NTFR 2022/482 - Liever een freelancer dan een bureaucraat
NTFR 2022/482 - Liever een freelancer dan een bureaucraat
‘De geest moet waaien’ – Johnny van Doorn (1977)
Beleid is terug naar de vaste dienstbetrekking
Volgens het coalitieakkoord wil het nieuwe kabinet grote hervormingen op de arbeidsmarkt doorvoeren. Daarbij zullen het rapport van de Commissie-Borstlap van januari 2020 en het SER MLT-advies van juni 2021 als leidraad voor de inrichting gaan fungeren. Dat betekent een terugkeer naar de vaste dienstbetrekking, want met name het SER-rapport pleit voor meer interne en minder externe flexibiliteit. In andere publicaties komt dat ook vaker naar voren, mede gevoed door de ervaringen bij Uber, maaltijden-, boodschappen- en pakketbezorgers en andere internetplatforms en door de inkomensgevolgen van de COVID-pandemie.
Ik merk dat ik moeite heb met de nieuwe verheerlijking van de vaste baan, van de zekerheid waarvan we allemaal beter zouden worden. Het doet me terugdenken aan twintig jaar geleden, toen de zelfstandigheid opkwam. De titel van deze Opinie heb ik van een column uit NRC Handelsblad van maart 2008, geschreven door Arjan van den Born, ‘Liever een freelancer dan nog een bureaucraat’. Hij reageerde daarmee op een artikel uit dezelfde krant van februari 2008 van Menno van der Veen, ‘De schaduwkanten van de freelancemoraal’. We zijn dertien jaar verder en er is veel gebeurd; goed om te bespreken waar we nu staan en hoe we verder kunnen.
Golfbeweging
Eerst een historisch perspectief. Bij de ontwikkeling van ‘in dienstbetrekking’ en ‘zelfstandig’ werken is er sprake van een golfbeweging. Tot en met de jaren negentig was de dienstbetrekking de norm. Er waren wel zelfstandigen, maar die hadden een echt bedrijf of zelfstandig beroep en de freelancers/zzp’ers zoals we die nu in vele verschijningsvormen kennen, waren er nog maar weinig. De werknemersverzekeringen waren belangrijk: ZW, WAO en WW, en de fiscale aftrekposten voor zelfstandigen waren bescheiden. De twee kabinetten-Kok, met PvdA en VVD, hebben echter de ontwikkeling naar meer zelfstandigen in gang gezet, want onder het motto ‘werk, werk, werk’ werd de zelfstandigenaftrek verhoogd omdat meer werk door zelfstandigen net zo belangrijk werd gevonden als nieuwe banen voor werknemers. Ook werd de ZW afgeschaft en werd het eerstejaarsrisico van ziekte bij de werkgevers neergelegd, waardoor het in dienst nemen van werknemers gevaarlijker werd.
In de jaren nul kwam het zelfstandig werken steeds meer op. De vaste baan werd als een sleur ervaren, de vrijheid lonkte. In de Tweede en Eerste Kamer werd in 2004 gediscussieerd over de Verklaring Arbeidsrelatie en werd afgedwongen bij minister De Geus (Sociale Zaken) dat de VAR-wuo en de VAR-dga absolute vrijwaring moesten geven aan de opdrachtgevers. Hij stribbelde nog tegen met het argument dat de Belastingdienst misschien de mankracht niet had om zowel de aanvragen goed te beoordelen als achteraf de vermeende zelfstandigen te controleren, maar het parlement vond dat er op de VAR’s en de invloed van de zelfstandigen op de werkgelegenheid vertrouwd moest kunnen worden.
Daarna werd in 2007 de zelfstandigenaftrek verder verhoogd en werd de MKB-winstvrijstelling ingevoerd, waardoor het fiscale gat tussen werknemers en zelfstandigen substantieel werd. Bij € 40.000 inkomen per jaar hoefde een zelfstandige circa € 6.000 minder inkomstenbelasting te betalen dan een werknemer, en dat werd een aantrekkelijk verschil.
Opvallend genoeg kwamen er in de economische crisis die volgde op de kredietcrisis van 2008-2009 juist meer zelfstandigen bij. Na ontslag als werknemer gingen velen als zelfstandige verder, want zij konden zelfs met minder bruto-inkomen toch hetzelfde of meer netto overhouden. Dat er dan geen arbeidsongeschiktheidsverzekering en pensioenopbouw waren, werd door sommigen eerder als voordeel van zelfstandigheid gezien dan als gevaar.
In de jaren tien groeide dit verder tot meer dan een miljoen geregistreerde zelfstandigen zonder personeel. De Belastingdienst erkende het systeem van de VAR niet meer aan te kunnen; het beoordelen van de aanvragen lukte al nauwelijks, laat staan het achteraf controleren van individuele zelfstandigen. De oplossing werd gevonden in de Wet DBA, die de verantwoordelijkheid weer bij de opdrachtgevers/werkgevers legde, maar daartegen kwam zo veel weerstand dat staatssecretaris Wiebes in november 2016 de handhaving moest uitstellen om het vege (politieke) lijf te redden. De geest van zelfstandig werken was in de samenleving duidelijk uit de fles. Zelfs een ruime parlementaire meerderheid voor de Wet DBA kreeg die maatschappelijke weerstand niet veranderd.
Ook allerlei klein en sterk gereglementeerd werk werd intussen soms als zelfstandigheid vormgegeven, waardoor aan de onderkant van de samenleving een laag inkomen werd gecombineerd met nauwelijks sociale bescherming. Maar de weerstand hiertegen groeide en zo is er een nieuwe beweging richting de dienstbetrekking ontstaan. In 2022 lijkt het nieuwe kabinet hiermee aan de slag te willen gaan.
