen, tot burgers die volstrekt onschuldig zijn. Bovendien is het hele toeslagensysteem gebaseerd op het idee dat de burger digitaal vaardig is en eigener beweging allerlei mutaties aan de Belastingdienst doorgeeft. Maar dat is voor een aanzienlijke groep burgers aan de onderkant van de samenleving helemaal niet het geval. De digitale snelweg is lang niet voor iedere burger begaanbaar. De overheid zou daar veel meer rekening mee moeten houden.

Op 10 december 2019 is er een motie aangenomen in de Tweede Kamer waarbij de regering-Rutte III wordt verzocht om diverse varianten uit te werken ter vervanging van het huidige toeslagenstelsel. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om alternatieve inkomensafhankelijke arrangementen, (uitkeerbare) heffingskortingen, decentralisatie van toeslagen en/of verhoging van het wettelijk minimumloon en uitkeringen. Ook in het jaar 2020 zal het toeslagendossier dus hoog op de politieke agenda staan.

De dga-rekening-courantmaatregel

In de Aanbiedingsbrief van een achttal fiscale wetsvoorstellen die op 18 september 2018 aan de Tweede Kamer werd aangeboden, werd een bijzondere en voor velen onverwachte maatregel aangekondigd. Ultimo 2015 leenden ruim 225.000 ab-houders meer dan € 51 miljard van hun eigen vennootschap. Een enorm bedrag dat tevens de dimensie van het probleem aangeeft. Ab-houders hebben op grote schaal geld van hun vennootschap(pen) geleend, bijvoorbeeld voor de financiering van de eigen woning, om beleggingen aan te kopen of in vele gevallen ook voor consumptieve bestedingen. De vraag is of deze leningen nog wel echte leningen zijn, dan wel dat er in feite sprake is van een vermomde uitdeling van winst of een verkapte vorm van loon. De Belastingdienst moet dienaangaande elk individuele geval afzonderlijk bekijken en daarvoor een regeling treffen, dan wel aanslagen opleggen met mogelijk een gang naar de rechter. Dat is allemaal erg arbeidsintensief en tijdrovend. Vandaar dat de staatssecretaris van Financiën met een soort ‘botte bijl’-regeling komt die in het jaar 2022 moet ingaan.

De contouren van de regeling zien er als volgt uit:

  • Als de totale som van schulden van de ab-houder aan zijn eigen vennootschap meer dan € 500.000 bedraagt, wordt dat meerdere (fictief) als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen.

  • De maatregel treedt op 1 januari 2022 in werking.

  • Bestaande en nieuwe eigenwoningschulden aan de eigen vennootschap worden niet door deze maatregel getroffen.

De ab-houder heeft meer dan drie jaar de gelegenheid om zijn schuld aan zijn vennootschap terug te brengen tot maximaal € 500.000.

Na de consultatie door het kabinet op internet in de vorm van een conceptwetsvoorstel dat veel reacties opleverde en waarin diverse tekortkomingen zijn gesignaleerd,2 zat de fiscale praktijk het hele jaar 2019 met smart te wachten op het definitieve wetsvoorstel dat het kabinet-Rutte III aan de Tweede Kamer zou aanbieden. Maar dat kwam er dat jaar niet. Na een aanvankelijke aankondiging dat het wetsvoorstel in het derde kwartaal3 en later in het vierde kwartaal van 2019 zou worden ingediend,4 werd onlangs duidelijk dat het toch op z’n vroegst maart 2020 zal worden.5 Waarom de indiening van een wetsvoorstel dat zo belangrijk is voor de dga-praktijk steeds vooruitgeschoven wordt, is mij een raadsel. Zo technisch gecompliceerd is dit wetsvoorstel nu ook weer niet. De onzekerheid voor de fiscale praktijk blijft, en dat is een slechte zaak.

