NTFR 2022/1 - Vaarwel 2021 en welkom 2022
NTFR 2022/1 - Vaarwel 2021 en welkom 2022
Aangekomen bij het einde van het oude jaar neem ik even de tijd om de balans op te maken van het jaar 2021 en u een vooruitblik te geven op het jaar 2022. Het einde van het jaar maakt altijd een beetje weemoedig, geeft een besef van het verglijden der jaren, maar maakt ook weer benieuwd naar het nieuwe jaar. De terugblik geeft tevens aan hoeveel er op fiscaal gebied het afgelopen jaar weer is gebeurd. Wie zou nog willen beweren dat de fiscaliteit saai is? Het belastingrecht is voortdurend in beweging en is daarmee ook een vertaling van de dynamiek van allerlei fiscale ontwikkelingen. Datgene wat hierna is opgenomen, is daarvan slechts een selectie, die uiteraard geheel voor rekening van de auteur komt.
Los van de fiscaliteit, heeft de coronapandemie de maatschappij in het jaar 2021, net als in het jaar 2020, in haar greep gehouden. Met name de hernieuwde strenge lockdown die op 18 december 2021 door demissionair premier Rutte werd afgekondigd, heeft veel mensen hard geraakt en heeft tot gevoelens van zwaarmoedigheid geleid. Het uithoudingsvermogen van mensen wordt nu wel erg op de proef gesteld.
Wat opvalt, is dat in het jaar 2021, net als in het jaar 2020, een aantal grote belangrijke fiscale wetgevingstrajecten, te weten een fundamentele herziening van box 3 in de inkomstenbelasting, een nieuw groepsregime in de vennootschapsbelasting1 alsmede de opvolger van de Wet DBA, andermaal op de lange baan zijn geschoven. Sommige fiscale wetgevingsdossiers blijken in de politieke werkelijkheid zeer weerbarstig te zijn. Een en ander is in het jaar 2021 versterkt door de demissionaire status van het kabinet-Rutte III en de schier eindeloze kabinetsformatie. Bij het schrijven van deze Opinie, in de laatste week van december 2021, is er dan eindelijk op 15 december 2021 een regeerakkoord gesloten. Maar de voortdurende politieke impasse heeft ertoe geleid dat belangrijke fiscale wetgevingstrajecten zijn doorgeschoven naar het kabinet-Rutte IV. Politieke inactiviteit, waar de formerende politieke partijen zich weinig van lijken aan te trekken.2
Naar een globaal minimumtarief voor de vennootschapsbelasting van 15%
De veruit belangrijkste fiscale ontwikkeling van het jaar 2021 is wat mij betreft de mondiale consensus (136 landen en jurisdicties) over de invoering van een minimum-vennootschapsbelastingtarief van 15%, gericht op multinationale ondernemingen met een omzet van meer dan € 750 miljoen.3 Onder andere beleggings- en pensioenfondsen en ‘sovereign wealth funds’ zijn van het toepassingsbereik uitgesloten. Op 1 juli 2021 bereikten 130 van de 139 landen van het OECD/G20 Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting (IF) overeenstemming over een herziening van het internationale winstbelastingsysteem. Wie had ooit voor mogelijk gehouden dat hier op een dergelijke mondiale schaal overeenstemming over zou worden bereikt? In allerlei publicaties is deze herziening nu al betiteld als de belangrijkste fiscale ontwikkeling van deze eeuw. Op 1 november 2021 is de verklaring getekend door 136 landen en jurisdicties.4 Op 22 december 2021 heeft de Europese Commissie een richtlijnvoorstel gepubliceerd ter implementatie van pillar 2 in de EU, getiteld ‘Council Directive on ensuring a global minimum level of taxation for multinational groups in the Union’5.6 Deze verklaring, met de voornoemde richtlijn als Europese implementatie, moet op mondiaal niveau ook een einde maken aan de welbekende ‘rat race to the bottom’ van de vennootschapsbelastingtarieven in de hele wereld. Deze politieke move is gericht op het multinationale bedrijfsleven. Het MKB zal door deze maatregel niet worden geraakt, en ook zal het minimumtarief in de toekomst niet worden verhoogd. Ook Ierland is inmiddels overstag gegaan en heeft de overeenkomst ondertekend. Als deze aangekondigde maatregel daadwerkelijk in de betrokken landen en jurisdicties wordt uitgevoerd, zal Nederland in veel meer gevallen dan thans het geval is, het systeem van deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting moeten vervangen door een systeem van deelnemingsverrekening. De 15%-benadering staat overigens op gespannen voet met het thans bestaande netwerk aan bilaterale belastingverdragen en de daarin afgesproken verdeling van heffingsbevoegdheden tussen de betrokken staten. En ook het tijdstip van beoogde inwerkingtreding, 1 januari 2023,7 is erg ambitieus. Het jaar 2022 zal wat dit betreft dus een roerig jaar worden.