Zegeningen en gevaren van de vaste baan
Een groot voordeel van een vaste baan is werk- en inkomenszekerheid. Een ontslagvergoeding is nog steeds duur voor een werkgever. Een werkgever zal er daarom goed over nadenken of hij een vaste dienstbetrekking wil beëindigen. Met een vaste baan kan een huis worden gekocht en een hypotheeklening worden verkregen. Het idee van een vaste baan past bij een privéleven van trouwen, kinderen krijgen, geluk, midlifecrisis, burn-out, scheiden, mantelzorg voor ouders, verre reizen maken en met pensioen gaan. En voor velen leidt het ook tot grote betrokkenheid bij de organisatie waarvoor gewerkt wordt en tot een goede carrièreontwikkeling.
De gevaren van de vaste baan zijn echter helaas ook volop aanwezig, zeker op latere leeftijd, namelijk verstarren in het werk, geen ontwikkeling meer willen, niet meer uitgedaagd worden door telkens dezelfde soort werkzaamheden, volkomen vastdraaien en het niet aandurven om een stap naar een andere functie of organisatie te maken.
Eind jaren negentig kwam het schrikbeeld hiervan naar voren in de boekenserie Het Bureau van J.J. Voskuil, waarin hoofdpersoon Maarten Koning op een bureau van onderzoek naar dialectologie, volkskunde en naamkunde volkomen verstrikt raakte op een werkplek waar hij zich ongelukkig voelde, maar waar hij bleef werken vanwege de zekerheid van de vaste baan. Voskuil had Het Bureau gebaseerd op zijn ervaringen bij het Meertens Instituut in Amsterdam, en had echte werknemers daar met fictieve namen in zijn boeken opgenomen. Je werd er helemaal triest van als je las wat zij meemaakten en hoe de tijd voorbijging met veel gedoe maar weinig vooruitgang. Het was vreselijk om zo te moeten werken en leven.
Helaas ken ik uit eigen ervaring ook veel voorbeelden van werknemers die al heel lang ergens werkten en in een ‘gouden kooi’ zaten, want vanwege hun geweldige arbeidsvoorwaarden gingen ze natuurlijk geen andere baan zoeken, ook al waren ze ongelukkig.
Dat dit nog steeds volop vóórkomt, laat een promotieonderzoek van Jenny Huijs aan de Universiteit Utrecht van september 2019 zien. Dat gaat over werknemers die ‘mentaal al met pensioen zijn’: werknemers die zijn afgehaakt, weinig waardering voelen voor het werk, niet bevlogen meer zijn, geen zin hebben in doorleren en dus blijven zitten tot ze eindelijk met pensioen mogen. Werkgevers kunnen niets met hen, want als er een arbeidsconflict komt, zal de werknemer ziek thuis blijven en moet het salaris twee jaar doorbetaald worden (het tweede jaar voor 70%) of zal het tot ontslag komen met een aanzienlijke vergoeding. Met de komst van de transitievergoeding was de verwachting dat die kosten veel lager zouden worden, maar rechters beschermen werknemers vaak, waardoor er toch een ‘billijke’ vergoeding moet worden betaald, en dat kan een fors bedrag zijn.
Het gevolg is dat iedereen ongelukkig is: zowel de werknemer die tegen zijn zin veel te lang blijft zitten als de werkgever die hem of haar niet meer in beweging krijgt. En bij een ontslagprocedure kan er ook nog persoonlijke beschadiging bij komen als het tot een langdurige juridische vechtpartij komt.
Het Joodse gezegde ‘Ik wens u veel personeel’, waarmee wordt bedoeld dat het hebben van veel personeel geassocieerd wordt met grote zorgen en last, is hierop van toepassing.
Ruimte en beperkingen van zelfstandigheid
Dat is toch heel anders bij zelfstandigen. Zij hebben geen zekerheid over hun werk en moeten zich blijven ontwikkelen om interessant te blijven voor opdrachtgevers en zo hun inkomen te kunnen verdienen. Ze moeten hun sterke kanten uitbouwen en hun zwakke punten zien te verbeteren om het werk te kunnen blijven binnenhalen. En dat moet intrinsiek vanuit henzelf komen, want er is geen werkgever die hen op sleeptouw neemt. Geen zin hebben is geen optie voor een zelfstandige; het is ‘dan maak je maar zin’ om overeind te blijven op de markt.
Veel voormalige werknemers met een vaste baan die ontslagen werden vanwege een reorganisatie of omdat ze echt niets meer deden, zijn weer in beweging gekomen door als freelancer/zelfstandige te gaan werken, waarbij het de laatste jaren voor de werkgever alleen maar klagen en niets meer doen was, terwijl na het rouwproces van het ontslag en de keuze voor de zelfstandigheid een nieuwe bloeiperiode begon met creativiteit, flexibiliteit, beweging en daadkracht. Het werden weer leuke mensen, fijnere echtgenoten, betere vaders of moeders en hun toekomst ging er zonniger uitzien. Zelfstandigheid maakt iets los in mensen. Zoals ik begin 2020 in de NRC in een interview met een freelance verpleegkundige las: ‘Als zzp’er word ik elke ochtend gelukkig wakker.’
Maar natuurlijk biedt zelfstandigheid geen zekerheid, want opdrachten kunnen ophouden, het aanbod aan werk kan niet passen bij de vraag van de markt, de betaling kan ondermaats zijn, betalingen van debiteuren kunnen uitblijven, acquisitie vraagt durf en overtuiging, en ziekte en andere persoonlijke sores kunnen alle goede mogelijkheden belemmeren. En het is moeilijk om als zelfstandige echt langdurig bij te dragen aan de ontwikkeling van een bedrijf. Naast het al genoemde kleine en sterk gereglementeerde (zogenaamde) zelfstandige werk, dat weinig oplevert.