Op 14 december 2022 publiceerden de leden van de Tweede Kamer Van der Lee (GroenLinks) en Nijboer (PvdA) de ‘Initiatiefnota Aanpak van Nederland als belastingparadijs’.1 Het doel van de initiatiefnota is om de aanpak van belastingontwijking verder te brengen en ervoor te zorgen dat Nederland niet langer spil is in het internationale web van belastingontwijking. De nota bevat daartoe verschillende voorstellen. Enerzijds gaat het om voorgestelde wijzigingen in het Nederlandse fiscale stelsel zelf. Anderzijds gaat het om voorstellen om de fiscale transparantie en integriteit te verhogen. Een van de voorstellen om de integriteit te verhogen is de invoering van een beroepseed voor belastingadviseurs.2 In deze opinie ga ik nader in op de voorgestelde beroepseed.
De initiatiefnota constateert dat veel belastingadviseurs integer hun werk doen. Zo wordt gewezen op het ondersteunen van mkb’ers om gebruik te maken van fiscale regelingen die de overheid voor het mkb heeft gecreëerd. Er wordt echter ook gewezen op het verschijnsel van adviseurs die het als kunst zien nog complexere constructies te bedenken waarmee op agressieve wijze belasting kan worden ontweken. Volgens de initiatiefnota is het onwenselijk dat belastingadviseurs bijdragen aan agressieve fiscale constructies, omdat dit de belastingmoraal en het vertrouwen in de beroepsgroep ondermijnt. Als oplossing voor dit probleem wordt de beroepseed genoemd. Een dergelijke eed zou eraan bijdragen dat wordt gehandeld met integriteit, zorgvuldigheid en een maatschappelijk kompas. Belastingadviseurs die de beroepseed hebben afgelegd, worden opgenomen in een register van geautoriseerde belastingadviseurs. Het register zal worden beheerd door een organisatie die ook voor tuchtrecht zal zorgen en voor passende consequenties in het geval een belastingadviseur duidelijk tegen de eed ingaat. Dit voorstel wordt gezien als een verzekering dat de belastingadviseur in de toekomst niet alleen kijkt naar wat er expliciet is toegestaan of verboden in juridische zin, maar zich ook afvraagt of het uit te brengen advies in moreel opzicht wenselijk is. Een en ander zou in wetgeving moeten worden neergelegd.