De dubbele-pettendiscussie
Jan Vleggeert, hoogleraar Fiscale en Economische vakken aan de Universiteit Leiden, uitte in zijn op 30 oktober 2020 uitgesproken oratie kritiek op dubbele petten in de belastingwetenschap. Hij trok daarin de onafhankelijkheid van de belastingwetenschap in twijfel vanwege het relatief grote aantal parttime belastinghoogleraren die daarnaast belastingadviseur zijn in de commerciële adviespraktijk. Hij illustreerde dit met het voorbeeld van de indertijd voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting, die later op politiek niveau strandde. Belastinghoogleraren met een commerciële belastingadviesfunctie waren over het algemeen overtuigd voorstander van afschaffing terwijl de ‘onafhankelijke’ belastinghoogleraren tegen waren. Deze discussie heeft zich in alle hevigheid in het jaar 2021 voortgezet.89 Zo hield de Vereniging voor Belastingwetenschap (VvBW) op 24 juni 2021 een bijeenkomst over dubbele petten10 en ook de Universiteit Leiden organiseerde op 24 september 2021 in Leiden samen met het Amsterdam Center on the Legal Profession and Access to Justice (ACLPA) van de Universiteit van Amsterdam een conferentie over de dubbele petten in de rechtswetenschap. Daarbij lijkt het alsof de belastingwetenschap zich in twee kampen heeft verdeeld: het Vleggeert-kamp, en het anti-Vleggeert-kamp. Zoals bij zo veel maatschappelijke thema’s dreigt ook hier polarisatie te ontstaan. En dat resulteert dan weer in een situatie waarbij beide kampen niet met elkaar praten. Dat is jammer.
Mijns inziens ligt de waarheid van de discussie ergens in het midden, en met name in de nuance. Ik word formeel ook aangemerkt als een dubbele-petter, omdat ik, zij het op zeer bescheiden schaal, nog enige werkzaamheden verricht voor een belastingadviesorganisatie. Ik zou menen dat de ene dubbele pet de andere dubbele pet niet is. Een verdeling van bijvoorbeeld 0,8 fte’s universiteit en 0,2 fte’s belastingadviespraktijk is iets heel anders dan een verdeling 0,8 fte’s belastingadviespraktijk en 0,2 fte’s universiteit. Die laatste verdeling lijkt mij problematischer omdat daar in ieder geval veel meer het gevaar in kan schuilen dat de belangen van de universiteit worden overschaduwd door die van de belastingadviespraktijk. Overigens beperkt de dubbele pet zich niet tot de belastingadviespraktijk. Er zijn immers ook medewerkers van de Belastingdienst die daarnaast een beperkte aanstelling als hoogleraar belastingrecht hebben. Daar is het gevaar evenzeer dat de belangen van de Belastingdienst een objectieve wetenschapsbeoefening in de weg staan.
Daarnaast zou tevens een onderdeel van de discussie moeten zijn dat het vrijwel onmogelijk is om NWO-subsidies te krijgen voor fiscaal onderzoek en financiering van fiscale proefschriften. Dit maakt fiscale vakgroepen van universiteiten dus afhankelijker van externe geldstromen uit onder meer de belastingadviespraktijk.