De box 3-saga

Op 14 juni 2019 oordeelde de Hoge Raad6 dat box 3 op stelselniveau in strijd is met art. 1 EP (bij het EVRM) omdat een gemiddeld nominaal rendement van 1,2% voor het jaar 2013 of 2014 zonder (veel) risico in genoemde jaren niet haalbaar was. Dit impliceert vervolgens evenwel dat de hoogste rechter dit rechtstekort niet kan opheffen, omdat er op stelselniveau keuzes moeten worden gemaakt, en dit voorbehouden is aan de politiek. De bal ligt derhalve weer bij de wetgever. Ook voor het jaar 2015 oordeelde de Hoge Raad op 5 juli7 en 12 juli 20198 in dienovereenkomstige zin, met toepassing van art. 81, lid 1, Wet RO en onder verwijzing naar de arresten betreffende de jaren 2013 en 2014. En de wetgever talmt, wikt en weegt en komt met een voor iedereen onbevredigende oplossing. Op 6 september 2019 komt de staatssecretaris van Financiën met een reactie.9 Zonder hier op alle details in te gaan,10 komt het voorstel er kort gezegd op neer dat een belastingplichtige over de eerste € 440.000 aan spaartegoeden geen vermogensrendementsheffing betaalt. De angel van het voorstel zit echter in de beoogde datum van inwerkingtreding. Die ligt pas op 1 januari 2022, kennelijk uitsluitend ingegeven door de omstandigheid dat de Belastingdienst een eerdere inwerkingtreding ICT-technisch niet aankan.

Procedures zullen nog worden gevoerd over de jaren 2016, 2017, 2018, 2019, enz. Intussen is er nog een parlementair advocaat actief en heeft de staatssecretaris een of meer juridisch deskundigen op het gebied van art. 1 EP (bij het EVRM) aangesteld om hem van advies te dienen over genoemde problematiek.11 Door de talmende houding van de wetgever zal de maatschappelijke onvrede blijven. We kunnen ons voor het jaar 2020 voorbereiden op nieuwe Kamervragen et cetera. Wordt vervolgd.

Herziening regime fiscale eenheid vennootschapsbelasting, nieuwe groepsregeling

Een evergreen die ook in het jaar 2020 de nodige aandacht zal opeisen is een mogelijke herziening van het regime van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting. Op 17 juni 2019 is de consultatie voor een nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting gestart. Het doel van de consultatie is te komen tot een nieuwe, toekomstbestendige groepsregeling in de vennootschapsbelasting. De nieuwe groepsregeling zou het fiscale-eenheidsregime moeten opvolgen.

Het consultatiedocument beschrijft in dit kader vier verschillende oplossingsrichtingen. De consultatie is afgerond op 29 juli 2019. Het Ministerie van Financiën streeft ernaar om het conceptwetsvoorstel ter invoering van de nieuwe groepsregeling medio 2020 voor internetconsultatie aan te bieden. Over de beoogde datum van inwerkingtreding van de nieuwe groepsregeling wordt in het consultatiedocument niets opgemerkt.

Grosso modo is het belangrijkste alternatief voor een nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting een systeem van verlies- of winstoverdracht binnen een groep van verbonden vennootschappen. Maar dat leidt tot een enorme overgangsproblematiek, namelijk dat dan alle bestaande fiscale eenheden moeten worden ontvlecht, met als gevolg vele tienduizenden nieuwe belastingplichtige bv’s, opsplitsing van fiscale eenheidsverliezen et cetera. Een bulk aan uitvoeringsproblematiek die, zo lijkt mij, de Belastingdienst op geen enkele wijze aankan. Mijn advies aan de toekomstige staatssecretaris van Financiën is dan ook: laat de huidige fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting gewoon in stand en doe niets. Ook al is het huidige fiscale-eenheidsregime complex, mede als gevolg van Europese invloeden, we hebben ermee leren leven.

Spoedreparatie fiscale eenheid

Naar een nieuwe DBA-wet

Belangrijke fiscale wetsvoorstellen die in het jaar 2019 werden aangenomen

Inwerkingtreding MLI-instrument

Beperking liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting

Lopende wetsvoorstellen

Brexit

Het jaar 2020