NTFR 2022/1315 - Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking aangenomen door Eerste Kamer

NTFR 2022/1315

NTFR 2022/1315 - Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking aangenomen door Eerste Kamer

Gegevens

Publicatie
NTFR 2022/1315
Auteur
mr. P.S. Schouten
Belastingadviseur en advocaat bij Greenberg Traurig in Amsterdam.
Jaargang
2022
Trefwoorden
EU ETS, Europees systeem voor handel in emissierechten
Relevante informatie
Wet bel. milieugr. art. 1

Samenvatting

De Eerste Kamer heeft op 15 maart jl. de Wet minimum CO2–prijs elektriciteitsopwekking aangenomen. De wet treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

De Wet minimum CO2–prijs elektriciteitsopwekking wijzigt de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) en de Wet milieubeheer (Wm) en voert, ter uitvoering van het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III, een minimum-CO2–prijs bij elektriciteitsopwekking in. De minimumprijs ziet op de emissie van broeikasgas (CO2) ten gevolge van elektriciteitsopwekking bij bedrijven die vallen onder het Europese systeem voor handel in emissierechten (EU ETS). Het betreft zowel de CO2–uitstoot van elektriciteitsopwekking door energiecentrales als de uitstoot bij elektriciteitsopwekking die ontstaat bij andere EU ETS-bedrijven (veelal de industrie). De minimum-CO2–prijs bestaat uit een combinatie van de CO2–prijs die volgt uit het EU ETS en een nationale belasting.

De Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) bespreekt op 22 maart 2022 de brief van staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) van 14 maart 2022 inzake de tussenevaluatie van het minimumprijspad CO2–prijs elektriciteitsopwekking.

Inhoud van de brief

De wet wordt opgenomen in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) en de Wet milieubeheer (Wm). Aan art. 1 Wbm wordt een onderdeel e toegevoegd waarin een minimum-CO2–prijs wordt opgenomen. Vervolgens wordt een nieuw hoofdstuk VIA opgenomen waarin de belastingheffing over de elektriciteitsopwekking verder wordt uitgewerkt in art. 71a tot en met 71g.

Blijkens de wet wordt een belasting geheven ter zake van de emissie van broeikasgas als gevolg van de opwekking van elektriciteit. De belasting wordt geheven van degene die op 31 december van het tijdvak een inrichting als bedoeld in art. 16.2, lid 1 en art. 16.3 Wm drijft. Indien op 31 december van het tijdvak geen inrichting meer wordt gedreven, wordt de belasting geheven van degene die als laatste in dat tijdvak de inrichting heeft gedreven.

De belasting wordt berekend over het aantal ton kooldioxide equivalent dat in de lucht is veroorzaakt overeenkomstig het elektriciteitsemissieverslag van de inrichting.

Aan het begin van elk kalenderjaar wordt het tarief bij regeling van onze Minister vervangen door een ander tarief. Dit tarief wordt berekend als volgt. Als uitgangspunt wordt genomen het hieronder genoemde bedrag voor dat kalenderjaar. Vervolgens wordt dat bedrag verminderd met de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht. Het tarief is niet lager dan nihil.

Het bovengenoemde bedrag bedraagt voor:

  1. het kalenderjaar 2020: € 12,30;

  2. het kalenderjaar 2021: € 13,50;

  3. het kalenderjaar 2022: € 14,90;

  4. het kalenderjaar 2023: € 16,40;

  5. het kalenderjaar 2024: € 18,00;

  6. het kalenderjaar 2025: € 19,80;

  7. het kalenderjaar 2026: € 21,80;

  8. het kalenderjaar 2027: € 24,00;

  9. het kalenderjaar 2028: € 26,40;

  10. het kalenderjaar 2029: € 29,00;

  11. de kalenderjaren vanaf 2030: € 31,90.