En tevens kan dan nog worden opgemerkt dat, zoals we allemaal weten, er nog een wereld achter de wereld van de fiscale regelgeving ligt. Dat is de fiscale praktijk. Met andere woorden: je kunt als fiscale wetenschapper het fiscale recht niet bestuderen als je niets weet en ziet van de fiscale praktijk. Dan loop je het risico je in een ivoren toren terug te trekken, die ver af staat van de realiteit.
Fiscale maatregelen corona
De coronapandemie heeft in het jaar 2021, net als in het jaar 2020, een ongekende invloed gehad op onze samenleving en op de economie in Nederland (en wereldwijd).
Naast allerlei subsidieregelingen (inmiddels is al sprake van NOW-5, zevende tranche) was het onvermijdelijk dat er ook allerlei begeleidende maatregelen op fiscaal terrein zouden komen die de economische gevolgen van de coronacrisis enigszins moesten dempen. Zo was er een corona-uitstel van betaling voor inhoudingsplichtigen;11 een boete voor het niet op tijd betalen van btw of loonheffingen hoeft niet betaald te worden en diverse subsidieregelingen zijn vrijgesteld van belastingheffing.
Met name de belastingschulden die zijn ontstaan als gevolg van het corona-uitstel, en die uiteindelijk toch betaald zullen moeten gaan worden, lijken zich als een steeds groter probleem te gaan manifesteren. De vraag is of veel ondernemers überhaupt in staat zijn om die belastingschulden in de komende jaren te voldoen, mede nu de coronapandemie maar door woedt en we inmiddels opnieuw in een strenge lockdown zitten.
Hetzelfde geldt overigens tot op zekere hoogte voor de diverse NOW-regelingen. Die worden in eerste instantie als voorschot verstrekt, en worden daarna, op basis van de daadwerkelijk gerealiseerde omzet, vastgesteld. Ook dit kan leiden tot aanzienlijke terugbetalingsvorderingen, waarvan het de vraag is of ondernemers daar feitelijk aan kunnen voldoen.
Een voorbeeld van instrumentalisme gerelateerd aan de coronapandemie dat op veel kritiek stuitte, is de BIK, de Baangerelateerde Investeringskorting. De BIK beoogt investeringen te stimuleren om daarmee banen te behouden of te creëren. De BIK leidt tot een korting op de afdracht loonheffing en is daarom geregeld in de Wet vermindering afdracht (WVA). De effectiviteit van deze maatregel wordt evenwel ten zeerste in twijfel getrokken, omdat er simpelweg geen relatie wordt gelegd tussen investeringen in bedrijfsmiddelen enerzijds en banen anderzijds. Uiteindelijk heeft het kabinet-Rutte III het voorstel, op grond van Europeesrechtelijke bezwaren in relatie tot de mogelijkheid dat de regeling als ongeoorloofde staatssteun zou kunnen worden aangemerkt, ingetrokken.12
En wederom: de toeslagenaffaire
En net als in het jaar 2019 en het jaar 2020, stond ook in het jaar 2021 de toeslagenaffaire volop in de maatschappelijke en politieke belangstelling. Het kabinet-Rutte III trad op 15 januari 202113 af als gevolg van de toeslagenaffaire. En de afwikkeling van de schadeclaims van de gedupeerde ouders zal naar verwachting nog vele jaren in beslag nemen. De Tweede Kamer dringt voortdurend aan op haast bij de afwikkeling, maar de praktijk blijkt weerbarstig.14 Zo zou er bij de zogenoemde Catshuisregeling (te weten de € 30.000-regeling) weer sprake zijn van een bepaalde mate van fraude.15 Ofwel: het ene probleem is nog niet opgelost of er ontstaat alweer een nieuw probleem. Wie wil er onder dit donkere gesternte nog staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane in het kabinet-Rutte IV worden? De enige oplossing is uiteraard de afschaffing van het toeslagenstelsel, hetgeen ook in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte IV is vastgelegd.