NTFR 2020/142 - Stoppen met excessief lenen van eigen bv

NTFR 2020/142 - Stoppen met excessief lenen van eigen bv

dDM
dr. D. MolenaarWerkt bij All Arts Belastingadviseurs en is als gastonderzoeker verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Bijgewerkt tot 16 januari 2020

Het wetsvoorstel ‘Excessief lenen van de eigen bv’ zal in maart 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd worden, las ik in de Planningsbrief 2020 van het Ministerie van Financiën. Ik ben heel benieuwd, want er was veel kritiek op het conceptwetsvoorstel waarover in maart 2019 een internetconsultatie heeft plaatsgehad.1 Wat gaat er uit de ‘black box’ van Financiën komen, hebben ze zich er iets van aangetrokken? In deze Opinie deel ik mijn ervaringen en ideeën; misschien kunnen ze nog mee in de overwegingen.

De kwestie

De kwestie dat dga’s geld uit hun bv halen zonder daarover fiscaal af te rekenen is behoorlijk groot. In zijn artikel ‘Relatieve schijnleningen aan aandeelhouders’ schatte drs. H.J. Meijer het aantal bv’s waarbij dit toen speelde op 100.000.2 Bij een gemiddelde schuldpositie per bv van € 100.000 betekent dit een totaal van maar liefst € 10 miljard. Maar uit de antwoorden van 17 december 2019 op een WOB-verzoek blijkt dat het om veel meer gaat, want in 2015 hadden 225.000 bv’s een rekening-courant (RC-)verhouding met de dga met een totale schuld van € 51 miljard.3 Dit betekent een groot latent belastingbelang, met name tegen het tarief van box 2, maar soms ook tegen de tarieven van box 1 als pensioen- en eventuele stamrechtverplichtingen niet meer na te komen zouden zijn.

Als het gaat om onttrekkingen voor de eigen woning, een tweede huis, verhuurd onroerend goed, andere beleggingen, auto’s en meer reële zaken, hoort er geen fiscaal probleem te zijn. Dat was ook de grootste kritiek in de internetconsultatie, want in het conceptwetsvoorstel werd alleen een uitzondering gemaakt voor de eigen woning. Fout; voor reële leningen kan een overeenkomst worden gemaakt, eventuele zekerheid worden gesteld en een redelijke rente worden betaald, zoals een bank of andere geldschieter dat zou verlangen.

Het probleem zit natuurlijk bij de onttrekkingen voor consumptieve uitgaven, dus geld dat gewoon wordt opgemaakt. Daarvoor is een overeenkomst van geldlening eigenlijk onzin, want dat geld komt nooit meer terug. Dus zou de dga met een dividenduitkering moeten afrekenen,4 maar dat gebeurt heel vaak niet. Soms is dat onwil, maar in veel gevallen is het (semi-)onwetendheid omdat de jaarstukken van de bv pas laat opgemaakt worden en de adviseur de dga niet aanspoort om af te rekenen over de ongedekte RC-schuld. Zo kan die schuld oplopen tot tonnen of zelfs miljoenen zonder dat er belasting betaald wordt.

Rente

Een onderdeel van het probleem is de rente die berekend moet worden over de RC-schuld. Variërend van 1,5% tot 5% boven Euribor, afhankelijk van de inschatting van het risico voor de geldlener,5 en dat telt bij een aanzienlijke RC-schuld behoorlijk op. Ik had onlangs twee gesprekken met potentiële nieuwe cliënten, die beiden hun RC-schuld de afgelopen vijf jaar met circa € 200.000 hadden zien stijgen tot boven de € 500.000, en daarvan was alleen al de rente over die vijf jaar ongeveer € 75.000 per persoon.

De rente is direct belastbaar in de bv, en kost dus VPB, maar is in privé niet aftrekbaar. Later moet er dividend worden uitgekeerd om de rente mee te verrekenen en dat kost nog eens IB (met brutering). Bij elkaar 40 à 45% belastingheffing,6 alleen al over de rentebijschrijving, waar je concreet niets wijzer van bent geworden omdat er niets van buiten is binnengekomen.