Daarnaast wordt aan de Wm een hoofdstuk 16A toegevoegd waarin de administratieve verplichtingen omtrent de elektriciteitsemissie zijn opgenomen. Bedrijven die onder de verplichtingen van de Wet minimum CO2–prijs elektriciteitsopwekking vallen, zullen hierdoor een elektriciteitsemissieverslag moeten bijhouden betreffende de emissies in een kalenderjaar als gevolg van de elektriciteitsopwekking.

Degene die een inrichting als bedoeld in art. 16.2, lid 1 en art. 16.3 Wm drijft, monitort de emissie van broeikasgas als gevolg van de opwekking van elektriciteit op basis van een elektriciteitsmonitoringplan, tenzij het tarief, bedoeld in art. 71f, lid 1, Wbm nihil is. Dit elektriciteitsmonitoringplan of een wijziging daarvan behoeft goedkeuring van het bestuur van de emissieautoriteit.

Het bestuur van de emissieautoriteit weigert de goedkeuring van een elektriciteitsmonitoringplan indien het elektriciteitsmonitoringplan niet voldoet aan een aantal in de wet gestelde eisen of indien het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het elektriciteitsmonitoringplan naar behoren uit te voeren.

Tot slot wordt de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangepast door in bijlage 2 in artikel 6 ‘Wet milieubeheer: artikel 18.16a, eerste, tweede of vijfde lid’ te vervangen door ‘Wet milieubeheer: de artikelen 18.16a, eerste, tweede of vijfde lid, en 18.16b, eerste lid’.

Commentaar

In het regeerakkoord 2017-2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’ was afgesproken om per 2020 een minimum-CO2–prijs voor elektriciteitsopwekking in te voeren bij bedrijven die vallen onder het EU ETS-systeem. Het wetsvoorstel Wet minimum CO2–prijs elektriciteitsopwekking was reeds op 22 juni 2021 door de Tweede Kamer aangenomen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 15 maart 2022, na stemming bij zitten en opstaan, aangenomen. Nu die minimum-CO2–prijs voor elektriciteitsproducenten er komt, wordt langjarig zekerheid geboden over de minimale hoogte van CO2–kosten die zij moeten betalen, zodat zij dit mee kunnen nemen bij hun investeringsbeslissingen. Door de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst Van Rij was reeds aangekondigd dat er na vijf jaar een evaluatie zou plaatsvinden, met name over de hoogte van het minimumprijspad. Op basis van het amendement-Grinwis is de evaluatietermijn verkort van vijf naar drie jaar. De reden hiervoor is voornamelijk dat de prijs voor emissierechten binnen het EU ETS behoorlijk is gestegen. Dit lijkt mij in het licht van het wetsvoorstel een prima beslissing. Het wetsvoorstel is immers ontworpen om een voldoende prikkelende werking te hebben. Als de minimumbedragen en de prijs voor emissierechten binnen het EU ETS te ver uiteen gaan lopen, mist het wetsvoorstel doel.

Het wordt overigens interessant om te zien welke rol het geplande ‘carbon border adjustment mechanism’ (CBAM) gaat spelen, dat onderdeel is van het ‘Fit-for-55’-pakket. Dit douanetarief wordt geheven bij de import van CO2–intensieve producten die van buiten de EU geïmporteerd worden. Het idee is dat vervuilers binnen de EU al betalen (EU ETS) voor de CO2 die ze uitstoten. Het is denkbaar dat landen buiten de EU een (veel) lagere prijs betalen voor dergelijke vervuiling, waardoor het interessant kan zijn deze goederen buiten de EU te produceren en te importeren. Dit geplande CBAM moet een gelijk speelveld creëren voor Europese producenten. Het CBAM heft aan de grens op de invoer van producten die vallen onder het EU ETS-systeem, waaronder dus elektriciteit. Een lokaal betaalde CO2–prijs mag worden afgetrokken van de CBAM-heffing. Het idee is dat het CBAM op termijn het systeem van EU ETS geheel vervangt.

Andere artikelen in deze aflevering