Ook niet uitbetaalde voorlopige teruggaaf kan worden verrekend met aanslag

Ook niet uitbetaalde voorlopige teruggaaf kan worden verrekend met aanslag

Gegevens

Nummer
2022/982
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:4124
Rubriek
Inkomstenbelasting diversen
Trefwoorden
vertrouwingsbeginsel, verrekening, openstaande schuld, voorlopige aanslag
Relevante informatie

Belanghebbende heeft een partner. Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2016 ingediend naar een bedrag van nihil. Aan haar is door middel van een voorlopige teruggaaf de algemene heffingskorting toegekend. Dit bedrag is nooit uitbetaald, maar verrekend met een openstaande belastingschuld. Bij de definitieve aanslag is dit bedrag weer teruggenomen, hetgeen leidde tot een te betalen bedrag aan belasting van € 2.242 en een bedrag aan belastingrente van € 47. Belanghebbende stelt dat de aanslag onterecht is omdat zij de voorlopige teruggaaf nooit heeft ontvangen en ook geen bericht van verrekening heeft gekregen. De rechtbank verwerpt dit beroep omdat dit geen reden is voor vernietiging of vermindering van de definitieve aanslag. Op grond van art. 15 AWR wordt een voorlopige teruggaaf verrekend met de definitieve aanslag. Niet van belang is of het bedrag daadwerkelijk is uitbetaald of dat een kennisgeving is gestuurd dat de teruggaaf wordt verrekend met een openstaande schuld. Belanghebbende stelt vervolgens dat zij erop mocht vertrouwen dat de definitieve aanslag naar hetzelfde bedrag zou worden vastgesteld. Dit beroep slaagt niet reeds omdat op de voorlopige teruggaaf is vermeld dat de aangifte nog gecontroleerd zou worden en dat de definitieve aanslag eventueel kan afwijken. De rechtbank beslist dat de heffingskorting terecht is teruggenomen omdat de partner van belanghebbende over 2016 geen IB/PVV verschuldigd was. Omdat de inspecteur de belastingrente heeft verminderd naar nihil, is het beroep gegrond.

(Beroep gegrond.)