Bij een onttrekking voor reële zaken is de rente minder erg, mits het rendement op de privébeleggingen hoger is dan het rentepercentage op de lening van de bv, want dan verschuift een deel van dat rendement naar de bv (en wordt daar belast als rente). En bij een lening voor de eigen woning kost het zelfs niets, want dan kan het salaris verhoogd worden om in de bv én in privé op nul uit te komen.7 Het is dus vooral een probleem voor een ongedekte RC-schuld voor consumptieve uitgaven.

Jurisprudentie/onbelast wegstrepen

Deze kwestie bestaat natuurlijk al heel lang, en de Belastingdienst is bij controles of bij de beoordeling van VPB- en IB-aangiftes al vaak op ontspoorde RC-schulden gestuit. Dat heeft geleid tot rechterlijke uitspraken waarin de RC-schuld als verkapt dividend werd aangemerkt.8 Belangrijke argumenten daarvoor waren dat er geen schriftelijke overeenkomst was opgesteld, er geen aflossingsschema was, er geen zekerheden waren gesteld en dat de rente niet werd betaald maar bij de schuld werd opgeteld.

Maar wat de Belastingdienst kan, is voor de dga omgekeerd ook mogelijk, namelijk zelf stellen dat een oude negatieve RC-stand al eerder dividend had moeten zijn. Zeker als er over dat oudere jaar niet meer kan worden nagevorderd, maar dat tijdstip moet dan wel vijf jaar + termijn van uitstel van aangifte = zes jaar en vier maanden terug liggen. In het WFR–artikel van 2015 ging Meijer daar vooral op in, maar in 2018 heeft hij dit wel genuanceerd.9 Dat kwam mede omdat de Belastingdienst in februari 2016 had laten weten stevig tegengas te zullen geven als een dga zoiets zou gaan doen in zijn aangifte. Dit staat ook in de stukken die op 14 maart 2018 zijn gepubliceerd na een WOB-verzoek.10 Een opsteker voor de Belastingdienst is te vinden in een recente uitspraak van Rechtbank Noord-Holland dat er geen oud en verjaard verkapt dividend is geweest als de bv en de dga de RC-schuld telkens als een lening hebben aangemerkt en er behalve opnames ook terugbetalingen zijn geweest.11 De rechtbank vond dat de civielrechtelijke werkelijkheid voor moest gaan op de fiscale beoordeling.

Mijn benadering

Ik vind dat je belasting moet betalen als je geld uit je bv haalt en consumptief besteedt. Niet als je het leent voor je eigen woning of voor andere beleggingen met een reële waarde, waardoor latere terugbetaling goed mogelijk is, maar wel als het opgaat aan boodschappen, vakanties, feesten, partijen, leuke dingen of misschien onzinnige bestedingen.

Al jaren adviseer ik succesvolle artiesten, televisiepersoonlijkheden en andere creatieve mensen die gebruikmaken van een besloten vennootschap (bv). We stellen dan een salaris vast, en als dat niet genoeg is om de privé-uitgaven mee te dekken, boeken we het extra op de RC bij de bv. Zo’n schuld is niet lekker, vond ik al snel, want je moet er rente over rekenen die belasting kost, én ergens komt het moment van de fiscale afrekening. Beter is het om jaarlijks met een dividenduitkering belasting te betalen over het extra opgenomen geld. Eerst deden we dat bij de bespreking van de jaarcijfers, maar daarmee liepen we telkens een jaar achter, en omdat het stevige bedragen waren, zijn we interim-dividenduitkeringen per kwartaal gaan doen. Die dempen al gedurende het jaar de rekening-courantschuld en de belastingbetaling wordt in beter behapbare porties verdeeld. Een prima systeem om de rekening-courantschuld aan het eind van het jaar laag te houden, maar je moet als adviseur wel actief zijn en het niet een jaartje (of meer) laten versloffen. Helaas zie ik dat anderen dat wel doen, en dan kan zo’n RC-schuld exploderen tot een hoogte waarvan je pijn in je ogen krijgt.

Moet er wel een wet komen?

Maar kan de Belastingdienst wel handhaven?

Tot slot

Nog een kleinigheid